RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Sector Strafrecht
Parketnummer: 14/810319-12
Uitspraakdatum: 7 februari 2013
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 januari 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Turkije),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Almere te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.E. Stroink en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A.D. Kloosterman, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 juli 2012 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in/uit een woning gelegen op/aan de [adres] aldaar, heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) (van in totaal -ongeveer- 170 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en) (van in totaal -ongeveer- 170 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) -getooid met (een) bivakmuts(en)- naar die woning is/zijn toegegaan en/of (vervolgens) die woning heeft/hebben betreden en/of (daarna) heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] een knietje op/tegen het lichaam gegeven waardoor die [slachtoffer] ten val kwam en/of een kussen op/tegen de mond van die [slachtoffer] gedrukt
en/of
(daarna) heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij, die [slachtoffer], op zijn buik op de grond moest gaan liggen en/of (daarbij) heeft/hebben zij/hij die [slachtoffer] in zijn buik getrapt en/of geschopt
en/of
(vervolgens) heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) een magazijn gevuld met patronen getoond en/of getoond gehouden aan die [slachtoffer]
en/of
(daarna) heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) de polsen en/of de benen van die [slachtoffer] aan elkaar getaped
en/of
(daarbij) heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] toegevoegd: "Waar is de GHB" en/of "Als wij straks vinden wat jij niet wilt zeggen dan loopt het niet goed voor je af" en/of "Er is hier contant geld want u handelt in drugs. Waar is uw geld?, althans woorden van dergelijke aard of strekking;
art 310, 312 en 317 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 16 juli 2012 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij, die [slachtoffer], op zijn buik op de grond moest gaan liggen en/of (daarna) de polsen en/of de benen van die [slachtoffer] aan elkaar getaped (zodat die [slachtoffer] niet kon weglopen en/of vluchten);
art 47 en 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 16 juli 2012 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (merk Para-Ordnance ic, kaliber .45 ACP), en/of munitie van categorie III, te weten een of meer patro(o)n(en), voorhanden heeft gehad;
art 26 Wet Wapens en Munitie
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Inleiding
Op 16 juli 2012 omstreeks 02.20 uur wordt aangever [slachtoffer], wonende aan de [adres] in Middenmeer, in zijn woning overvallen door twee mannen met bivakmutsen over hun hoofd. [slachtoffer] wordt geschopt en gedwongen op de grond te gaan liggen en vervolgens worden zijn benen en polsen met tape vastgebonden. De woning wordt door één van de twee mannen doorzocht en [slachtoffer] wordt meermalen bedreigd. De buurman ([getuige]) hoort vreemde geluiden in de woning van zijn buurman en belt de politie. Als de politie ter plaatse is worden twee verdachten ([medeverdachte 1] en [verdachte]) in de bosjes in de tuin van de woning van [slachtoffer] aangetroffen. Kort na de overval zien verbalisanten een donkergekleurde Volkswagen Golf vanuit de richting van de [adres] in Middenmeer met hoge snelheid wegrijden. Er volgt een achtervolging, waarbij de bestuurder van de Golf met hoge snelheid over de A7 richting Friesland rijdt. In Friesland wordt de bestuurder van deze auto ([medeverdachte 2]) aangehouden.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] zich samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de woningoverval op 16 juli 2012 op de [adres] in Middenmeer.
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] samen met een ander of anderen [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd en dat hij samen met een ander een wapen en munitie in zijn bezit heeft gehad.
4. Bewijs
4.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
4.2 Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat niet kan worden vastgesteld dat zijn cliënt een van de personen is die in de woning van [slachtoffer] aanwezig zijn geweest. Niet kan worden bewezen dat verdachte enige uitvoeringshandeling heeft verricht. Ook overigens zijn onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gekomen waaruit blijkt dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de personen die in de woning aanwezig zijn geweest, en er kan daarom niet worden gesproken van medeplegen. De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten.
4.3 Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
In de nacht van 15 op 16 juli 2012 ligt [slachtoffer] te slapen in zijn woning aan de [adres] in Middenmeer, gemeente Hollands Kroon. Hij slaapt op een matras in zijn woonkamer in verband met de warmte in zijn slaapkamer. [slachtoffer] wordt wakker van gestamp op de trap en als hij zijn ogen opent ziet hij twee personen van boven naar beneden de trap af komen rennen met beiden een zaklantaarn in hun hand. De mannen komen op [slachtoffer] af en roepen “politie, politie, rustig, rustig” en schijnen hem daarbij met hun zaklantaarn in zijn ogen. De mannen hebben beiden een zwarte bivakmuts op. [slachtoffer] meent ook een pistool te herkennen.
De kleinste van de twee mannen pakt [slachtoffer] vast en zegt tegen [slachtoffer] dat hij rustig moet blijven. Vervolgens geeft deze kleine man [slachtoffer] een knietje tegen zijn linkerbovenbeen. De man pakt [slachtoffer] vast bij zijn schouders of nek en [slachtoffer] valt op de grond. De kleine man duwt daarna een kussen op de mond van [slachtoffer]. [slachtoffer] krijgt een trap in zijn buik en krijgt de opdracht om op zijn buik te gaan liggen. [slachtoffer] draait zich om en moet vervolgens zijn handen op zijn rug leggen en zijn benen kruisen. De mannen tapen samen de polsen van [slachtoffer] tegen elkaar evenals zijn benen ter hoogte van zijn enkels.
De kleinste man zegt tegen [slachtoffer] “waar is de GHB” en als [slachtoffer] antwoordt “wat is dat?”, loopt de langste man weg richting de productieruimte voor aromatherapie in de woning van [slachtoffer]. De kleinste persoon blijft bij [slachtoffer] en zegt tegen [slachtoffer] “als wij straks vinden wat jij niet wil zeggen, dan loopt het niet goed voor je af”. Ook laat deze kleine man een patroonhouder zien waar goudkleurige kogels in zitten. De lange man komt zonder spullen terug en de kleine man zegt tegen [slachtoffer] “er is hier contant geld, want u handelt in drugs, waar is uw geld”. [slachtoffer] antwoordt dat er in het kantoor in de kast een portemonnee ligt en dat daar de kas van de zaak staat die op slot zit. [slachtoffer] legt daarbij uit dat het sleuteltje in een bakje in het rechterbovenkastje ligt. De lange persoon pakt de sleutel en loopt richting de kast. Als de lange man terug is zegt de kleine persoon tegen [slachtoffer] “ik kan me niet voorstellen dat er niet meer is dan die paar tientjes” en de lange persoon loopt vervolgens naar boven. De lange persoon komt weer beneden en de kleine persoon vraagt [slachtoffer] naar de sleutel van de schuur, waarop [slachtoffer] uitlegt dat deze bij de achterdeur ligt. Beide mannen lopen vervolgens naar de achterdeur. Op dat moment komt de politie bij de woning van [slachtoffer] aan.
Een verbalisant ziet in de woonkamer van de woning aan de [adres] in Middenmeer een man op de grond liggen. Zijn voeten waren vast getapet met zogeheten duct tape en zijn handen zaten vast op zijn rug. De tape zat ook om zijn handen.
De buurman van [slachtoffer], [getuige], wordt in de nacht van 15 op 16 juli 2012 wakker van gestommel en van geblaf van zijn hond. Vervolgens hoort [getuige] stemmen uit de woning van zijn buurman [slachtoffer] komen, waarbij de stemtonatie dreigend is. [getuige] gaat aan de achterzijde van de woning over de schutting kijken en hoort dan het geluid van afrollend tape. De vrouw van [getuige] belt de politie en [getuige] gaat met zijn hond en zijn maglite naar de voorzijde van zijn woning.
Als hij buiten staat ziet [getuige] binnen een verplaatsende lichtbundel als van een zaklamp. Even later hoort [getuige] voetstappen en ziet hij een persoon over het oprijpad van [slachtoffer] naar de weg rennen. De hond van [getuige] begint te blaffen, waarna de persoon schrikt en aarzelt. [getuige] schijnt met zijn zaklamp in de richting van deze persoon en roept tegen zijn hond “Pleun, pak hem!”. De persoon rent de bosschages in en wordt daar na korte tijd aangehouden door de politie.
Als [getuige] vervolgens wegloopt richting zijn woning, hoort hij geritsel uit de struiken in de voortuin, direct grenzend aan de woning van [slachtoffer], komen en ziet hij de struik heen en weer bewegen. Hij schijnt met zijn maglite op de struik en ziet een jack tussen de struik. [getuige] seint vervolgens de politie in dat een tweede verdachte zich daar bevindt, waarop de politie ook deze man aanhoudt.
In de bosschages in de voortuin van [slachtoffer] worden een vuurwapen en een zwarte tas aangetroffen. Het vuurwapen blijkt te zijn doorgeladen en betreft een pistool van het merk Para-ordnance type P10-45. Uit onderzoek is gebleken dat het een vuurwapen betreft als bedoeld in artikel 1 onder 3 van de Wet Wapens en Munitie. Daarnaast zijn zes patronen aangetroffen in het wapen. In de aangetroffen zwarte tas is geld en duct tape aanwezig. Uit onderzoek is gebleken dat de tape waarmee de polsen en enkels van [slachtoffer] zijn vastgebonden afkomstig is geweest van deze rol duct tape. Het aangetroffen geld komt wat betreft de biljetten nagenoeg overeen met de door de aangever [slachtoffer] genoemde biljetten.
Uit onderzoek is voorts gebleken dat – met de hoogste waarschijnlijkheidsgraad die het Nederlands Forensisch Instituut hanteert – op het pistool, de zwarte tas en de taperol het DNA van [verdachte] is aangetroffen.
Als [slachtoffer] tijdens zijn verhoor door de politie wordt gevraagd om de mannen die in zijn woning waren te omschrijven, verklaart hij dat de kortere man een gedrongen, stevig postuur had.
In de politiesystemen staat vermeld dat [medeverdachte 1] 1.67 meter lang is en [verdachte] 1.78 meter lang. De rechtbank heeft ter terechtzitting ook waargenomen dat verdachte [medeverdachte 1] kleiner is dan verdachte [verdachte].
[slachtoffer] heeft in zijn hierboven genoemde omschrijving verklaard dat hij denkt dat deze persoon iets langer was dan hij zelf. [slachtoffer] is 1.74 meter lang. De rechtbank merkt hierbij op dat [medeverdachte 1] niet langer is dan 1.74 meter. De raadsman heeft betoogd dat de beschrijving van de overvallers door [slachtoffer] op dat punt niet overeenkomt met de verdachte [medeverdachte 1].
Naar het oordeel van de rechtbank kan een afwijkende waarneming worden verklaard door de felle lichtbundels waarmee [slachtoffer] in zijn gezicht werd geschenen en het korte moment waarop hij rechtop heeft gestaan in de nabijheid van de daders. Dit onderdeel van de beschrijving vormt dan ook voor de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat [medeverdachte 1] en [verdachte] niet voldoen aan de omschrijving van [slachtoffer].
Verdachte heeft zich gedurende het gehele vooronderzoek alsmede ter terechtzitting beroepen op zijn zwijgrecht omtrent de reden van zijn nachtelijke aanwezigheid bij de woning van [slachtoffer].
Gelet op het feit dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] direct na de overval in de voortuin van de woning van [slachtoffer] in de bosschages is aangetroffen en aangehouden, alsmede gelet op de in hun nabijheid aangetroffen voorwerpen en op het aangetroffen DNA van verdachte op de taperol waarvan de tape afkomstig was waarmee de armen en benen van [slachtoffer] zijn vastgetapet kan het niet anders zijn dan dat deze twee verdachten de mannen zijn die in de woning van [slachtoffer] zijn geweest en hier door middel van geweld en bedreiging met geweld een geldbedrag hebben weggenomen van [slachtoffer]. De rechtbank betrekt bij haar oordeel het gegeven dat beide verdachten desgevraagd hebben nagelaten om de hierboven weergegeven redengevende feiten en omstandigheden voor hun betrokkenheid bij dit strafbare feit te ontzenuwen. De aangifte van [slachtoffer] wordt hierbij ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige] en door de wijze waarop de verbalisant [verbalisant] [slachtoffer] in zijn woning heeft aangetroffen.
De rechtbank acht tevens bewezen dat verdachte en [medeverdachte 1] zich samen schuldig hebben gemaakt aan het wederrechtelijk van de vrijheid beroven van [slachtoffer] door zijn armen en zijn benen aan elkaar vast te tapen.
Ten slotte acht de rechtbank bewezen dat verdachte in de woning van [slachtoffer] samen met medeverdachte [medeverdachte 1] een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad, gelet op het aangetroffen wapen in de zwarte tas in de voortuin van [slachtoffer] (vlak bij de plek waar de verdachten zijn aangetroffen) met daarop het DNA van verdachte en de verklaring van [slachtoffer] dat hij meende een vuurwapen te hebben gezien.
4.5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 16 juli 2012 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een woning gelegen aan de [adres] aldaar, heeft weggenomen een geldbedrag van in totaal ongeveer 170 euro, toebehorende aan [slachtoffer],
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en zijn mededader -getooid met bivakmutsen- naar die woning zijn toegegaan en vervolgens die woning hebben betreden en hebben hij, verdachte, en zijn mededader die [slachtoffer] een knietje tegen het lichaam gegeven en een kussen tegen de mond van die [slachtoffer] gedrukt
en
daarna hebben hij, verdachte, en zijn mededader tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij, die [slachtoffer], op zijn buik op de grond moest gaan liggen en hebben zij die [slachtoffer] in zijn buik getrapt
en
vervolgens hebben hij, verdachte, en zijn mededader een magazijn gevuld met patronen getoond aan die [slachtoffer]
en
hebben hij, verdachte, en zijn mededader de polsen en de benen van die [slachtoffer] aan elkaar getapet
en
hebben hij, verdachte, en zijn mededader die [slachtoffer] toegevoegd: "Waar is de GHB" en "Als wij straks vinden wat jij niet wilt zeggen dan loopt het niet goed voor je af" en "Er is hier contant geld want u handelt in drugs. Waar is uw geld?”;
2.
hij op 16 juli 2012 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader met dat opzet tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij, die [slachtoffer], op zijn buik op de grond moest gaan liggen en daarna de polsen en de benen van die [slachtoffer] aan elkaar getapet zodat die [slachtoffer] niet kon weglopen en/of vluchten;
3.
hij op 16 juli 2012 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon, tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Para-Ordnance ic, kaliber .45 ACP), en munitie van categorie III, te weten patronen, voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
Ten aanzien van feit 3:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
7.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en zes maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2 Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat bij een eventuele strafoplegging rekening dient te worden gehouden met de samenloop van de drie feiten. Daarnaast heeft de raadsman bepleit dat in een zaak die twee jaar geleden bij de rechtbank in Alkmaar speelde, waarbij excessief geweld is gebruikt en sprake was van een veel ernstiger feitencomplex, een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren is opgelegd en dat de strafeis gelet hierop niet in verhouding tot deze zaak staat.
7.3 Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een nachtelijke gewapende overval op een woning. Hierbij is het slachtoffer onder meer gekneveld en bedreigd. Verdachte en zijn medeverdachte droegen bivakmutsen en er werd een patroonhouder met kogels getoond.
Het wederrechtelijk de vrijheid beroven van het slachtoffer door zijn armen en benen vast te tapen en het bezit van een vuurwapen zijn afzonderlijk ten laste gelegd onder feit 2 en 3. De rechtbank zal hierbij rekening houden met de eendaadse samenloop.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van feiten als het onderhavige ook lange tijd na de gebeurtenissen nog kampen met gevoelens van angst en onveiligheid. Dit geldt te meer nu het slachtoffer in zijn eigen woning is overvallen. Voorts leiden feiten als het onderhavige tot maatschappelijke onrust. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zich kennelijk slechts heeft laten leiden door eigen financieel gewin en zich niet heeft bekommerd om het welzijn en de gevoelens van het slachtoffer.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 17 juli 2012, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake van geweldsdelicten is veroordeeld. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 23 januari 2013 van M. Litjens, als reclasseringswerker verbonden aan Leger des Heils Flevoland, locatie Lelystad. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Betrokkene is een ontkennende verdachte. Hij is sinds 1999 met enige regelmaat in aanraking gekomen met justitie. Betrokkene geeft aan dat hij van zijn 18e tot zijn 21e levensjaar de verkeerde vrienden gehad heeft en kan niet uitleggen hoe de laatste veroordelingen tot stand zijn gekomen. Betrokkene lijkt van mening dat de delicten hem zijn overkomen. [verdachte] lijkt over weinig zelfkennis te beschikken.
Betrokkene had voor detentie geen structurele vorm van dagbesteding en inkomen. Het sociale netwerk van betrokkene lijkt stabiel en hier lijkt hij ook op te steunen. Het gebrek aan zelfinzicht zorgt voor een verhoogd recidiverisico. Een reclasseringstoezicht kan betrokkene helpen zijn inzicht te vergroten.
Ingeschat wordt dat er een hoog risico op onttrekken aan voorwaarden is. [verdachte] heeft zich al eerder niet aan de voorwaarden van een reclasseringstoezicht gehouden.
Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een meldingsgebod.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een langdurige vrijheidsbenemende straf moet worden opgelegd, zodat de rechtbank niet zal toekomen aan het door de reclassering geadviseerde toezicht. De opgelegde vrijheidsbenemende straf is lager dan de door de officier van justitie geëiste straf, nu de rechtbank de oriëntatiepunten van het LOVS en de strafoplegging in soortgelijke zaken in haar overweging heeft betrokken.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 47, 55, 282 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, en
artikel 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. W.C. Oosterbroek en mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. de Jong,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 februari 2013.