ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ7381

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AWB 11/3096
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Trede-indeling op grond van het Reglement Vervangingsfonds en de beoordeling van ingediende verantwoordingsgegevens

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 februari 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Stichting Penta Hoorn (eiseres) en het bestuur van de stichting Stichting Vervangingsfonds en Bedrijfsgezondheidszorg voor het onderwijs (verweerder) over de trede-indeling op basis van het Reglement Vervangingsfonds. Eiseres had verantwoordingsgegevens ingediend voor de trede-indeling, maar deze waren aanvankelijk niet correct gerubriceerd. Eiseres verzocht verweerder in bezwaar om de correct gerubriceerde gegevens, die op 18 juni 2010 waren ingediend, alsnog bij de beoordeling te betrekken. Verweerder stelde echter dat de indeling in treden op basis van de gegevens per 31 oktober 2009 diende te gebeuren en dat het verkeerd rubriceren voor rekening van eiseres kwam.

De rechtbank oordeelde dat de gegevens van 18 juni 2010 tijdig beschikbaar waren en dat verweerder deze gegevens niet had mogen negeren. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit van verweerder vernietigd moest worden, omdat het niet in overeenstemming was met de wetgeving, met name artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, waarbij de juiste gegevens in acht genomen moeten worden. Tevens heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 944,00, en het betaalde griffierecht van € 302,00 aan eiseres te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/3096
uitspraak van de meervoudige kamer van 14 februari 2013 in de zaak tussen
de stichting Stichting Penta Hoorn, te Hoorn, eiseres
(gemachtigde: mr. E.M. van der Molen),
en
het bestuur van de stichting Stichting Vervangingsfonds en Bedrijfsgezondheidszorg voor het onderwijs, verweerder
(gemachtigde: mr. A.L.P.M. Konings).
Procesverloop
Bij besluit van 10 februari 2010 (het primaire besluit) heeft verweerder in het kader van premieheffing voor het schooljaar 2009-2010 besloten dat eiseres dient te worden ingedeeld in trede-indeling 2 en de daaraan verbonden toeslag vastgesteld op € 155.728,00.
Bij op 5 september 2011 verzonden besluit (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2012. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde nadere inlichtingen in te winnen bij verweerder. Partijen hebben vervolgens een reactie ingezonden.
De rechtbank heeft de zaak, gevoegd met de zaak onder zaaknummer AWB 12/2427, behandeld ter nadere zitting van 9 januari 2013. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, [naam1] en [naam2]. Eiseres heeft zich tevens doen bijstaan door mr. G.J. Spaans. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door J.E.H. Geurten.
Overwegingen
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Het Reglement Vervangingsfonds 2009-2010 (hierna: het Reglement) regelt de bekostiging van de vervanging van afwezig onderwijspersoneel ten laste van het Vervangingsfonds. Eiseres maakt voor het in verband daarmee betalen en declareren van premies gebruik van het geautomatiseerde salarisbetalingssysteem ADP. In de gegevens die ADP aanvankelijk namens eiseres bij verweerder heeft ingediend zijn premiekosten voor de vrijwillige verzekering ten onrechte aan het schooljaar 2009-2010 toegerekend in plaats van aan het schooljaar 2008-2009.
Verweerder heeft op basis van deze gegevens het primaire besluit genomen.
Eiseres heeft in maart 2010 nieuwe verantwoordingsgegevens ingediend betreffende de premieafdracht over het schooljaar 2008-2009. Verweerder heeft eiseres vervolgens in de gelegenheid gesteld om de verantwoording van de premieafdracht te corrigeren. Eiseres heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt en op 18 juni 2010 heeft ADP namens eiseres opnieuw gegevens bij verweerder ingediend.
Verweerder heeft vervolgens het bestreden besluit genomen.
2. Partijen houdt verdeeld het antwoord op de vraag of verweerder de gecorrigeerde gegevens van 18 juni 2010 bij de beoordeling in bezwaar had dienen te betrekken.
3. Eiseres stelt zich, kort samengevat en voor zover van belang, op het standpunt dat verweerder de gegevens van 18 juni 2010 bij de beoordeling in bezwaar had dienen te betrekken. Daartoe voert eiseres aan dat zij in het schooljaar 2008-2009 tijdig aan haar premieplicht heeft voldaan. Door het administratiekantoor ADP is de betaalde premie in eerste instantie evenwel abusievelijk toegerekend aan het schooljaar 2009-2010.
4. Verweerder stelt zich, kort samengevat en voor zover van belang, op het standpunt dat hij niet gehouden was de gegevens van 18 juni 2010 bij de beoordeling in bezwaar te betrekken. Verweerder voert daartoe aan dat eiseres op grond van het Reglement is gehouden voor 31 oktober 2009 op een correcte wijze premie te betalen en te declareren bij verweerder. De indeling in treden vindt plaats op basis van de per 31 oktober 2009 beschikbare gegevens in de administratie van verweerder over het schooljaar 2008-2009. Indien het door eiseres ingeschakelde administratiekantoor niet de juiste gegevens doorgeeft aan verweerder, betreft dat een omstandigheid die volgens verweerder voor rekening en risico van eiseres dient te blijven.
Van een verschoonbare reden om correcties na 31 oktober 2009 nog te accepteren is geen sprake, aldus verweerder.
5. Voor de beoordeling is met name de volgende regelgeving van belang.
Ingevolge artikel 4D van het Reglement vindt indeling in treden plaats op basis van de per 31 oktober 2009 beschikbare gegevens in de administratie van het Vervangingsfonds over het schooljaar 2008-2009. Deze indeling is bepalend voor de mate waarin het schooljaar 2009-2010 toeslag op de vervangingsbijdrage is verschuldigd dan wel aanspraak bestaat op restitutie.
6.1 De rechtbank stelt, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 23 november 2011 (LJN: BU5412), voorop dat uitgangspunt in de bezwaarprocedure is dat een heroverweging van het bestreden besluit plaatsvindt. Dat brengt met zich dat daarbij in beginsel de feiten en omstandigheden moeten worden betrokken zoals deze zich op dat moment voordoen. Dat kan in zaken betreffende verstrekking van financiële middelen anders zijn, indien de aard van de regeling zich daartegen verzet.
6.2 Niet in geschil is dat de aanvankelijk bij verweerder ingediende gegevens op zichzelf alle informatie ten behoeve van het indelen in treden bevatten, doch dat deze gegevens niet geheel juist waren gerubriceerd.
In bezwaar heeft eiseres verweerder verzocht de gegevens die voorzien in een juiste rubricering en die op 18 juni 2010 bij verweerder zijn ingediend alsnog bij de beoordeling te betrekken.
Anders dan verweerder stelt, staat de omstandigheid dat ingevolge artikel 4D van het Reglement indeling in treden plaatsvindt op basis van de per 31 oktober 2009 beschikbare gegevens in de administratie, hieraan niet in de weg, nu in overeenstemming met die bepaling de gegevens tijdig beschikbaar waren. Dat het verkeerd rubriceren van gegevens voor rekening en risico van eiseres dient te blijven en herstel daarvan in de bezwaarschriftprocedure niet mogelijk is, zoals verweerder heeft betoogd, kan uit voormelde bepaling noch uit de aard van het Reglement worden afgeleid. De rechtbank heeft voor deze conclusie aanknopingspunten gevonden in de voornoemde uitspraak van de Afdeling van
23 november 2011.
6.3 Gelet op het voorgaande diende verweerder de gegevens van 18 juni 2010 alsnog bij de heroverweging te betrekken. Verweerder heeft dit niet onderkend. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met het bepaalde in artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Verweerder zal een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres dienen te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
7. Hetgeen eiseres overigens heeft aangevoerd, behoeft gelet op het voorgaande geen bespreking meer.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 944,00. De rechtbank heeft één punt toegekend voor het indienen van het beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting van 21 september 2012. Aangezien de rechtbank deze zaak ter nadere zitting van
9 januari 2013 gelijktijdig heeft behandeld met de zaak onder procedurenummer AWB 12/2427 en wat betreft de kosten voor het verschijnen ter zitting van de gemachtigde van eiseres in die zaak een punt is toegekend, laat de rechtbank het in deze uitspraak achterwege. De rechtbank is uitgegaan van een waarde per punt van € 472,00 en een wegingsfactor 1.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 302,00 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 944,00 te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Lauryssen, voorzitter, mr. W.B. Klaus en
mr.drs. B. Veenman, leden, in aanwezigheid van mr. W.I.K. Baart, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2013.
griffier voorzitter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.