RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Sector Strafrecht
Parketnummer: 14/810318-12
Uitspraakdatum: 7 februari 2013
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 januari 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Irak),
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Haarlem te Haarlem.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.E. Stroink en van wat verdachte en mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, advocaat te Amsterdam, waarnemend voor zijn kantoorgenoot mr. M. van Dam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1.
(primair)
hij op of omstreeks 16 juli 2012 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in/uit een woning gelegen op/aan de [adres] aldaar, heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) (van in totaal -ongeveer- 170 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en) (van in totaal -ongeveer- 170 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) -getooid met (een) bivakmuts(en)- naar die woning is/zijn toegegaan en/of (vervolgens) die woning heeft/hebben betreden en/of (daarna) heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] een knietje op/tegen het lichaam gegeven waardoor die [slachtoffer] ten val kwam en/of een kussen op/tegen de mond van die [slachtoffer] gedrukt
en/of
(daarna) heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij, die [slachtoffer], op zijn buik op de grond moest gaan liggen en/of (daarbij) heeft/hebben zij/hij die [slachtoffer] in zijn buik getrapt en/of geschopt
en/of
(vervolgens) heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) een magazijn gevuld met patronen getoond en/of getoond gehouden aan die [slachtoffer]
en/of
(daarna) heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) de polsen en/of de benen van die [slachtoffer] aan elkaar getaped
en/of
(daarbij) heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] toegevoegd: "Waar is de GHB" en/of "Als wij straks vinden wat jij niet wilt zeggen dan loopt het niet goed voor je af" en/of "Er is hier contant geld want u handelt in drugs. Waar is uw geld?, althans woorden van dergelijke aard of strekking;
art 310, 312 en 317 Wetboek van Strafrecht
(subsidiair)
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 16 juli 2012 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon, tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in/uit een woning gelegen op/aan de [adres] aldaar, heeft/hebben weggenomen een of meer geldbedrag(en) (van in totaal-ongeveer- 170 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die/deze [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan die/deze [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of aan verdachte hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en) (van in totaal-ongeveer- 170 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die/deze [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die/deze [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] -getooid met (een) bivakmuts(en)- naar die woning is/zijn toegegaan en/of (vervolgens) die woning heeft/hebben betreden en/of (daarna) heeft/hebben die/deze [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] die [slachtoffer] een knietje op/tegen het lichaam gegeven waardoor die [slachtoffer] ten val kwam en/of een kussen op/tegen de mond van die [slachtoffer] gedrukt en/of
(daarna) heeft/hebben die/deze [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij, die [slachtoffer], op zijn buik op de grond moest gaan liggen en/of (daarbij) heeft/hebben die/deze [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] die [slachtoffer] in zijn buik getrapt en/of geschopt en/of (vervolgens) heeft/hebben die/deze [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] een magazijn gevuld met patronen getoond en/of getoond gehouden aan die [slachtoffer] en/of (daarna) heeft/hebben die/deze [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] de polsen en/of de benen van die [slachtoffer] aan elkaar getaped
en/of
(daarbij) heeft/hebben die/deze [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] die [slachtoffer] toegevoegd: "Waar is de GHB" en/of "Als wij straks vinden wat jij niet wilt zeggen dan loopt het niet goed voor je af" en/of "Er is hier contant geld want u handelt in drugs. Waar is uw geld?, althans woorden van dergelijke aard of strekking,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 16 juli 2012 te Middenmeer en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door die/deze [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] –als bestuurder van een auto- naar die woning toe te brengen en/of (vervolgens) daar op die/deze [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te blijven wachten en - zonodig - die/deze [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] – te vervoeren en/of een vluchtmogelijkheid te bieden en/of de buit te vervoeren;
art 310, 312, 317, 48 Wetboek van Strafrecht
2.
(primair)
hij op of omstreeks 16 juli 2012 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij, die [slachtoffer], op zijn buik op de grond moest gaan liggen en/of (daarna) de polsen en/of de benen van die [slachtoffer] aan elkaar getaped (zodat die [slachtoffer] niet kon weglopen en/of vluchten);
art 47 en 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
(subsidiair)
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 16 juli 2012 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon, tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft /hebben die/deze [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] met dat opzet tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij, die [slachtoffer], op zijn buik op de grond moest gaan liggen en/of (daarna) de polsen en/of de benen van die [slachtoffer] aan elkaar getaped (zodat die [slachtoffer] niet kon weglopen en/of vluchten), tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 16 juli 2012 te Middenmeer en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door die/deze [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] –als bestuurder van een auto- naar die woning toe te brengen en/of (vervolgens) daar op die/deze [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te blijven wachten en - zonodig - die/deze [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] – te vervoeren en/of een vluchtmogelijkheid te bieden;
art 47, 48 en 282 Wetboek van Strafrecht
3.
(primair)
hij op of omstreeks 14 juni 2012 in de gemeente Arnhem met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (een Volkswagen Golf, kleur zwart, met het kenteken [kenteken]), welke auto stond geparkeerd op de/een carpoolplaats ter hoogte van de A12 - N78 op/aan de Europaweg aldaar, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of (een) valse sleutel(s);
artikel 310, 311 Wetboek van Strafrecht;
(subsidiair)
hij in of omstreeks de periode van 14 juni 2012 tot en met 16 juli 2012 in de gemeente Arnhem en/of Middenmeer, in elk geval in Nederland, een personenauto ( een Volkswagen Golf, kleur zwart) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wist, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
artikel 416/1/a Wetboek van Strafrecht;
4.
(primair)
hij op of omstreeks 05 juli 2012 in de gemeente Arnhem, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer kentekenplaten (kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of (een) valse sleutel(s);
artikel 310, 311 Wetboek van Strafrecht;
(subsidiair)
hij in of omstreeks op de periode van 05 juli 2012 tot en met 16 juli 2012 in de gemeente Arnhem en/of Middenmeer, in elk geval in Nederland, één of meer kentekenplaten (met het kenteken [kenteken]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wist, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
artikel 416/1/a Wetboek van Strafrecht;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Inleiding
Op 16 juli 2012 omstreeks 02.20 uur wordt aangever [slachtoffer], wonende aan de [adres] in Middenmeer, in zijn woning overvallen door twee mannen met bivakmutsen over hun hoofd. [slachtoffer] wordt geschopt en gedwongen op de grond te gaan liggen en vervolgens worden zijn benen en polsen met tape vastgebonden. De woning wordt door één van de twee mannen doorzocht en [slachtoffer] wordt meermalen bedreigd. De buurman ([getuige 1]) hoort vreemde geluiden in de woning van zijn buurman en belt de politie. Als de politie ter plaatse is worden twee verdachten ([medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]) in de bosjes in de tuin van de woning van [slachtoffer] aangetroffen. Kort na de overval zien verbalisanten een donkergekleurde Volkswagen Golf vanuit de richting van de [straat] in Middenmeer met hoge snelheid wegrijden. Er volgt een achtervolging, waarbij de bestuurder van de Golf met hoge snelheid over de A7 richting Friesland rijdt. In Friesland wordt de bestuurder van deze auto ([verdachte]) aangehouden.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de woningoverval op 16 juli 2012 op de [adres] in Middenmeer alsmede de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] bij deze woningoverval, dan wel dat hij hieraan medeplichtig is geweest.
Ten slotte dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, dan wel heling, van de auto waarin hij is aangehouden en van de kentekenplaten die op deze auto waren geplaatst.
4. Bewijs
4.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde feiten en tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair en 4 subsidiair ten laste gelegde feiten.
4.2 Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, nu niet bewezen kan worden dat verdachte wist van de plannen van zijn medeverdachten en van de aanwezigheid van een wapen en tape. Daarnaast kan de diefstal dan wel heling van de auto en de kentekenplaten niet bewezen worden, nu verdachte een verklaring heeft afgelegd, inhoudende dat hij de auto heeft geleend van een vriend en dat evenmin vast staat dat verdachte wist dat de auto en de kentekenplaten van diefstal afkomstig waren.
4.3 Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair, 2 primair en subsidiair, 3 primair en subsidiair en 4 primair en subsidiair ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Met de officier van justitie en de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen zijn.
Met betrekking tot feit 2 subsidiair acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wist dat medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] het slachtoffer [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid zouden beroven en dat zij tape en een wapen bij zich hadden. Naar het oordeel van de rechtbank kan de slotsom, inhoudende dat verdachte medeplichtig is aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving, niet worden gebaseerd op het enkele vervoeren van zijn medeverdachten naar de woning van [slachtoffer]. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van feit 2 subsidiair.
Met betrekking tot feit 3 subsidiair en 4 subsidiair heeft de rechtbank bij het onderzoek ter terechtzitting geen bewijsmiddelen aangetroffen waaruit volgt dat verdachte wist dat de auto en de kentekenplaat door misdrijf zijn verkregen. Daarom zal verdachte ook van deze feiten worden vrijgesproken.
4.4 Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
In de nacht van 15 op 16 juli 2012 ligt [slachtoffer] te slapen in zijn woning aan de [adres] in Middenmeer, gemeente Hollands Kroon. Hij slaapt op een matras in zijn woonkamer in verband met de warmte in zijn slaapkamer. [slachtoffer] wordt wakker van gestamp op de trap en als hij zijn ogen opent ziet hij twee personen van boven naar beneden de trap af komen rennen met beiden een zaklantaarn in hun hand. De mannen komen op [slachtoffer] af en roepen “politie, politie, rustig, rustig” en schijnen hem daarbij met hun zaklantaarn in zijn ogen. De mannen hebben beiden een zwarte bivakmuts op. [slachtoffer] meent ook een pistool te herkennen.
De kleinste van de twee mannen pakt [slachtoffer] vast en zegt tegen [slachtoffer] dat hij rustig moet blijven. Vervolgens geeft deze kleine man [slachtoffer] een knietje tegen zijn linkerbovenbeen. De man pakt [slachtoffer] vast bij zijn schouders of nek en [slachtoffer] valt op de grond. De kleine man duwt daarna een kussen op de mond van [slachtoffer]. [slachtoffer] krijgt een trap in zijn buik en krijgt de opdracht om op zijn buik te gaan liggen. [slachtoffer] draait zich om en moet vervolgens zijn handen op zijn rug leggen en zijn benen kruisen. De mannen tapen samen de polsen van [slachtoffer] tegen elkaar evenals zijn benen ter hoogte van zijn enkels.
De kleinste man zegt tegen [slachtoffer] “waar is de GHB” en als [slachtoffer] antwoordt “wat is dat?”, loopt de langste man weg richting de productieruimte voor aromatherapie in de woning van [slachtoffer]. De kleine persoon blijft bij [slachtoffer] en zegt tegen [slachtoffer] “als wij straks vinden wat jij niet wil zeggen, dan loopt het niet goed voor je af”. Ook laat deze kleine man een patroonhouder zien waar goudkleurige kogels in zitten. De lange man komt zonder spullen terug en de kleine man zegt tegen [slachtoffer] “er is hier contant geld, want u handelt in drugs, waar is uw geld”. [slachtoffer] antwoordt dat er in het kantoor in de kast een portemonnee ligt en dat daar de kas van de zaak staat die op slot zit. [slachtoffer] legt daarbij uit dat het sleuteltje in een bakje in het rechterbovenkastje ligt. De lange persoon pakt de sleutel en loopt richting de kast. Als de lange man terug is zegt de kleine persoon tegen [slachtoffer] “ik kan me niet voorstellen dat er niet meer is dan die paar tientjes” en de lange persoon loopt vervolgens naar boven. De lange persoon komt weer beneden en de kleine persoon vraagt [slachtoffer] naar de sleutel van de schuur, waarop [slachtoffer] uitlegt dat deze bij de achterdeur ligt. Beide mannen lopen vervolgens naar de achterdeur. Op dat moment komt de politie bij de woning van [slachtoffer] aan.
Een verbalisant ziet in de woonkamer van de woning aan de [adres] in Middenmeer een man op de grond liggen. Zijn voeten waren vast getapet met zogeheten duct tape en zijn handen zaten vast op zijn rug. De tape zat ook om zijn handen.
De buurman van [slachtoffer], [getuige 1], wordt in de nacht van 15 op 16 juli 2012 wakker van gestommel en van geblaf van zijn hond. Vervolgens hoort [getuige 1] stemmen uit de woning van zijn buurman [slachtoffer] komen, waarbij de stemtonatie dreigend is. [getuige 1] gaat aan de achterzijde van de woning over de schutting kijken en hoort dan het geluid van afrollend tape. De vrouw van [getuige 1] belt de politie en [getuige 1] gaat met zijn hond en zijn maglite naar de voorzijde van zijn woning.
Als hij buiten staat ziet [getuige 1] binnen een verplaatsende lichtbundel als van een zaklamp. Even later hoort [getuige 1] voetstappen en ziet hij een persoon over het oprijpad van [slachtoffer] naar de weg rennen. De hond van [getuige 1] begint te blaffen, waarna de persoon schrikt en aarzelt. [getuige 1] schijnt met zijn zaklamp in de richting van deze persoon en roept tegen zijn hond “Pleun, pak hem!”. De persoon rent de bosschages in en wordt daar na korte tijd aangehouden door de politie.
Als [getuige 1] vervolgens wegloopt richting zijn woning, hoort hij geritsel uit de struiken in de voortuin, direct grenzend aan de woning van [slachtoffer], komen en ziet hij de struik heen en weer bewegen. Hij schijnt met zijn maglite op de struik en ziet een jack tussen de struik. [getuige 1] seint vervolgens de politie in dat de tweede verdachte zich daar bevindt, waarop de politie ook deze man aanhoudt.
In de bosschages in de voortuin van [slachtoffer] worden een vuurwapen en een zwarte tas aangetroffen. Het vuurwapen blijkt te zijn doorgeladen en betreft een pistool van het merk Para-ordnance type P10-45. Uit onderzoek is gebleken dat het een vuurwapen betreft als bedoeld in artikel 1 onder 3 van de Wet Wapens en Munitie. Daarnaast zijn zes patronen aangetroffen in het wapen. In de aangetroffen zwarte tas is geld en duct tape aanwezig. Uit onderzoek is gebleken dat de tape waarmee de polsen en enkels van [slachtoffer] zijn vastgebonden afkomstig is geweest van deze rol duct tape. Het aangetroffen geld komt wat betreft de biljetten nagenoeg overeen met de door de aangever [slachtoffer] genoemde biljetten.
Uit onderzoek is voorts gebleken dat – met de hoogste waarschijnlijkheidsgraad die het Nederlands Forensisch Instituut hanteert – op het pistool, de zwarte tas en de taperol het DNA van [medeverdachte 1] is aangetroffen.
Als [slachtoffer] tijdens zijn verhoor bij de politie wordt gevraagd om de mannen die in zijn woning waren te omschrijven, verklaart hij dat de kortere man een gedrongen, stevig postuur had.
In de politiesystemen staat vermeld dat [medeverdachte 2] 1.67 meter lang is en [medeverdachte 1] 1.78 meter lang. De rechtbank heeft ter terechtzitting ook waargenomen dat verdachte [medeverdachte 2] kleiner is dan verdachte [medeverdachte 1].
Als één van de politie-eenheden richting Middenmeer rijdt, krijgt zij de opdracht om de Alkmaarseweg af te blokken en vat zij post op de kruising van de [straat] met de [straat]. Omstreeks 02.32 uur zien de verbalisanten een donkerkleurige Volkswagen Golf vanaf de [straat] de [straat] op rijden in noordelijke richting. De verbalisanten rijden achter het voertuig aan in de richting van de rijksweg A7, waarna zij zijn gestopt omdat er al diverse andere politievoertuigen achter het voertuig aan reden. Andere politievoertuigen blijven achter de Volkswagen Golf aan rijden over de A7, en uiteindelijk wordt de bestuurder van de Volkswagen Golf omstreeks 03.00 uur in Friesland aangehouden. Deze bestuurder blijkt te zijn [verdachte].
[verdachte] verklaart bij de politie dat hij naar een feest in Beverwijk was gegaan en daar een meisje heeft ontmoet. Hij zou haar naar huis brengen en heeft haar ook thuis afgezet, toen er ineens politie was. Omdat [verdachte] al eerder is gepakt voor het rijden zonder rijbewijs raakte hij in paniek, ook omdat hij bang was dat hij de auto van zijn vriend kwijt zou raken. [verdachte] wil niet verklaren met wie hij in Beverwijk is geweest en hoe het meisje heet dat hij heeft weggebracht.
[verdachte] verklaart dat hij [medeverdachte 2] wel eens als barman heeft gezien en gesproken in een café in Apeldoorn.
De auto waar [verdachte] in reed wordt onderzocht en hierbij wordt in het dashboardkastje een usb stick aangetroffen. De usb stick wordt onderzocht en hierop blijken fotobestanden te staan met daarop medeverdachte [medeverdachte 2]. Ook blijkt uit de politiesystemen dat [verdachte] op 7 oktober 2010 samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in een zwarte Volkswagen Golf op de A4 bij Schiphol is staande gehouden en dat zij op 26 januari 2012 met zijn drieën in een grijze Ford Fusion werden gecontroleerd.
In de auto waar verdachte in reed is in het dashboardkastje tevens een TomTom navigatiesysteem aangetroffen. Deze TomTom is onderzocht en hieruit is gebleken dat bij het aanzetten van de TomTom op de display een kaartje met de naam Middenmeer naar voren kwam. Uit deze display kan tevens worden afgeleid dat de TomTom zich heeft bevonden op de [adres] in Middenmeer. De volgende afslag betrof de [straat], met als eindpunt de [adres] in Middenmeer. Bij nader onderzoek van de TomTom is gebleken dat het adres [adres] – de rechtbank begrijpt het adres van de buren van [slachtoffer] – in de recente locaties, de ingevoerde locaties en de unique journeys stond opgenomen. Ook is gebleken uit de GPS coördinaten dat het apparaat daadwerkelijk op de [adres] in Middenmeer is geweest.
Ten slotte is uit een door het Nederlands Forensisch Instituut uitgevoerd vergelijkend vezelonderzoek gebleken dat de onderzochte vezelsporen uit het voertuig waar [verdachte] in reed “veel waarschijnlijker” afkomstig zijn uit het vest dat [medeverdachte 2] bij zijn aanhouding droeg , dan dat deze sporen afkomstig zijn van een willekeurig ander textiel voorwerp.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] midden in de nacht naar de woning van [slachtoffer] is gereden in Middenmeer. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn uitgestapt en [verdachte] heeft de auto geparkeerd en heeft gewacht tot [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zouden terugkomen. Het kan niet anders zijn dan dat verdachte wist dat er in de woning van [slachtoffer] zou worden ingebroken, nu zij midden in de nacht naar deze plek zijn gegaan en [verdachte] op [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] heeft gewacht, tot hij hard weg rijdt op het moment waarop hij een politieauto ziet.
De rechtbank acht de niet nader geconcretiseerde verklaring van verdachte, inhoudende dat hij in Middenmeer was om een meisje weg te brengen strijdig met de hierboven weergegeven bewijsmiddelen maar ook overigens ongeloofwaardig.
De rechtbank acht bewezen dat verdachtes opzet gericht was op het gelegenheid verschaffen en behulpzaam zijn, doch tevens op het plegen van een inbraak in een woning. Daarbij verdient echter opmerking dat uit de art. 47, 48 en 49 Sr, gelezen in onderling verband en samenhang, volgt dat enerzijds ten aanzien van de medeplichtige bij de bewezenverklaring en kwalificatie moet worden uitgegaan van de door de dader verrichte handelingen, ook indien het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan, en dat anderzijds het maximum van de aan de medeplichtige op te leggen straf een derde minder bedraagt dan het maximum van de straf, gesteld op het misdrijf dat de medeplichtige voor ogen stond.
De rechtbank acht de hierboven omschreven handelingen van verdachte te kwalificeren als medeplichtigheid door het behulpzaam zijn bij en het gelegenheid geven tot de door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] gepleegde diefstal met (bedreiging met) geweld.
4.5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
1.
(subsidiair)
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 16 juli 2012 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon, tezamen en in vereniging met elkaar, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een woning gelegen aan de [adres] aldaar, hebben weggenomen een geldbedrag van in totaal ongeveer 170 euro, toebehorende aan [slachtoffer],
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat deze [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] -getooid met bivakmutsen- naar die woning zijn toegegaan en vervolgens die woning hebben betreden en hebben die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] die [slachtoffer] een knietje tegen het lichaam gegeven en een kussen tegen de mond van die [slachtoffer] gedrukt en hebben die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij, die [slachtoffer], op zijn buik op de grond moest gaan liggen en hebben die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] die [slachtoffer] in zijn buik getrapt en hebben die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] een magazijn gevuld met patronen getoond aan die [slachtoffer] en hebben die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] de polsen en de benen van die [slachtoffer] aan elkaar getapet
en
hebben die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] die [slachtoffer] toegevoegd: "Waar is de GHB" en "Als wij straks vinden wat jij niet wilt zeggen dan loopt het niet goed voor je af" en "Er is hier contant geld want u handelt in drugs. Waar is uw geld?”,
tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 16 juli 2012 te Middenmeer en elders in Nederland opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest door die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] - als bestuurder van een auto - naar die woning toe te brengen en vervolgens daar op die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te blijven wachten.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
7.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk – met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht – met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt dat hij zich dient te houden aan een meldplicht.
7.2 Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat, indien de rechtbank tot strafoplegging over zal gaan, de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht afdoende is en dat daarbij eventueel nog een voorwaardelijk strafdeel met de bijzondere voorwaarde kan worden opgelegd.
7.3 Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een nachtelijke gewapende overval op een woning. Hierbij is het slachtoffer onder meer gekneveld en bedreigd, onder meer door het tonen van een patroonhouder met kogels. Verdachte heeft zijn medeverdachten met een auto naar de plaats van de woningoverval gebracht en heeft vervolgens op hen gewacht.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van feiten als het onderhavige ook lange tijd na de gebeurtenissen nog kampen met gevoelens van angst en onveiligheid. Dit geldt te meer nu het slachtoffer in zijn eigen woning is overvallen. Voorts leiden feiten als het onderhavige tot maatschappelijke onrust.
De rechtbank rekent het door de medeverdachten uitgeoefende geweld ook verdachte aan, nu hij zich bewust moet zijn geweest van de aanmerkelijke kans dat bij een nachtelijke woninginbraak geweld wordt gebruikt dan wel gedreigd wordt met geweld.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 17 juli 2012, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van geweldsdelicten of vermogensdelicten is veroordeeld.
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 4 oktober 2012 van M.T. Meywes, als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, adviesunit Haarlem. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Betrokkene ontkent het onderhavige delict, waardoor wij geen criminogene factor kunnen weergeven met betrekking tot de huidige verdenking. Er zijn wel een aantal risicogebieden te benoemen in betrokkenes leven. Betrokkene heeft geen dagbesteding zoals werk en een studie. Daarnaast is er sprake van een schuldenproblematiek en heeft betrokkene geen bron van inkomsten. Uit eerdere rapportage uitgebracht door de jeugdreclassering komt naar voren dat betrokkene op een laag (cognitief) niveau functioneert waardoor hij sneller beïnvloedbaar is door zijn “vrienden”. Ondanks zijn ontkenning staat betrokkene open voor een hulpverleningsaanbod vanuit de reclassering wanneer hij veroordeeld zou worden. Betrokkene heeft zich vrijwillig aangemeld bij Iriszorg in Apeldoorn.
Mocht [verdachte] schuldig worden bevonden, wordt geadviseerd een (gedeeltelijk) voorwaardelijk strafdeel op te leggen met als bijzondere voorwaarde een meldplicht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met Reclassering Nederland noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
De vordering tot gevangenneming die de officier van justitie ter terechtzitting mondeling heeft gedaan, zal niet worden toegewezen, nu de voorlopige hechtenis van verdachte is bevolen ten aanzien van hetzelfde feit - in de zin van artikel 68 Sv - waarvoor verdachte thans zal worden veroordeeld. De voorlopige hechtenis zal derhalve niet worden opgeheven.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 48 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2 primair en subsidiair, 3 primair en subsidiair en 4 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich na zijn detentie meldt bij de reclassering te Apeldoorn (7311 JR), Rosariumstraat 41, zo frequent en zo lang als de reclassering dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar, noodzakelijk oordeelt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. W.C. Oosterbroek en mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. de Jong,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 februari 2013.