De feiten
1. Op 17 maart 2006 heeft het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (hierna: het Rijk) aan de rechtsvoorgangster van Breijer, Schaap Bouw B.V. (hierna: Schaap) opdracht verstrekt tot het aanbrengen van geluidswerende voorzieningen aan 30 woningen te Zwanenburg, waaronder die van [eisende partij], in het kader van het project Geluidsisolatie Schiphol 2e fase.
2. Schaap heeft (onder meer) een geluidwerend kozijn aangebracht aan de achterzijde van de woning van [eisende partij]
3. Op 19 januari 2007 is ten aanzien van de aan de woning van [eisende partij] verrichte werkzaamheden, inclusief schilderwerk, een proces-verbaal van oplevering opgemaakt.
4. Na klachten van [eisende partij] over de staat van het door Schaap uitgevoerde schilderwerk aan de kozijnen van de woning, heeft Breijer in 2010 opnieuw schilderwerk aan de kozijnen verricht.
5. Bij brief van 20 april 2011 heeft de gemachtigde van [eisende partij] onder meer het volgende aan Breijer meegedeeld: “ Cliënt heeft herhaaldelijk geklaagd over schimmelvorming op de kozijnen. Circa een jaar geleden is er wel een aanvang met het opnieuw schilderen van de kozijnen gemaakt, maar helaas ook niet meer dan dat. […] Bovendien heeft cliënt recent gereclameerd over het inzakken van het door u vernieuwde dak van de keuken, met als gevolg dat de gevel op het […] kozijnen leunt, althans lijkt te leunen.”
6. Op 5 mei 2011 heeft Breijer onder meer het volgende geantwoord: “Eind 2006 heeft Breijer Bouw Huizen Bv op de bestaande dakconstructie alleen een geluidswerend pakket en een nieuwe dakbedekking aangebracht, alsmede het bestaande kozijn vervangen. Gelet op het feit dat Breijer Bouw Huizen Bv niet aan de bestaande constructie heeft gewerkt wijzen zij uw garantieklacht dan ook met klem af.”
7. In 2011 heeft Breijer aanvullende schilderwerkzaamheden aan de kozijnen verricht. Medio juli 2011 heeft Breijer het schilderwerk opgeleverd.
8. Bij brief van 22 juli 2011 heeft de gemachtigde van [eisende partij] aan Breijer meegedeeld dat [eisende partij] niet tevreden is over het schilderwerk. Zij heeft Breijer voorts verzocht haar standpunt kenbaar te maken ten aanzien van het inzakken van het dak.
9. Op 22 juli 2011 heeft Breijer onder meer het volgende geantwoord: “Het schilderwerk is conform afspraak, afgerond en opgeleverd […]. Wij hebben niet kunnen constateren dat door het vervangen van het bestaande kozijn nadien een scheurvorming of zetting heeft plaatsgevonden. Nogmaals deel ik u mee dat Rijkswaterstaat een vooropname heeft gedaan en de situatie heeft beoordeeld. Wij hebben geen opdracht ontvangen om de bestaande constructie te wijzigen.”
10. Op 10 augustus 2011 heeft [eisende partij] aan CED BrandVaria B.V. (hierna: CED) opdracht gegeven te onderzoeken (i) of het schilderwerk aan de kozijnen van de woning naar behoren is uitgevoerd en (ii) of het dak van de keuken is ingezakt.
11. Op 5 januari 2012 heeft CED zowel vraag (i) als vraag (ii) ontkennend beantwoord. Met betrekking tot vraag (i) heeft CED onder meer het volgende opgemerkt: “Bij onze opname hebben wij geconstateerd dat deze houtsoort door vochtinwerking is verkleurd […] de nu aanwezige verkleuringen van/in deze houtsoort […] zijn echter slechts een visuele zichtvermindering.” Met betrekking tot vraag (ii) heeft CED in haar rapportage onder meer het volgende opgenomen: “Het probleem betreft vooralsnog niet het dak doch het feit dat destijds bij plaatsing van dit nieuwe kozijn erboven geen (beton en/of stalen) latei is toegepast. […] Dit kozijn met deze breedte mag niet dragend zijn toegepast […] De aannemer dient dit uit hoofde van zijn professie te weten. Indien al niet bekend bij zijn opdrachtgever destijds, had deze gewaarschuwd moeten worden […] De gemetselde latei zal vervangen moeten worden voor een dragende latei […] De kosten hiervoor hebben wij globaal begroot op circa e. 3.000,00.”
12. Bij factuur van 5 januari 2012 heeft CED een bedrag van € 991,27 bij [eisende partij] in rekening gebracht ter zake van expertisekosten.
13. Bij brief van 27 februari 2012 heeft de gemachtigde van [eisende partij] Breijer aansprakelijk gesteld voor de schade die [eisende partij] lijdt ten gevolge van de tekortkoming door Breijer, bestaande uit € 3.000,00 voor een nog te plaatsen latei, € 1.500,00 ter zake van de verkleuring van het schilderwerk en € 991,27 in verband met de kosten van het expertiserapport. Daarnaast heeft de gemachtigde Beijer verzocht om aan te geven of deze bereid is alsnog kosteloos een latei van beton of staal te plaatsen.