RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Sectie Strafrecht
Parketnummer: 14/810539-12
Uitspraakdatum: 26 maart 2013
Tegenspraak
verkort strafvonnis (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 maart 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres]
thans gedetineerd in de [penitentiaire inrichting].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B. ter Steege, die ertoe strekt dat de rechtbank
- alle ten laste gelegde feiten bewezen zal verklaren;
- verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van – kort gezegd – een meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting;
- zal bevelen dat het reclasseringstoezicht en de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn;
- de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] zal toewijzen als verzocht.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen verdachte en zijn raadsman,
mr. M. Berbee, advocaat te Den Helder, naar voren hebben gebracht.
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 01 juli 2007 in de gemeente Schagen, met [slachtoffer 1] (zijnde de kleindochter van hem, verdachte) geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], immers heeft verdachte
- zijn, verdachtes vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht, en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht, en/of
- met die vinger(s) tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] gewreven, en/of
- de borsten van die [slachtoffer 1] betast, en/of
- de schaamstreek van die [slachtoffer 1] betast, en/of
- de schaamstreek van die [slachtoffer 1] gekust;
- zijn, verdachtes,(stijve) penis tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] gedrukt;
2.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 december 2000 tot en met 30 september 2001 te Jisp, gemeente Wormerland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] (telkens) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), (telkens) bestaande uit
het betasten en/of masseren van de borsten van die [slachtoffer 2] (boven en onder haar kleding)
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het onverhoeds vastpakken en/of betasten van de borsten van die [slachtoffer 2] tijdens en/of na het masseren, en/of
- het feit dat hij, verdachte, de oom is van die [slachtoffer 2] en/of aldus een overwicht heeft in leeftijd en vanwege de familierelatie;
3.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 oktober 2001 tot en met 12 oktober 2003 in de gemeente Schagen, en/of elders in Nederland met [slachtoffer 3], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit
- het zoenen op de mond van die [slachtoffer 3] en/of
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer 3];
4.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 04 februari 2002 tot en met 4 februari 2005 in de gemeente Schagen, met [slachtoffer 4], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit
- het zoenen op de mond van die [slachtoffer 4], en/of
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer 4].
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 juli 2007 in de gemeente Schagen, met [slachtoffer 1] (zijnde de kleindochter van hem, verdachte) geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], immers heeft verdachte
- zijn vinger tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] gebracht en
- met die vinger tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] gewreven en
- de borsten van die [slachtoffer 1] betast en
- de schaamstreek van die [slachtoffer 1] betast en
- de schaamstreek van die [slachtoffer 1] gekust;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 30 december 2000 tot en met 30 september 2001 te Jisp, gemeente Wormerland, door feitelijkheden [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, telkens bestaande uit
het betasten van de borsten van die [slachtoffer 2] (boven haar kleding)
en bestaande die feitelijkheden uit
- het onverhoeds vastpakken en betasten van de borsten van die [slachtoffer 2] tijdens het masseren en
- het feit dat hij, verdachte, de oom is van die [slachtoffer 2] en aldus een overwicht heeft in leeftijd en vanwege de familierelatie;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 12 oktober 2001 tot en met 12 oktober 2003 in de gemeente Schagen met [slachtoffer 3], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
- het zoenen op de mond van die [slachtoffer 3] en/of
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer 3];
4.
hij op tijdstippen in de periode van 4 februari 2002 tot en met 4 februari 2005 in de gemeente Schagen met [slachtoffer 4], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
- het zoenen op de mond van die [slachtoffer 4] en/of
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer 4].
De rechtbank grondt de beslissing dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3 en feit 4 telkens:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Pro Justititiarapport over verdachte, opgemaakt door de GZ-psycholoog [psycholoog] en gedateerd 25 februari 2013.
Onderzoeker concludeert op basis van zijn onderzoek dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, die wordt omschreven als een parafilie NAO. Kern van de gestoorde seksuele aandrang en beleving is hyperseksualiteit. Deze stoornis was aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Verdachtes gedrag werd in aanzienlijke mate gestuurd vanuit de parafilie NAO (hyperseksualiteit). De hyperseksualiteit, in combinatie met seksuele grenzenloosheid en opspelende pedofiele gevoelens, waren in hun uitwerking echter niet dermate dwingend en onontkoombaar dat verdachte niet tot andere gedragskeuzes had kunnen komen. De psycholoog adviseert de rechtbank om verdachte ten aanzien van de hem ten laste gelegde feiten als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank zal dit advies volgen en is daarom van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in licht verminderde mate.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op verschillende momenten zijn kleindochter, die toen ongeveer zes jaar oud was, seksueel misbruikt. Hierdoor heeft hij op grove wijze inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van zijn kleindochter. Het vertrouwen dat zij als klein meisje in haar lievelingsopa mocht hebben, heeft hij ernstig beschaamd.
Het misbruik is al in 2007 aan het licht gekomen, maar tot een aangifte is het toen niet gekomen, omdat het slachtoffer er, mede vanuit loyaliteit ten opzichte van haar opa, niet over wilde praten. Pas in 2012, toen zij in de puberteit kwam en zich bewust werd van de lading van wat haar was overkomen, heeft zij willen en kunnen meewerken aan aangifte.
Uit de door de vader van het slachtoffer opgestelde schriftelijke slachtofferverklaring komt naar voren dat zij als gevolg van het misbruik op dit moment last heeft van nachtmerries, huilbuien en concentratiestoornissen. Te vrezen valt dat de verwerking van een en ander nog geruime tijd zal vergen. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte in eerdere jaren een nichtje onzedelijk betast en heeft hij met twee jonge buurmeisjes ontuchtige handelingen gepleegd. Ook hier geldt dat dit voor de slachtoffers nare ervaringen zijn geweest, die ook jaren na dato nog de nodige emoties oproepen, zoals uit hun aangiften blijkt.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 10 december 2012, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
- het over verdachte uitgebrachte Pro Justitia-rapport, gedateerd 25 februari 2013, van [psycholoog], gezondheidszorgpsycholoog;
- het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies, gedateerd 26 februari 2013, van [reclasseringswerker], reclasseringswerker werkzaam bij Reclassering Nederland, adviesunit Alkmaar;
Zoals hiervoor in het kader van de strafbaarheid van verdachte reeds aangehaald, lijdt verdachte naar het oordeel van de psycholoog aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, die wordt omschreven als een parafilie NAO. Kern van de gestoorde seksuele aandrang en beleving is hyperseksualiteit. Voor behandeling is verdachte aangewezen op gespecialiseerde psychiatrisch hulp zoals die geboden kan worden vanuit de Forensisch Psychiatrisch Afdeling (FPA) van de GGZ Noord-Holland Noord te Heiloo. Dit zou kunnen geschieden in het kader van een voorwaardelijk strafdeel, waarbij de reclassering kan toezien op het verloop van de behandeling.
De reclassering is volgens genoemd reclasseringsadvies bereid een dergelijk toezicht uit te voeren. Hiertoe is een plan van aanpak opgesteld waarin behandeling bij de FPA een belangrijke plaats inneemt.
[reclasseringswerker] heeft ter terechtzitting verklaard dat verdachte reeds is aangemeld bij de FPA en dat op 15 maart 2013 in het Huis van Bewaring een intake zal plaatsvinden. Voorts heeft zij bevestigd dat zij de indruk heeft dat verdachte oprecht gemotiveerd is voor behandeling.
Geadviseerd wordt een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een behandelverplichting. De rechtbank neemt dit advies over en zal dienovereenkomstig beslissen.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank in voor verdachte gunstige zin rekening gehouden met de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank voorts laten meewegen dat hij in het voorjaar van 2007 over de door hem met zijn kleindochter verrichte handelingen heeft gesproken met haar vader en moeder en dat hij dus sinds 2007 heeft geleefd met de wetenschap dat het door hem gepleegde misbruik bekend was en op enig moment (strafrechtelijke) gevolgen voor hem zou kunnen hebben.
Bovendien is niet gebleken dat verdachte sindsdien nog strafbare feiten heeft gepleegd.
Ten voordele van verdachte telt ten slotte nog dat hij na zijn aanhouding schoon schip heeft willen maken en uit eigen beweging de ontuchtige handelingen met de buurmeisjes (feiten 3 en 4) naar voren heeft gebracht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een deel van deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De kans op herhaling wordt door de reclassering als laaggemiddeld ingeschat. Verdachte is first offender, bekent de ten laste gelegde feiten, zijn sociale omstandigheden lijken stabiel en er is sprake van een steunend netwerk. De kans op onttrekking aan voorwaarden wordt eveneens als laaggemiddeld ingeschat, gezien verdachtes oprechte motivatie voor behandeling.
Gelet hierop acht de rechtbank het gevaar dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, in dit geval niet aanwezig. Het door de officier van justitie gevorderde bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van het reclasseringstoezicht en de bijzondere voorwaarden, zal de rechtbank dan ook achterwege laten.
8. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
[vertegenwoordiger] heeft als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige benadeelde partij [slachtoffer 1] en door tussenkomst van mr. M.R. Bruins, advocaat te Alkmaar, een vordering tot schadevergoeding van € 3.150,- ingediend tegen verdachte wegens materië¬le en immateriële schade die de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De vordering is opgebouwd uit een bedrag van € 100,- wegens materiële schade (reis-, telefoon- en portokosten) en een bedrag van € 3.050,- wegens immateriële schade.
De wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij kiest voor deze zaak domicilie op het kantoor van mr. Bruins, [adres].
De raadsman van verdachte heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vergoeding voor immateriële schade.
Wat betreft de materiële schade heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen, nu het kosten betreft die zijn gemaakt door de ouders van de benadeelde partij en niet door de benadeelde partij zelf.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert zodat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de reis-, telefoon- en portokosten die de ouders van het minderjarige slachtoffer hebben gemaakt als verplaatste schade in de zin van artikel 6:107 van het Burgerlijk Wetboek kunnen worden aangemerkt en als zodanig door verdachte vergoed dienen te worden. Het gevorderde bedrag van € 100,- wegens materiële schade wordt daarom toegewezen.
Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. Gelet op de thans beschikbare gegevens is de immateriële schade naar het oordeel van de rechtbank te begroten op minst genomen € 3.050,-. Dit bedrag wordt dan ook toegewezen.
Opgeteld wordt de vordering toegewezen tot een bedrag van € 3.150,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2006 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1. bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: het plegen van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam met zijn kleindochter die de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De maatregel wordt opgelegd voor het toegewezen bedrag van € 3.150,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2006 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
De artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 36f, 244, 246 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- meldplicht
dat veroordeelde zich zo spoedig mogelijk na beëindiging van zijn detentie meldt bij de reclassering te Alkmaar en zich hierna zal blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering dit nodig acht;
- behandelverplichting
dat veroordeelde zal meewerken aan een intake en daarop volgende ambulante behandeling bij de polikliniek van de Forensisch Psychiatrisch Afdeling (FPA) van de Divisie Forensische Psychiatrie van de GGZ Noord-Holland Noord te Heiloo, dan wel een soortgelijke instelling voor ambulante forensische behandeling, waarbij hij zal meewerken aan alle geïndiceerde behandelvormen;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie van het arrondissementsparket Noord-Holland, noodzakelijk oordeelt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] (wettelijk vertegenwoordiger: [vertegenwoordiger], domicilie kiezend op het kantoor van van mr. M.R. Bruins, [adres]) geleden schade tot een bedrag van € 3.150,- (drieduizend eenhonderdvijftig euro), bestaande uit € 100,- voor de materiële en € 3.050,- voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2006 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [vertegenwoordiger] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] (wettelijk vertegenwoordiger: [vertegenwoordiger]) de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.150,- (drieduizend eenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2006 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 41 (eenenveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. L.J. Saarloos en mr. M.L.M. van der Voet, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier A. Helder,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013.
Mr. Van der Voet is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.