ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ7370

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AWB 12/2427
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herzieningsvoorstel en ontvankelijkheid bezwaar in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 februari 2013 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen de stichting Stichting Penta Hoorn (eiseres) en het bestuur van de stichting Stichting Vervangingsfonds en Bedrijfsgezondheidszorg voor het Onderwijs (verweerder). De zaak betreft een herzieningsvoorstel dat verweerder op 24 augustus 2010 aan eiseres heeft gedaan, met betrekking tot een eerder besluit van 10 februari 2010 over de indeling van eiseres in trede 2 en de bijbehorende toeslag van € 155.728,00. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard in een besluit van 5 september 2011. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het herzieningsvoorstel niet als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt. Dit betekent dat het laten vervallen van het herzieningsvoorstel ook niet als een besluit kan worden beschouwd. De rechtbank oordeelt dat verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 5 september 2011 niet-ontvankelijk had moeten verklaren, wat verweerder niet heeft gedaan. Hierdoor verklaart de rechtbank het beroep van eiseres gegrond en vernietigt het bestreden besluit voor zover verweerder het bezwaar ongegrond heeft verklaard.

De rechtbank heeft zelf in de zaak voorzien door het bezwaar van eiseres tegen de brief van 5 september 2011 alsnog niet-ontvankelijk te verklaren. Tevens heeft de rechtbank verweerder opgedragen het betaalde griffierecht van € 310,00 aan eiseres te vergoeden en verweerder veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 944,00. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en kan binnen zes weken na verzending in hoger beroep worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/2427
uitspraak van de meervoudige kamer van 14 februari 2013 in de zaak tussen
de stichting Stichting Penta Hoorn, te Hoorn, eiseres
(gemachtigde: mr. E.M. van der Molen),
en
het bestuur van de stichting Stichting Vervangingsfonds en Bedrijfsgezondheidszorg voor het Onderwijs, verweerder
(gemachtigde: mr. A.L.P.M. Konings).
Procesverloop
Bij brief van 5 september 2011 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat zijn herzieningsvoorstel van 24 augustus 2010 inzake zijn besluit van 10 februari 2010 is komen te vervallen.
Bij op 27 maart 2012 verzonden besluit (het bestreden besluit) heeft verweerder het tegen de brief van 5 september 2011 gemaakte bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak, gevoegd met de zaak onder zaaknummer AWB 11/3096, behandeld ter zitting van 9 januari 2013. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, [naam1] en [naam2]. Eiseres heeft zich tevens doen bijstaan door mr. G.J. Spaans. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door J.E.H. Geurten.
Overwegingen
1. De rechtbank is gehouden de ontvankelijkheid van het bezwaar ambtshalve te beoordelen.
2. Voor de beoordeling is de volgende regelgeving van belang.
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder een besluit verstaan een schriftelijk beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
3. De rechtbank stelt op basis van de gedingstukken het volgende vast.
Bij besluit van 10 februari 2010 heeft verweerder in het kader van premieheffing voor het schooljaar 2009-2010 besloten dat eiseres dient te worden ingedeeld in trede-indeling 2 en de daaraan verbonden toeslag vastgesteld op € 155.728,00.
Bij brief van 19 maart 2010 heeft eiseres tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Op 24 augustus 2010 heeft J.E.H. Geurten, medewerker van verweerder, aan [naam2] (hierna: [naam2]), medewerker van eiseres, een e-mailbericht gestuurd. In dat e-mailbericht is onder meer het volgende vermeld: “Zoals je weet zijn we druk met de heraanbieding van de premie ADP. In dat verband werd ik door een collega gewezen op een door jou namens de Stichting Penta ingediend bezwaarschrift tegen de trede-indeling gebaseerd op de premie- en declaratiegegevens over het schooljaar 2009/2010. Op basis van de heraanbieding van ADP heb ik gekeken naar het effect van de nieuwe verantwoording op de verhouding premie/declaraties en de uiteindelijke trede-indeling. (…) Ik kom tot de conclusie dat op basis van de heraanbieding kan worden geconcludeerd dat de opgelegde toeslag (…) komt te vervallen en dat na herziening sprake is van (…) indeling in trede 0 (…). Vraag: kun je je vinden in de berekening zoals die door mij is opgesteld? Zo ja, dan zullen we een herziene beslissing opstellen waarbij de vordering komt te vervallen. (…).”
Op 23 november 2010 heeft A. Konings (hierna: Konings), medewerker van verweerder, aan [naam2] een e-mailbericht gestuurd. Daarin is onder meer het volgende vermeld: “Daarnaast heeft de uitvoeringsorganisatie u per mail van 24 augustus aangegeven dat de beslissing (gedeeltelijk) kan worden herzien. U bent om een reactie verzocht. Aangezien er geen reactie volgde is er telefonisch contact met u opgenomen. U heeft aangegeven alsnog te reageren, maar wederom is geen bericht ontvangen. Zonder tegenbericht ga ik er dan ook van uit dat u het herzieningsvoorstel afwijst.”
Op 18 januari 2011 heeft Konings aan [naam2] een e-mailbericht gestuurd. Daarin is onder meer het volgende vermeld: “Graag zou ik zo snel mogelijk antwoord krijgen op de vraag of Stichting Penta het herzieningsvoorstel accepteert, of dat er een formele beslissing op bezwaar moet worden opgesteld.”
Bij besluit van 5 september 2011 heeft verweerder het door eiseres tegen het besluit van 10 februari 2010 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. In de begeleidende brief van
5 september 2011 bij dit besluit is onder meer het volgende vermeld: “Ook na een laatste rappel van het Vervangingsfonds per mailbericht van 18 januari 2011 is niets meer van u vernomen. Het herzieningsvoorstel van de beslissing van 10 februari 2010 (…) is derhalve komen te vervallen wegens afwijzing uwerzijds.”
4. De rechtbank overweegt dat (een medewerker van) verweerder eiseres bij het e-mailbericht van 24 augustus 2010 slechts heeft voorgesteld om het besluit van 10 februari 2010 te herzien en daarmee aan eiseres’ bezwaren tegemoet te komen. De betoonde bereidheid om tot herziening van het besluit van 10 februari 2010 over te gaan is naar het oordeel van de rechtbank niet op rechtsgevolg gericht. Eerst met het herzien van het besluit van 10 februari 2010 zou (het door eiseres beoogde) rechtsgevolg teweeg zijn gebracht. Nu het herzieningsvoorstel van 24 augustus 2010 niet als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb kan worden aangemerkt, kan het laten vervallen van dat voorstel evenmin als zulk een besluit worden aangemerkt. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de begeleidende brief van verweerder van 5 september 2011 niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Hieruit volgt dat verweerder het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar bij het bestreden besluit niet-ontvankelijk had dienen te verklaren. Verweerder heeft dit niet onderkend. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd voor zover verweerder daarbij het door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond heeft verklaard. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien door het bezwaar gericht tegen de brief van 5 september 2011 alsnog niet-ontvankelijk te verklaren en te bepalen dat de uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dat is vernietigd.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 944,00. De rechtbank heeft één punt toegekend voor het indienen van het beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting. De rechtbank is uitgegaan van een waarde per punt van € 472,00 en een wegingsfactor 1.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover verweerder daarbij het door eiseres tegen de brief van 5 september 2011 gemaakte bezwaar ongegrond heeft verklaard;
- verklaart het bezwaar van eiseres gericht tegen de brief van 5 september 2011 niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dat is vernietigd;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 310,00 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 944,00, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Lauryssen, voorzitter, mr. W.B. Klaus en
mr. drs. B. Veenman, leden, in aanwezigheid van mr. W.I.K. Baart, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2013.
griffier voorzitter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.