ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ5591

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C-15-188795 - HA ZA 12-38 en C-15-190449 - HA ZA 12-137
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door brand in bedrijfsloods

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid voor schade die is ontstaan door een brand in een bedrijfsloods op 15 mei 2011. De brand is ontstaan in de werkplaats van [B] Groep, waar een vrachtwagen stond geparkeerd die defect was en gerepareerd moest worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de brand is ontstaan door kortsluiting in de accubekabeling van de vrachtwagen. De brand heeft zich snel verspreid naar de aangrenzende units van Planet c.s., die volledig verloren zijn gegaan. De rechtbank oordeelt dat [B] Transport en [B] Logistics hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, omdat zij als bezitter van de gebrekkige vrachtwagen verantwoordelijk zijn voor de gevolgen van de brand. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat [C] c.s. niet aansprakelijk zijn, omdat de schade verband hield met het gebruik van de opstallen door [B] c.s. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van Planet c.s. toegewezen en de verdere schadevergoeding voor de schade aan Planet c.s. vastgesteld op € 313.500, met de mogelijkheid voor verdere schadevaststelling in een schadestaatprocedure. De rechtbank heeft ook de kosten van de procedure aan de zijde van [B] c.s. en [C] c.s. toegewezen, met veroordeling tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
Vonnis van 13 februari 2013
in de zaken met zaaknummers / rolnummers: C/15/188795 / HA ZA 12-38 en C/15/190449 / HA ZA 12-137 (gevoegde zaken) van
1. de vennootschap onder firma
PLANET LITTLE KIDS FURNITURE V.O.F.,
gevestigd te Overveen, gemeente Bloemendaal,
2. [A] h.o.d.n. ACE REBUILD SYSTEMS,
wonende te [woonplaats],
3. de vennootschap onder firma
KATALYST IXTLAN V.O.F.,
gevestigd te Heemskerk,
eisers,
advocaat mr. J.B. Köster,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B] TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Assendelft, kantoorhoudende te Beverwijk,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B] LOGISTICS B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Beverwijk,
gedaagden,
advocaat mr. R.A.M. Schram,
en tegen
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[C] B.V.,
gevestigd te Beverwijk,
4. [D],
5. [E],
beiden wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. M.M. van Herk-van Tilburg.
Partijen zullen hierna genoemd worden Planet c.s. (afzonderlijk Planet, ARS en Katalyst), [B] c.s. (afzonderlijk [B] Transport en [B] Logistics) en [C] c.s. (afzonderlijk [C] en dhr. en mw. [D/E]).
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de tussenvonnissen van 25 juli 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 29 november 2012 en de daarin genoemde stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op de hoek [straatnamen] te Beverwijk was een bedrijfsloods gelegen (hierna: de bedrijfsloods).
2.2. De bedrijfsloods was onderverdeeld in van elkaar afgescheiden ruimtes. Een deel van de bedrijfsloods was in gebruik bij [C], die dit deel ook in eigendom had. Een ander deel van de bedrijfsloods werd in afzonderlijke units verhuurd aan verschillende bedrijven, onder meer aan Planet, ARS, Katalyst en [B] Logistics. Dit deel van de bedrijfsloods was eigendom van dhr. en mw. [D/E].
De aan [B] Logistics verhuurde unit zal hierna ook worden aangeduid als de unit van [B].
2.3. De aan [B] Logistics verhuurde unit grensde aan de bedrijfsunits van Planet, ARS en Katalyst. De unit van [B] werd gebruikt door verschillende vennootschappen van de [B] groep, waarvan [B] Transport, [B] Logistics en [B] Containers B.V. (hierna: [B] Containers) deel uitmaken, en vooral door [B] Transport. De ruimte werd (onder meer) gebruikt voor werkzaamheden aan vrachtwagens, opleggers en aanhangers, bij welke werkzaamheden ook lasapparatuur en slijptollen werden gebruikt.
2.4. Op zondag 15 mei 2011 is brand uitgebroken in de bedrijfsloods. Ten gevolge van die brand zijn de drie door Planet c.s. gehuurde bedrijvenunits met alles wat zich daarin bevond volledig verloren gegaan.
2.5. Op het moment van het uitbreken van de brand stond in de bedrijfsunit van [B] een vrachtwagen. Het kenteken was tenaamgesteld van [B] Transport. Het betrof een vrachtwagen met een defect aan het hydraulisch hefsysteem, die op zaterdag 14 mei 2011 daar was gestald.
2.6. Tussen de bovenzijde van de tussenwanden tussen de bedrijfsunit van [B] en die van Planet c.s. en het dak van de bedrijfsloods zaten open sleuven.
2.7. Op 1 juni en 2 juli 2011 heeft de politie verklaringen opgenomen van de brandweerlieden die bij de brand in de bedrijfsloods aanwezig waren. De processen-verbaal van deze getuigenverhoren vermelden, voor zover hier van belang, het volgende.
Verhoor getuige [F] (1 juni 2011):
“Ik ben ploegchef en Officier van Dienst bij de brandweer Velsen.
(…)
V: Hoe laat kwam u ter plaatse.
A: Te 10.17 die dag.
(…)
Toen ik ter plaatse kwam zag ik een uitslaande brand bij [B] transport. In die loods zag ik een vrachtauto in brand staan. Dat was achterin de loods. Bij [B] ging de brand door het dak. Daar is de brand begonnen. Dat was voor mij duidelijk waarneembaar en heb ik dat geconstateerd. Ik constateerde ook dat aan de kant van de [straatnaam] in eerste instantie geen brand was.
Er zijn nog manschappen van mij via de [straatnaam,] het pand binnen gegaan. Aan de kant van de [straatmaam] zat een bedrijf met feestartikelen [rechtbank: Katalyst] (…).
Mijn manschappen zijn het bedrijfspand met feestartikelen of zoiets binnengegaan. Achterin dat pand bevindt zich een stalen deur tussen het feestartikelenbedrijf en het bedrijf van [B]. Mijn manschappen wilden deze deur forceren om de brand bij [B] van binnenuit te bestrijden, maar dat mislukte. Op de moment vonden er ontploffingen plaats binnen het pand van [B] en uit veiligheidsoverwegingen moesten mijn manschappen terugtrekken.
Dit ging onder leiding van [G], bevelvoerder van de spuitwagen die als eerste ter plaatse kwam.”
Verhoor getuige [G] (2 juli 2011):
Ter plaatse gekomen zag ik rook op het dak van het pand (…). Op dat moment werd ik aangesproken “door een Engelstalig sprekende man [rechtbank: dhr. [H], een van de vennoten van Katalyst] (…) Hij bleek ook een unit te huren met daarin feestartikelen. Hij vroeg of wij zijn pand binnen wilden gaan, want daar was nog geen brand en via zijn pand zouden wij bij de brandhaard kunnen komen volgens hem. Hierop heb ik twee van mijn manschappen dat pand binnengestuurd. Dat waren [K] en [L]. Ik had constant portofonisch contact met hen en ik stond buiten. In het pand van die Engelstalige man was een afgesloten deur naar het volgende pand. In het pand van die Engelstalige man waren geen rook of vuurverschijnselen waarneembaar, Daar was dus absoluut nog geen brand. Door mijn manschappen werd die tussendeur open geslepen. Mijn manschappen zagen achter die deur de brandhaard. Later begreep ik dat dat het pand was van de Firma [B].
Op het moment dat mijn manschappen die tussendeur eruit hadden geslepen, vond er in het pand van [B] een ontploffing plaats, waarop mijn manschappen zich direct teruggetrokken hebben. (…)
Vervolgens zag ik dat de vlammen door het dak van het pand van [B] kwamen en oversloegen op de aangrenzende panden. Voor mij is het 100 procent zeker dat de brand bij [B] is begonnen.”
Verhoor getuige [M] (2 juli 2011):
“Ik was die dag bevelvoerder van de eerste ladderwagen die ter plaatse kwam.
(…)
Ik zag ter plaatse dat er rook uit het dak van een loods kwam. Ik ben toen het dak opgegaan. Ik ben naar het daklicht van die loods gelopen waar de rook uitkwam. Vervolgens kwamen de vlammen uit dat daklicht. Deze was geheel doorgesmolten. Vervolgens smolt het tweede daklicht van diezelfde unit en kwamen daar ook de vlammen doorheen. (…)
Voor mij is het volstrekt duidelijk dat de brand begonnen is in de unit waar die vrachtauto stond. Daar kwam de brand door het dak naar buiten en sloeg over op die andere units. Ik vermoed dat de brand is ontstaan bij die vrachtauto, omdat deze onder het dakraam stond.”
Verhoor getuige [K] (2 juli 2011):
“Wij kwamen als eerste ter plaatse.
(…)
Ter plaatse werden wij aangesproken door een Engelstalige man (…). Die man (…) wees achterin zijn unit een deur aan. Met een slijpmachine hebben wij die deur opengeslepen. Achter die deur zag ik een soort stalen wand of stelling. Ik zag dat de brand in die unit woedde. Op het moment dat wij wilden gaan blussen hoorde ik een harde knal van een explosie. Hierop hebben wij (…) het pand in allerhaast verlaten. (…) De brand is begonnen bij [B] en overgeslagen naar die andere units. (…) Het brandde het eerst voor 100 procent zeker bij [B].”
Verhoor getuige [L] (2 juli 2011):
“Wij werden aangesproken door een Engelstalige man (…). Wij werden naar een deur geleid die in de tussenwand van het pand van die Engelstalige met het daarnaast gelegen pand. Wij hebben die deur eruit geslepen en zagen achter die deur dat in dat pand brand woedde. (…) Meteen daarop hoorden wij vanuit dat pand een explosie, waarop wij ons direct hebben teruggetrokken en het pand hebben verlaten.
De brand is ontstaan bij het pand van [B]. Zeker niet in het pand met die feestartikelen of bij die Renaultvestiging daarnaast. De brand is via [B] overgeslagen naar de belendende panden.”
2.8. De advocaat van Planet c.s. heeft aan Brand Technisch Bureau Nederland B.V. (hierna: BTB) opdracht gegeven tot het doen van onderzoek naar het ontstaan en het verloop van de brand in de bedrijfsloods. Het onderzoek is verricht door [N], deskundige A brandonderzoeken/technisch en tactisch onderzoeker, en [O], technisch en tactisch onderzoeker/branddeskundige. Het door deze rapporteurs opgestelde rapport, gedateerd 1 november 2011, vermeldt voor zover hier van belang het volgende:
2. TECHNISCH ONDERZOEK
Op 20 juni 2011 werd door de rapporteurs (…) ter plaatse een technisch onderzoek ingesteld in onder andere de werkplaats van [B] en de units gehuurd door PLKF [rechtbank: Planet], ARS en K-I [rechtbank: Katalyst] waarbij het volgende werd vastgesteld:
2.1 Omschrijving schadelocatie
Het bedrijfsverzamelgebouw [rechtbank: de bedrijfsloods] is gelegen op de hoek van de [straatnaam] en de [straatnaam] (…). Aan de zijde van de [straatnaam] bevinden zich naast elkaar, over de gehele breedte van het gebouw en gezien van links naar rechts, de bedrijfsruimten van PLKF, ARS en K-I (…).
Direct achter deze drie ruimtes, met de ingang aan de [straatnaam], bevindt zich de werkplaats van [B] waar onder meer (vracht)wagens werden onderhouden en/of hersteld.
Het gebouw bestaat uit een stalen skelet bekleed met stalen damwandprofielplaten. (…)
2.2 Brandbeeld; interpretatie en aanwijzing primaire brandhaard
Op grond van de eerste waarnemingen van de kant van getuige [P], politie én brandweer alsmede aan de hand van verkregen beeldmateriaal kan worden vastgesteld dat de brand is ontstaan in de werkplaats van [B] en derhalve is deze ruimte relevant voor het aanwijzen van de brandoorzaak (…)
(…)
De werkplaats van [B] bestaat uit een langwerpige ruimte, toegankelijk langs een overhead- en loopdeur aan de zijde van de [straatnaam]. Van hieruit gezien staat achterin de ruimte een vrachtwagen (…).
Links en rechts, tegen de lange zijden en de achterwand van de werkplaats, zijn allerlei (brandbare) materialen opgeslagen zoals autobanden, houten platen en kratten. Aan de rechterzijde bevinden zich meerdere (elektrisch aangedreven) gereedschappen en verspreid in de ruimte zes (reserve)gas- en zuurstofflessen bestemd voor (autogeen)las- en snijbrandwerkzaamheden, waarvan twee verrijdbare (autogeen)lasapparaten en een snijbranderset (…).
In de werkplaats is een duidelijk herkenbaar brandbeeld ontstaan waarbinnen de brandschade zich concentreert in en rondom de vrachtwagen (…).
Het stalen dak en de dakconstructie recht boven de vrachtwagen vertonen sporen van substantiële hitte-inwerking: het staal is hier blauw verkleurd en met name recht boven de vrachtwagen vervormd waardoor een deel van de dakplaten zijn losgeraakt (…).
Deze kenmerken duiden erop dat hier het staal moet zijn blootgesteld aan temperaturen van 500 ºC en hoger.
Andere delen van het dak en de dakconstructie van de werkplaats van [B] vertonen dit beeld niet en derhalve werden daar aanmerkelijk lagere temperaturen bereikt. Dit is op zich logisch verklaarbaar omdat buiten een beperkt gebied om de vrachtwagen in de werkplaats geen brand heeft gewoed.
Voorts kan aan de hand van het brandbeeld, de brandverloopindicatoren en de ontstane temperatuur met zekerheid worden gesteld dat de primaire brandhaard was gesitueerd in of in de directe omgeving van de accuruimte van de vrachtwagen welke de brandweermensen in brand zagen staan toen de loopdeur van de werkplaats van [B] ter blussing werd geopend.
(…)
2.3 Onderzoek primaire brandhaard
Aan de linkerzijde van de vrachtwagen (…) is omvangrijke brandschade ontstaan. In het ontstane brandbeeld is een V-vormig patroon van brandschade herkenbaar waarvan de punt van de V min of meer wijst naar de accuruimte van de vrachtwagen en zich uitbreidt naar het direct boven de accuruimte gesitueerde hydraulisch systeem met onder meer een voorraadvat met hydraulische olie.
Vanaf de accuruimte neemt de vuurschade zichtbaar af: de banden van de wielen links en rechts van de accuruimte zijn volledig verbrand terwijl de banden van de achterwielen vrijwel intact zijn gebleven (…).
Onderzoek aan de accuruimte leert dat de deksel van de accuruimte is gedemonteerd. In deze accuruimte zijn op de (aansluitende) accubekabeling smeltparels ontstaan en een deel van de getwiste koperen kernen is samengesmolten hetgeen betekent dat deze bekabeling ten tijde van het ontstaan van de brand op de accupolen was aangesloten en daarmee stroomvoerend is geweest.(…) Omdat accubekabeling rechtstreeks naar de zekeringskast was gevoerd en daar pas werd gezekerd, maakte de accubekabeling onderdeel uit van een ongezekerd circuit waardoor kortsluiting kan blijven voortduren zolang dit circuit in stand blijft en de accu’s elektrisch vermogen leveren.
(…)
In het onderhavige geval bevindt zich boven de accuruimte, op 20 – 30 cm afstand, een samenstel van (stalen) drukleidingen van het hydraulisch systeem (…). Inspectie leert dat hierin één kort deel ontbreekt. Op de koppelingen waarmee dit deel was aangesloten en op het chassis daar recht onder, liggen gesmolten resten lichtmetaal (aluminium legering) zodat het zeer waarschijnlijk is dat in het druksysteem een lichtmetalen leiding gemonteerd is geweest die gedurende de brand is gesmolten (…).
(…)
2.4 Brandoorzaak
Op basis van het brandbeeld was de primaire brandhaard gesitueerd in de accuruimte. Behoudens de stroomvoerende elektrische accubekabeling in deze ruimte, waren daar geen andere potentiële ontstekingsbronnen voor het ontstaan van de brand aanwezig zodat met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld dat de brand is ontstaan door kortsluiting in de accubekabeling waarbij de volgende feiten door ons werden geconstateerd:
1. kortsluitsporen zijn aangetroffen op de accubekabeling; deze sporen bewijzen dat ten tijde van het ontstaan van de brand deze accubekabeling op de accupolen was aangesloten en derhalve dit circuit stroomvoerend was;
2. de bewuste accubekabeling werd op geen enkele wijze door een zekering beveiligd; hierdoor heeft het proces van kortsluiting zich gedurende een langere tijd kunnen voortzetten, althans voor zover het accuvermogen dat heeft toegelaten;
3. kenmerken van kortsluiting zijn het ontstaan van smeltparels en vaak het samensmelten van getwiste koperen aders als gevolg van de hoge temperaturen waarmee een dergelijk proces gepaard gaat; dergelijke sporen werden aangetroffen op de accubekabeling (…);
4. de door de kortsluiting bereikte temperatuur is ruim voldoende om brandbare materialen binnen zeer korte tijd tot ontsteking te brengen met een vlammende brand tot gevolg; een dergelijke brand is tot ontwikkeling gekomen op slechts korte afstand (20-30 cm) van het hydraulisch systeem waarvan vaststaat dat een lichtmetalen leiding daarvan is gesmolten en dat ter plaatse van de drukleidingen ten minste de smelttemperatuur van lichtmetaal werd bereikt (500-650 ºC);
5. voor hydraulisch olie geldt geen vast / exact vlampunt, voor de verschillende kwaliteiten hydraulische olie worden vlampunten opgegeven variërend van 100 – 200 ºC of hoger. De ontstekingstemperatuur ligt over het algemeen circa 40 ºC boven het vlampunt. Gezien het voorgaande is de ontstekingstemperatuur ter plaatse van het hydraulisch systeem zeker behaald, en is daarmee de olie tot ontbranding gekomen.
De door ons geconstateerde feiten en omstandigheden leiden tot de conclusie dat de brand met zekerheid in de accuruimte is ontstaan met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid als gevolg van een kortsluiting in de stroomvoerende accubekabeling. Deze kortsluiting kan enerzijds zijn ontstaan door bijvoorbeeld een isolatiegebrek of anderzijds door lekkage van hydraulische olie, welke door vervuiling geleidende eigenschappen heeft verkregen. Echter, de vernietiging waarmee de brand gepaard is gegaan, laat niet meer toe te achterhalen welke van de genoemde ontstekingsscenario’s de brand daadwerkelijk heeft ingeleid.
Hierbij moet bedacht worden dat andere potentiële brandoorzaken door ons niet werden aangetroffen.
2.5 Brandverloop werkplaats [B] / secundaire brandhaard
Ongeveer halverwege is de vrachtwagen aan weerszijden voorzien van een dieselbrandstoftank (…). Onderling zijn deze tanks aan de onderzijde met een flexibele slang verbonden welke volledig is verbrand.
Zoals in 2.3 van dit rapport vermeld, is door het verbranden van de lichtmetalen leiding en de rubberen slang, eveneens een hoeveelheid hydraulische olie vrijgekomen.
De dieselbrandstoftanks en de voorraadtank voor de hydraulische olie, zijn volledig leeg gelopen waarmee het zeker is dat de zeer brandbare inhoud zich heeft verspreid over de werkvloer (…).
Vaststaat dat dit mengsel gedurende de brand (of al tijdens het weglekken) werd ontstoken en zo heeft geleid tot een secundaire brandhaard waardoor de banden van de vrachtwagen eerst zijn geëxplodeerd en vervolgens het rubber volledig is verbrand, (…).
2.5.1 Flash-over / back-draft
Gedurende een brand vindt in de gehele ruimte waar de brand woedt, een soort destillatieproces plaats: door de blootstelling aan hoge temperaturen ontleden daarvoor vatbare materialen en wordt de ruimte met brandbaar gas gevuld. Komt de samenstelling van het aldus ontstane gas/luchtmengsel in het explosieve gebied en wordt de ontbrandingstemperatuur bereikt of wordt het mengsel door brand ontstoken, dan verbrandt het met bijna explosieve snelheid (deflagratie). Dit verschijnsel staat bekend als flash-over en is veelal verantwoordelijk voor een snelle uitbreiding van branden. Zoals in het onderhavige geval, kan ook in aangrenzende ruimtes een flash-over optreden.
Een (bijna vergelijkbare) vorm van branduitbreiding kan plaatsvinden als de brandbare, hete gassen zich nog in onvoldoende mate hebben gemengd met omgevingslucht en zich kunnen verzamelen in aangrenzende ruimten. Bedacht moet worden dat een brand altijd gepaard gaat met een zekere mate van overdruk welke voldoende is om brandbare rookgassen naar aangrenzende ruimten te stuwen langs bijvoorbeeld kieren en openingen in scheidingswanden. In deze nog relatieve koele ruimte(n), zullen de hete rookgassen zich verzamelen en mengen met omgevingslucht. Op het moment dat ontsteking plaats vindt, bijvoorbeeld door de branduitbreiding of door een andere ontstekingsbron, volgt een explosieve branduitbreiding,(…) aangeduid met back-draft, flashback of smoke explosion.
(…)
De hoge brandontwikkeling in de bedrijfsunit van ARS, zichtbaar op foto 16, wijst naar ons oordeel op een flash-over of back-draft hetgeen impliceert dat brandbare rookgassen al in een vroeg stadium van de brand, nog voordat de lichtstraten van de werkplaats het hadden begeven, konden doordringen in de unit van ARS én K-I zoals blijkt uit de verklaring van de heer Willis, hij immers zag al bij de eerste tekenen van de brand, rook langs de bovenzijde van de scheidingswand zijn bedrijfsunit binnendringen. Tijdens het onderzoek ter plaatse werd door ons vastgesteld dat de scheidingswand tussen de werkplaats van [B] en [C] niet was opgetrokken tot aan het dak: boven een horizontaal gedeelte van de stalen constructie was sprake van een open verbinding met de aangrenzende ruimte over een lengte van circa 5.2 meter en een hoogte van 20-30 cm. Een gelijke horizontale verbinding was ook aanwezig in de constructie aan de zijde van de bedrijfsunit van ARS. Of deze ruimte ook was vrijgelaten kon door ons niet meer worden vastgesteld, wel werden openingen aangetroffen rondom de stalen constructie in de scheidingswand van [B] en de bedrijfsunit van PLKF. Daar waar dat nog kon worden vastgesteld, was deze scheidingswand niet tot aan het dak van damwandprofielplaten opgetrokken zodat ook daar sprake was van een open verbinding (cannelures) met de aangrenzende bedrijfsunits van PKLF, ARS en K-I (…).
Vaststaat dat op enig moment de lichtstraten van de werkplaats van [B] zijn bezweken. Als gevolg daarvan was de brandbare bitumineuze dakbedekking bereikbaar voor (zeer) hete rookgassen en vlamwerking van de toen al omvangrijke brand hetgeen heeft geleid tot de branduitbreiding langs het dak naar de bedrijfsruimten van PLKS, ARS en K-I, mede omdat de scheidingswand niet tot boven het dakniveau doorliep (…). De richting van deze branduitbreiding is vooral het gevolg van de windrichting die eerst in westelijke richting waaide maar gedurende de brand draaide naar de bedrijfsruimten van PLKF, ARS en K-I (…).
3. BEANTWOORDING VAN DE VRAGEN
(…)
Op basis van het door ons uitgevoerde onderzoek kan met zekerheid worden geconcludeerd dat de brand is ontstaan in een vrachtwagen die in de werkplaats van [B] Groep voor reparatie aan het hydraulisch systeem stond gestald. Ook de eerste waarnemingen van de brandweer spreken van een in brand staande vrachtwagen in de werkplaats van [B] hetgeen onze conclusie bevestigt.
(…)
Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is de brand ontstaan in het stroomvoerende en ongezekerde circuit van de accubekabeling in de accuruimte van de vrachtwagen welke ter reparatie stond gestald in de werkplaats van [B]. Door weglekkende hydraulische olie en dieselolie is een secundaire brandhaard ontstaan.
Door ons werden in de werkplaats van [B] geen alternatieve brandoorzaken aangetroffen.
(…)
De snelle branduitbreiding (in circa 41 minuten) vanuit de werkplaats van [B] in de richting van de bedrijfsunits van PLKF, ARS en K-I, is naar ons oordeel volledig te wijten aan het ontbreken van brandwerende afdichtingen in de scheidingswand en het niet aansluiten daarvan aan de dakconstructie. Hete en brandbare rookgassen konden daardoor ongehinderd in de aangrenzende units doordringen en daar tot ontsteking komen in de bedrijfsunit van ARS.
(…)
3. Het geschil
3.1. Planet c.s. vorderen, na vermeerdering van eis (bij akte ter gelegenheid van de comparitie) – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht verklaart dat [B] c.s. en [C] c.s. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor alle schade die Planet c.s. hebben geleden ten gevolge van de brand van 15 mei 2011 in de bedrijfsloods;
- [B] c.s. en [C] c.s. elk, met dien verstande dat als één van hen betaalt ook de anderen daardoor zullen zijn bevrijd, veroordeelt om aan Planet, ARS en Katalyst de schade te voldoen die door elk van hen is geleden, zoals die door elk van hen nog later in deze procedure dan wel na de procedure op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, zal worden gespecificeerd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- [B] c.s. en [C] c.s. veroordeelt om, als voorschot op de definitieve schadeafwikkeling, aan Planet c.s. gezamenlijk te voldoen, des dat als één van hen betaalt ook de anderen daardoor zullen zijn bevrijd, een bedrag van € 850.000,-, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie zal menen dat rechtens is, alsmede kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid, aan de hand van de urenverantwoording van Köster advocaten N.V., en in redelijkheid te bepalen;
- met hoofdelijke veroordeling van [B] c.s. en [C] c.s. in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat de veroordeling opeisbaar is geworden.
3.2. Planet c.s. leggen aan hun vordering het volgende ten grondslag. De brand van 15 mei 2011 in de bedrijfsloods is ontstaan in de accuruimte van de vrachtwagen die was neergezet in de bedrijfsruimte die in gebruik was bij [B], waarna de brand zich heeft verspreid, onder meer door openingen in de scheidingswand tussen de ruimte van [B] en Planet c.s. Ten gevolge hiervan zijn de bedrijfsunits van Planet c.s. en alles dat zich daarin bevond, verloren gegaan. [B] c.s. zijn aansprakelijk voor de door Planet c.s. geleden schade op grond van de artikelen 6:181 juncto 6:174 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) aangezien zij in de onderhoudswerkplaats (een deel van) hun bedrijf uitoefenden danwel op grond van artikel 6:173 BW als bezitter van een gebrekkige roerende zaak (de vrachtwagen). Daarnaast zijn [C] c.s. als eigenaar en verhuurder van de bedrijfsunits aansprakelijk op grond van het bepaalde in artikel 6:174 BW. Voorts zijn [B] c.s. en [C] c.s. aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW aangezien de gedragingen van gedaagden als onzorgvuldig zijn aan te merken, aldus nog steeds Planet c.s.
3.3. [B] c.s. en [C] c.s. voeren verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Aansprakelijkheid van [B] c.s.
4.1. [B] c.s. en Planet c.s. verschillen van mening over de vraag in welke bedrijfsunit de brand is begonnen en wat de oorzaak is van de brand. [B] c.s. betwisten de stelling van Planet c.s. dat de brand is begonnen in de unit van [B] en dat de oorzaak van de brand is gelegen in kortsluiting in de accu van de in deze unit geparkeerde vrachtwagen.
4.2. Ten aanzien van de vraag in welke bedrijfsunit de brand is ontstaan, overweegt de rechtbank als volgt. De politie heeft vijf brandweerlieden gehoord die ten tijde van de brand in of bij de bedrijfsloods aanwezig waren. Uit hun verklaringen, weergegeven hiervoor in r.o. 2.7, blijkt dat zij allen aangeven zeker te weten dat de brand bij [B] is begonnen. Zowel de brandweerlieden die de deur naar de unit van [B] hebben geopend, de brandweerman die het dak van de bedrijfsloods op is gegaan en de aanwezige commandant die ter plaatse was, verklaren dat de brand in de unit van [B] is begonnen. De rechtbank hecht veel gewicht aan deze met elkaar overeenstemmende verklaringen nu deze onderbouwd zijn met relevante feiten en omstandigheden, afkomstig zijn van professionals die ten tijde van de brand ter plekke waren en die er bovendien geen enkel belang bij hebben niet naar waarheid te verklaren omtrent de plek waar de brand is begonnen. Het standpunt van [B] c.s. dat de verklaringen om verschillende redenen niet bruikbaar zouden zijn, wordt als onvoldoende onderbouwd verworpen.
4.3. Voor zover [B] c.s., met name onder verwijzing naar verklaringen van hun werknemer [Q] en door hem gemaakte foto’s van de uit de bedrijfsloods komende rookwolken in relatie tot de lichtstraten, hebben betoogd dat de brand niet in hun unit, maar in één van de units van Planet c.s. moet zijn begonnen, geldt het volgende. Het standpunt van [B] c.s. staat niet alleen haaks op de duidelijke en eenduidige verklaringen van de aanwezige brandweerlieden, maar ook de verklaringen van verschillende andere aanwezigen wijzen niet in die richting. [H], die op de bewuste ochtend in de bedrijfsunit van Katalyst aanwezig was en die als eerste heeft geconstateerd dat er brand was, heeft ter comparitie verklaard dat hij rook zag komen uit de opening boven de tussenmuur tussen zijn unit en die van [B], dat er op dat moment geen brand was in zijn unit en dat hij bij de naastgelegen unit van ARS naar binnen heeft gekeken en dat daar ook geen brand te zien was. [A], eigenaar van ARS, heeft ter comparitie verklaard dat hij, nadat hij bij de brand was gearriveerd, de brand van achter (rechtbank: van de kant van de unit van [B]) zag overslaan naar zijn unit. [R], de eigenaar van Planet heeft ter comparitie verklaard dat toen hij bij de brand arriveerde, hij vlammen bij de unit van [B] vandaan zag komen, dat geen van de units van Planet c.s. toen al in brand stond en dat hij met één van de brandweerlieden ter plekke had gesproken en dat die hem vertelde dat hij in de loods van [B] had gekeken en dat de brand daar was ontstaan. Tegenover de getuigenverklaringen van de aanwezige brandweerlieden en daarmee overeenstemmende verklaringen van de hiervoor aangehaalde andere aanwezigen, leggen de door [B] c.s. aangehaalde verklaring en foto’s onvoldoende gewicht in de schaal, zodat deze geen weerlegging opleveren van de stelling dat de brand in de unit van [B] en niet in één van de units van Planet c.s. is begonnen. De overige door partijen nog ingebrachte deskundigenrapporten wijzen ook niet dwingend naar een ontstaansbron buiten de unit van [B] c.s. De rechtbank merkt daar nog bij op dat de foto’s en de verklaringen van [Q], zelfs als daaruit zou voortvloeien dat [Q] de rookwolken voor het eerst uit of bij de lichtstraat boven de units van Planet c.s. en niet uit of bij de lichtstraat boven de unit van [B] c.s waarnam, hetgeen overigens niet overtuigend uit die foto’s naar voren komt en door diverse andere foto’s en verklaringen wordt tegengesproken, op zich zelf nog niet nopen tot de conclusie dat de brand niet in de unit van [B] c.s. is begonnen. Uit de overgelegde rapporten, waaronder het rapport van BTB, komt immers naar voren dat de wind op een gegeven moment draaide en de rookwolken de kant van de units van Planet c.s. op dreef hetgeen de suggestie kan hebben gewekt dat de rook van die units vandaan kwam. Bovendien kan de rook zich ook via de opening boven de tussenwand en onder het dak vanuit de unit van [B] c.s. naar de lichtstraat boven de units van Planet c.s. hebben verplaatst en daar naar buiten zijn gekomen.
4.4. Voor zover [B] c.s. hebben betoogd dat de brand elders in de bedrijfsloods zou zijn begonnen, te weten in het deel dat door [C] werd gebruikt, geldt eveneens dat daarvoor geen concreet aanknopingspunt is te vinden. Gelet op de solide onderbouwing door Planet c.s. van haar stelling dat de brand in de unit van [B] is begonnen, moet ook deze alternatieve lezing van [B] c.s. als onvoldoende gemotiveerd wordt verworpen.
4.5. Het voorgaande betekent dat is komen vast te staan dat de brand is begonnen in de bedrijfsunit die in gebruik was bij [B].
4.6. Ten aanzien van de vraag wat de oorzaak was van de brand in de ruimte van [B], is afdoende gebleken dat de brand is ontstaan in de vrachtwagen die daar stond. De rechtbank komt tot deze conclusie op grond van het volgende.
4.7. In het rapport van BTB concluderen de deskundigen, die - evenals de rechtbank - als gegeven beschouwen dat de brand in de unit van [B] is ontstaan, naar aanleiding van het door hen in die unit verrichte onderzoek, waarvan de resultaten zijn weergegeven in r.o. 2.8, dat de brand met zekerheid is ontstaan in de vrachtwagen die daar gestald stond. Meer specifiek is de brand, aldus de onderzoekers, met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid ontstaan in het stroomvoerende en ongezekerde ciruit van de accubekabeling in de accuruimte van de vrachtwagen. De conclusies hebben de deskundigen in het rapport van BTB uitvoerig onderbouwd met relevante, door [B] c.s. niet nader gemotiveerd bestreden feiten en omstandigheden. BTB rapporteert daarnaast dat andere potentiële brandhaarden niet werden aangetroffen. Gelet op de gedegen onderbouwing van de stelling van Planet c.s. dat de brand in de vrachtwagen is ontstaan door kortsluiting in de accu, is hetgeen van de zijde van [B] c.s. hiertegen is aangevoerd onvoldoende om als een voldoende gemotiveerde betwisting te kunnen gelden. Bovendien is die betwisting naar de kern genomen met name gebaseerd op het hiervoor verworpen standpunt van [B] c.s. dat niet vast is komen te staan dat de brand in de door haar gebruikte bedrijfsunit is ontstaan en heeft zij tegenover de conclusie van BTB niet gesteld, noch nader onderbouwd, dat er een andere ontstaansbron van de brand in haar bedrijfsunit is of kan zijn geweest.
4.8. Nu vast staat dat de brand is ontstaan in de accuruimte van de vrachtwagen die geparkeerd stond in de bedrijfsunit die werd gebruikt door [B], rijst de vraag of [B] c.s. voor de schade die ten gevolge van de brand is ontstaan, aansprakelijk kunnen worden gehouden.
4.9. Niet weersproken is dat de vrachtwagen die ten tijde van de brand in de bedrijfsunit van [B] stond, vóór het uitbreken van de brand daar was geparkeerd omdat hij defect was en gerepareerd moest worden. Naar de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld, staat tevens vast dat de brand is uitgebroken in deze vrachtwagen en is ontstaan als gevolg van kortsluiting in de accu. Voorts geldt dat er geen enkele concrete aanwijzing is dat deze kortsluiting is ontstaan ten gevolge van een buiten de vrachtwagen gelegen oorzaak, terwijl wel onderbouwd is gesteld dat de kortsluiting is ontstaan door een gebrek in de auto, hetzij in de vorm van een isolatiegebrek hetzij door lekkage van hydraulische olie die door vervuiling geleidende eigenschappen heeft gekregen (zie paragraaf 2.4 laatste alinea van het rapport van BTB). Verder is het een feit van algemene bekendheid dat bij deugdelijke vrachtwagens niet zomaar kortsluiting in de accu of de bekabeling naar de accu optreedt. Uit het voorgaande vloeit voort dat de vrachtwagen een gebrekkige zaak was als bedoeld in artikel 6:173 BW. Nu eveneens van algemene bekendheid is dat ten gevolge van kortsluiting brand kan optreden, is voldaan aan de overige vereisten die artikel 6:173 lid 1 BW aan aansprakelijkheid stelt. Dit betekent dat de bezitter van de vrachtwagen aansprakelijk is voor de ten gevolge van de brand opgetreden schade.
4.10. Planet c.s. hebben [B] Transport aangesproken in verband met de gebrekkige vrachtwagen. [B] Transport heeft aangevoerd dat zij niet de juiste partij is. Zij voert in dit verband aan dat het kenteken van de vrachtwagen weliswaar op naam van [B] Transport stond, maar dat [B] Containers B.V. eigenaar was van de vrachtwagen. De vrachtwagen was alleen ter besparing van kosten opgenomen in de bedrijfsvoorraad van [B] Transport, aldus nog steeds [B] Transport.
4.11. De rechtbank overweegt hieromtrent dat Planet c.s. op grond van de tenaamstelling van het kentekenbewijs [B] Transport als bezitter van de vrachtwagen kan aanmerken en dus kan aanspreken. Dat de [B] vennootschappen tegenover derden onduidelijkheid hebben gecreëerd omtrent het bedrijfsonderdeel dat bezitter/eigenaar van de bewuste vrachtwagen was, nog daargelaten dat zij daarvoor geen bewijs heeft bijgebracht, dient voor hun rekening en risico te blijven. Dit betekent dat [B] Transport op grond van artikel 6:173 BW aansprakelijk is voor de schade die Planet c.s. ten gevolge van de brand hebben geleden.
4.12. De rechtbank is van oordeel dat naast [B] Transport ook [B] Logistics aansprakelijk is voor de door Planet c.s. geleden schade en licht dit als volgt toe. [B] Logistics heeft de betreffende bedrijfsunit in de bedrijfsloods gehuurd en heeft toegelaten dat haar zustervennootschap [B] Transport die ruimte gebruikte voor het stallen van en verrichten van werkzaamheden en (kleine) reparaties aan vrachtwagens, opleggers en aanhangers, bij welke reparaties onder meer lasapparatuur en slijptollen werden gebruikt. Vast staat dat de wanden van de betreffende ruimte aan de bovenzijde open sleuven hadden naar de aangrenzende bedrijfsruimtes van Planet c.s., waardoor in geval van brand brandbare rookgassen gemakkelijk konden doordringen tot deze aangrenzende ruimtes. Hoewel de bedrijfsunit van [B] wellicht niet in zijn algemeenheid als een gebrekkige opstal aangemerkt kan worden, is het dat wel gelet op het type bedrijfsvoering dat in de bedrijfsunit van [B] werd uitgeoefend, althans is het in strijd met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt activiteiten in die ruimte te (laten) verrichten waarvoor die ruimte niet geschikt is of die onnodig gevaarzettend zijn voor de medegebruikers van de bedrijfsloods. Nu vast staat dat de vrachtwagen die zich op de dag van de brand in de ruimte bevond, daar was gestald in verband met een defect, de brand in die vrachtwagen is ontstaan en de brand zich vervolgens via de open sleuven sneller kon verspreiden dan wanneer sprake was geweest van volledig dichte, brandveilige wanden (zie ook paragraaf 3, laatste alinea, van het rapport van BTB), kan ook [B] Logistics, die toestond dat haar zustervennootschap daar gevaarzettende vrachtwagens stalde en repareerde, een zodanig verwijt worden gemaakt van onzorgvuldig handelen dat zij op grond van artikel 6:162 BW (mede) aansprakelijk kan worden gehouden voor de door Planet c.s. geleden schade.
4.13. Op grond van het hiervoor overwogene zijn [B] Transport en [B] Logistics hoofdelijk aansprakelijk voor de door Planet c.s. geleden schade.
Aansprakelijkheid van [C] c.s.
4.14. Planet c.s. hebben ook [C] c.s. aangesproken voor de door hen geleden schade op grond van artikel 6:174 BW (gebrekkige opstal).
4.15. [C] c.s. zijn, nog daargelaten dat [C] B.V. onvoldoende weersproken heeft gesteld niet de eigenaar van het aan [B] Logistics verhuurde gedeelte te zijn, niet aansprakelijk, reeds omdat [B] c.s. de opstallen gebruikte in de uitoefening van haar bedrijf en de ontstane schade daarmee verband hield. Gelet op artikel 6:181 BW vallen [C] c.s. daarmee af als (mogelijk) aansprakelijke partijen.
Voorschot en verwijzing naar schadestaat
4.16. Ter zitting heeft Planet c.s. gevorderd bij deelvonnis een deel van de schadevergoeding, tot een bedrag van € 850.000 reeds thans toe te wijzen en de zaak voor de schadevaststelling overigens te verwijzen naar de schadestaatprocedure. Van de door Planet c.s. gestelde schade heeft [B] c.s. ter zitting aangegeven dat in het overleg tussen schade-experts van partijen een totaal van € 313.500 aan materiële schade niet in geschil was. Bij die stand van zaken is er voldoende grond thans dat bedrag reeds nu toe te wijzen en partijen overigens te verwijzen naar de schadestaatprocedure.
Proceskosten
4.17. In de zaak van Planet c.s. tegen [B] c.s. zullen [B] c.s. als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Planet c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 166,34
- griffierecht 1.150,00 (2x € 575,00)
- salaris advocaat 4.000,00 (2,0 punten × tarief € 2.000,00)
Totaal € 5.316,34
4.18. In de procedure van Planet c.s. tegen [C] c.s. zullen Planet c.s. als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [C] c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 1.150,00 (2x € 575,00)
- salaris advocaat 4.000,00 (2,0 punten × tarief € 2.000,00)
Totaal € 5.150,00
De gevorderde nakosten zullen eveneens worden toegewezen.
5. De beslissing
De rechtbank
Ten aanzien van [B] c.s.
5.1. verklaart voor recht dat [B] c.s. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor alle schade die Planet c.s. hebben geleden ten gevolge van de brand van 15 mei 2011 in de bedrijfsloods,
5.2. veroordeelt [B] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander daardoor zal zijn bevrijd, om als schadevergoeding voor materiële schade aan Planet c.s. gezamenlijk te voldoen een bedrag van € 313.500,=,
5.3. veroordeelt [B] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander daardoor zal zijn bevrijd, om aan Planet, ARS en Katalyst de verdere schade te vergoeden die door elk van hen is geleden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening,
5.4. veroordeelt [B] c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [B] c.s. tot op heden begroot op € 5.316,34, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5. verklaart de beslissingen onder 5.2, 5.3 en 5.4 uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af,
Ten aanzien van [C] c.s.
5.7. wijst het gevorderde af,
5.8. veroordeelt Planet c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [C] c.s. tot op heden begroot op € 5.150,=,
5.9. veroordeelt Planet c.s. tevens in de nakosten, aan de zijde van [C] c.s. bepaald op € 131,= voor nasalaris advocaat, te vermeerderen, voor het geval betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden en nodig is geweest, met € 68,= voor nasalaris advocaat en de werkelijk gemaakte kosten voor het doen uitbrengen van een exploot van betekening,
5.10. verklaart de beslissingen onder 5.8 en 5.9 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.M. Bruin, mr. Th.S. Röell en mr. H.J.M. Burg en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2013.?