ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ9306

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
15/710851-11
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van witwassen na inbraak bij bedrijf

In de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van witwassen, heeft de rechtbank Noord-Holland op 4 februari 2013 uitspraak gedaan. De zaak betreft een inbraak die plaatsvond in de nacht van 24 op 25 november 2009 bij het bedrijf [bv] in Hoofddorp, waarbij bankpassen en codes voor telebankieren werden gestolen. Na de inbraak zijn er grote geldbedragen van de bankrekening van [bv] overgemaakt naar verschillende begunstigden. Een van deze overboekingen betrof een bedrag van 110.564 euro, dat op 25 november 2009 om 00:49 uur werd gestort op de bankrekening van [bedrijf], waar de verdachte werkzaam was en de bankzaken beheerde.

De verdachte heeft verklaard dat hij het geldbedrag op de rekening van [bedrijf] heeft ontvangen en dat hij daarmee openstaande rekeningen heeft voldaan. Hij ontkent echter enige kennis te hebben van het bedrijf [bv] en beweert dat hij nog geld tegoed had van een eerder bedrijf dat met een vergelijkbare naam begon. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte wist of had moeten vermoeden dat het geld afkomstig was van een misdrijf. Daarom heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet schuldig is aan het witwassen of de heling van het geldbedrag van 110.564 euro.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die had gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, verworpen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de tenlastelegging niet bewezen kon worden verklaard en heeft de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 4 februari 2013.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/710851-11
Uitspraakdatum: 4 februari 2013
Verstek
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 januari 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Turkije),
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ten lande.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.J.V. van Venrooij en hetgeen zij bij requisitoir naar voren heeft gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na ter terechtzitting toegelaten wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Primair:
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 25 november 2009 tot en met 14 februari 2011, te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,en/of Amsterdam, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 110.564,- euro (zegge honderdtienduizend vijfhonderd en vierenzestig euro), althans een geldbedrag heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten een geldbedrag van 110.564,- euro, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist danwel redelijkerwijs moest vermoeden dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 25 november 2009 tot en met 14 februari 2011 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, een geldbedrag van 110.564,- euro (zegge honderd tienduizend vijfhonderd vierenzestig euro), in elk geval een geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat geldbedrag redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder primair ten laste gelegde feit.
3.2. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder primair en subsidiair ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
Uit het dossier blijkt dat in de nacht van 24 op 25 november 2009 een inbraak heeft plaatsgevonden bij het bedrijf [bv] gevestigd te Hoofddorp. Bij deze inbraak zijn bankpassen en codes voor het telebankieren weggenomen. Nog diezelfde nacht zijn van de bankrekening van [bv] grote geldbedragen naar bankrekeningen van diverse begunstigden overgemaakt. Vast is komen te staan dat op de bankrekening met nummer [rekeningnummer] ten name van [bedrijf], zijnde het bedrijf waar verdachte werkzaam was en de bankzaken beheerde in het bedrijf van zijn broer, op 25 november 2009 om 00:49 uur middels een spoedoverboeking een groot geldbedrag is gestort, namelijk een bedrag van 110.564 euro, afkomstig van [bv]. Vervolgens zijn er op diezelfde dag 25 november 2009 tientallen betalingen verricht vanaf voormelde bankrekening van [bedrijf], waaronder een betaling van 36.000 euro aan de Belastingdienst.
Ten overstaan van de politie heeft verdachte verklaard dat het inderdaad juist is dat voornoemd geldbedrag van 110.564 euro op de bankrekening van [bedrijf] is gestort en dat daarmee een aantal openstaande rekeningen zijn voldaan. Voorts verklaarde verdachte dat hij het bedrijf [bv] niet kent, maar dat in het verleden een bedrijf dat begon met de naam [afgeleid van naam bv] bij hen was gevestigd en dat hij van dat bedrijf nog geld tegoed had.
Hoewel bovenstaande gang van zaken vragen oproept, is de rechtbank van oordeel dat uit het verhandelde ter terechtzitting en de inhoud van het dossier niet het wettig en overtuigend bewijs kan worden ontleend dat verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het voormelde op de bankrekening van [bedrijf] gestorte geldbedrag middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig is, zodat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen dan wel de heling van het geldbedrag van 110.564 euro, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
4. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.J.A. Plaisier, voorzitter,
mr. A.C.M. Rutten en mr. J.J.M. Uitermark, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.V. Ramdharie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van maandag 4 februari 2013.