ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ5487

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
128987 / HA ZA 06-1330 e.a.
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis in de Safe Haven zaak met betrekking tot schadevergoeding aan beleggers

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 maart 2013 een eindvonnis gewezen in de zogenaamde 'Safe Haven' zaak, waarin de Stichting Volendam als eiser optrad tegen de ABN AMRO Bank N.V. en twee andere gedaagden. De rechtbank heeft de schade van individuele beleggers vastgesteld op een totaalbedrag van € 1.735.780,72, met een totale vordering van de Stichting c.s. op de Bank van € 2.927.545,45. De rechtbank oordeelde dat de mate van eigen schuld van de beleggers op 50% moet worden gesteld, wat betekent dat de vergoedingsplicht van de Bank dienovereenkomstig moet worden verminderd. De rechtbank heeft de argumenten van de Stichting c.s. en de Bank tegen elkaar afgewogen, waarbij de rechtbank concludeerde dat de door de Stichting c.s. aangevoerde jurisprudentie niet van toepassing was op de onderhavige situatie. De rechtbank heeft ook de schadevergoeding voor gedaagden sub 2 en 3 vastgesteld op € 6.977.721,25, waarbij de wettelijke rente vanaf 3 februari 1999 is toegewezen. De rechtbank heeft de Bank veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding aan de Stichting en de individuele beleggers, en heeft de proceskosten aan de zijde van de Stichting c.s. toegewezen. De rechtbank heeft ook de kosten van de deskundige vastgesteld op € 47.124,00, die door de Bank moeten worden gedragen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en heeft belangrijke implicaties voor de betrokken partijen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
zaaknummer / rolnummer: 128987 / HA ZA 06-1330 e.a.
Vonnis van 20 maart 2013
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 128987 / HA ZA 06-1330 van
de stichting
STICHTING VOLENDAM,
gevestigd te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
eiser,
advocaat mr. H.J. Bettink te Haarlem,
tegen
1. de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V., voorheen FORTIS BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A. Knigge te Amsterdam,
2. [gedaagde 2],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
gedaagde,
niet verschenen,
3. [gedaagde 3],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
gedaagde,
niet verschenen,
en tevens in de navolgende zaken waarin hieronder telkens
- alleen de eisende partij(en) word(t)(en) genoemd;
- als eisende partij tevens optreedt Stichting Volendam, waarbij deze alleen hier wordt genoemd en niet meer bij elke zaak afzonderlijk;
- als advocaat van eisers optreedt mr. Bettink voornoemd die in het navolgende evenmin nog afzonderlijk zal worden genoemd;
- en waarin gedaagden zijn de in de zaak met zaaknummer / rolnummer 128987 / HA ZA 06-1330 genoemde gedaagden 1 tot en met 3;
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155571 / HA ZA 09-359:
[eiser 3], eiser sub 3,
wonende te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155603 / HA ZA 09-365:
1. [eiser 4], eiser sub 4,
2. [eiser 61], eiser sub 61,
beiden wonende te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155604 / HA ZA 09-366:
[eiser 5], eiser sub 5,
wonende te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155605 / HA ZA 09-367:
[eiser 6], eiser sub 6,
wonende te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155606 / HA ZA 09-368:
1. [eiser 7], eiser sub 7,
wonende te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 45], eiser sub 45,
gevestigd te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155607 / HA ZA 09-369:
1. [eiser 8], eiser sub 8,
wonende te Dordrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 46], eiser sub 46
gevestigd te Dordrecht,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155609 / HA ZA 09-370:
1. [eiser 9], eiser sub 9,
wonende te Oldenzaal,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 47], eiser sub 47
gevestigd te Oldenzaal,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155610 / HA ZA 09-371:
1. [eiser 10], eiser sub 10,
wonende Volendam, gemeente Edam - Volendam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 48], eiser sub 48,
gevestigd te Oldenzaal,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155611 / HA ZA 09-372:
[eiser 11], eiser sub 11,
wonende te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155612 / HA ZA 09-373:
[eiser 12], eiser sub 12,
wonende te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155613 / HA ZA 09-374:
[eiser 13], eiser sub 13,
wonende Volendam, gemeente Edam-Volendam,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155614 / HA ZA 09-375:
[eiser 14], eiser sub 14,
wonende te Koog aan de Zaan, gemeente Zaandam,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155615 / HA ZA 09-376:
[eiser 15], eiser sub 15,
wonende Volendam, gemeente Edam-Volendam,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155616 / HA ZA 09-377:
1. [eiser 16], eiser sub 16,
wonende te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 49], eiser sub 49,
gevestigd te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155617 / HA ZA 09-378:
1. [eiser 17], eiser sub 17,
wonende te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 50], eiser sub 50,
gevestigd te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155618 / HA ZA 09-379:
[eiser 18], eiser sub 18,
wonende te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155619 / HA ZA 09-380:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 19], eiser sub 19,
gevestigd te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
2. [eiser 51], eiser sub 51,
wonende te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155620 / HA ZA 09-381:
1. [eiser 20], eiser sub 20,
wonende te Hoogland, gemeente Amersfoort,
2. [eiser 52], eiser sub 52,
wonende te Hoogland, gemeente Amersfoort,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155621 / HA ZA 09-382:
[eiser 21], eiser sub 21,
wonende te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155623 / HA ZA 09-383:
[eiser 22], eiser sub 22,
wonende te Heiloo,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155624/ HA ZA 09-384:
[eiser 23], eiser sub 23,
wonende te Zaandijk, gemeente Zaanstad,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155625 / HA ZA 09-385:
[eiser 24], eiser sub 24,
wonende te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155626 / HA ZA 09-386:
1. [eiser 25], eiser sub 25,
wonende te Zaandijk, gemeente Zaanstad,
2. de vennootschap onder firma
[eiser 53], eiser sub 53,
gevestigd Wormerveer, gemeente Zaanstad,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155627 / HA ZA 09-387:
[eiser 27], eiser sub 27,
wonende te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155628 / HA ZA 09-388:
[eiser 28], eiser sub 28,
wonende te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155629 / HA ZA 09-389:
[eiser 29] in hoedanigheid als erfgenaam van […], eiser sub 29,
wonende te Krommenie, gemeente Zaanstad,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155630 / HA ZA 09-390:
[eiser 30], eiser sub 30,
wonende te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155632 / HA ZA 09-391:
1. [eiser 31], eiser sub 31,
wonende te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 54], eiser sub 54,
gevestigd te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155633 / HA ZA 09-392:
[eiser 32], eiser sub 32,
wonende te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155635 / HA ZA 09-393:
[eiser 33], eiser sub 33,
wonende te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155636 / HA ZA 09-394:
[eiser 34], eiser sub 34,
wonende te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155637 / HA ZA 09-395:
[eiser 35 en 55], eiser sub 35 en eiser sub 55,
wonende te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155638 / HA ZA 09-396:
[eiser 36], eiser sub 36,
wonende te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155639 / HA ZA 09-397:
1. [eiser 37], eiser sub 37,
wonende te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 56], eiser sub 56,
gevestigd te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155640/ HA ZA 09-398:
[eiser 38], eiser sub 38,
wonende te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155641 / HA ZA 09-399:
1. [eiser 39], eiser sub 39,
wonende te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 57], eiser sub 57,
gevestigd te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155642/ HA ZA 09-400:
[eiser 40], eiser sub 40,
wonende te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155643 / HA ZA 09-401:
1. [eiser 41], eiser sub 41,
wonende te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
2. de commanditaire vennootschap
[eiser 58], eiser sub 58,
gevestigd te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155644 / HA ZA 09-402:
1. [eiser 42], eiser sub 42,
wonende te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 59], eiser sub 59,
gevestigd te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 60], eiser sub 60,
gevestigd te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155645 / HA ZA 09-403:
1. [eiser 43], eiser sub 43,
wonende te Edam, gemeente Edam-Volendam,
2. de vennootschap onder firma
[eiser 62], eiser sub 62,
gevestigd te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155646 / HA ZA 09-404:
[eiser 44], eiser sub 44,
wonende te Volendam, gemeente Edam-Volendam.
De eisende partij Stichting Volendam zal hierna de Stichting genoemd worden. Alle eisende partijen zullen gezamenlijk worden aangeduid als de Stichting c.s. Alle eisende partijen gezamenlijk met uitzondering van de Stichting zullen hierna als de beleggers worden aangeduid. De gedaagde partijen zullen hierna respectievelijk de Bank, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 mei 2012;
- de akte uitlating na tussenvonnis van de Stichting c.s. d.d. 11 juli 2012 met producties;
- de antwoord akte uitlating na tussenvonnis van de Bank d.d. 19 september 2012 met producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
Ten aanzien van de Bank
2.1. In het tussenvonnis van 30 mei 2012 heeft de rechtbank de Stichting c.s. opgedragen om, voor zover de omvang van de schade nog onduidelijk is, de schade nader toe te lichten en om hieromtrent stukken in het geding te brengen. Vervolgens is de Bank in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren. Ook heeft de rechtbank de Stichting c.s. in de gelegenheid gesteld om per belegger te onderbouwen dat de eigen schuld op een kleiner aandeel dan 50% dient te worden gesteld, dan wel dat anderszins een billijkheidscorrectie moet worden toegepast. In dit verband heeft de rechtbank de Stichting c.s. opgedragen de stukken in het geding te brengen met betrekking tot de beleggingsclubs waarin diverse beleggers hebben deelgenomen, daaronder begrepen de overeenkomsten met financiële instellingen die deze beleggers/beleggingsclubs hebben gesloten. De Bank is vervolgens in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren en om harerzijds per belegger te onderbouwen dat de eigen schuld op een groter aandeel gesteld moet worden dan 50%, dan wel dat anderszins een billijkheidscorrectie moet worden toegepast.
2.2. Zowel de Stichting c.s. als de Bank hebben een akte met producties in het geding gebracht. De Stichting c.s. heeft de schade en de mate van eigen schuld van een aantal individuele beleggers nader toegelicht. De Bank heeft hierop gereageerd en heeft eveneens de mate van eigen schuld per belegger nader toegelicht.
2.3. De rechtbank zal in het hierna volgende per belegger ingaan op hetgeen de Stichting c.s. en de Bank hebben gesteld ten aanzien van de schade. Alvorens dit te doen zal de rechtbank eerst een beslissing nemen ten aanzien van een aantal onderwerpen dat door partijen herhaaldelijk bij een groot aantal beleggers in meer algemene zin aan de orde is gesteld.
Vergoeding terugstortingen uit valutapools
2.4. De Bank heeft het standpunt ingenomen dat de terugstortingen op de Rekening uit de verschillende valutapools waarin de beleggers hebben ingelegd, niet voor vergoeding in aanmerking komen. De beleggers deden door deelname aan een valutapool immers bewust mee aan risicovolle beleggingen en deze bedragen kunnen om die reden niet als schade worden gevorderd, aldus de Bank.
2.5. De rechtbank is van oordeel dat de Stichting c.s. terecht vergoeding vordert van die bedragen die op of na 15 oktober 1996 uit de valutapools op de Rekening zijn teruggestort en die vervolgens verloren zijn gegaan. Zoals de rechtbank in het tussenvonnis van 30 mei 2012 heeft overwogen, had de Bank per 15 oktober 1996 tot sluiting van de Rekening moeten overgaan. Dit betekent dat voor de berekening van de schade niet van belang is of hetgeen na 15 oktober 1996 op de Rekening is teruggestort en vervolgens verloren is gegaan al dan niet afkomstig is uit een valutapool. Immers, als de Bank had gedaan wat zij had moeten doen en de Rekening per 15 oktober 1996 had gesloten, dan waren de na deze datum gedane terugstortingen uit de valutapools niet verloren gegaan.
Eigen schuld
2.6. Zoals in het tussenvonnis van 30 mei 2012 onder 2.71 is overwogen, heeft de rechtbank in de feiten en omstandigheden van deze zaak aanleiding gezien voor het aannemen van een gedeeltelijke eigen schuld in de verhouding tussen de Bank en de Stichting c.s. De feiten en omstandigheden die de rechtbank hierbij bepalend heeft geoordeeld zijn de volgende: dat de beleggers in zee gingen met een vennootschap in oprichting, dat de beleggers niet wisten of en wanneer er geld terugbetaald zou worden, dat de beleggers geen schriftelijke informatie als een prospectus omtrent de beleggingen hebben gevraagd of gekregen, dat de beleggers geen zekerheid verlangden en dat de beleggers geen - van een financiële instelling afkomstige - afschriften van beleggingsresultaten hebben gevraagd of gekregen. Desondanks vertrouwden de beleggers op de mondelinge mededelingen van [gedaagde 3] c.q. [gedaagde 2] dat zij geen risico’s liepen en dat (zeer) hoge rendementen behaald zouden worden. Op grond van deze feiten en omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat de schade, in verhouding tot het vastgestelde onzorgvuldig handelen van de Bank, in beginsel voor de helft een gevolg is van het in de gegeven omstandigheden aanmerkelijk onvoorzichtig handelen van de beleggers.
2.7. De Stichting c.s. en de Bank hebben gesteld dat de mate van eigen schuld per belegger op een kleiner c.q. een groter aandeel moet worden vastgesteld dan wel een billijkheidscorrectie moet worden toegepast.
2.8. De Stichting c.s. heeft in dit verband onder meer de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd:
- stortingen op de Rekening hebben plaats gevonden na 15 oktober 1996, dus nadat de Bank zich had moeten realiseren dat Safe Haven een economisch delict pleegde,
- een belegger heeft voorafgaand aan deelname uitvoerig over Safe Haven gesproken met [A] of [B] van de Bank en [A] heeft zich terzake geruststellend uitgelaten,
- een belegger is voorafgaand aan deelname op de hoogte gesteld van deze besprekingen met [A] of [B],
- een aantal beleggers heeft uitdrukkelijk navraag gedaan bij [gedaagde 2] naar de werking en risico’s van de beleggingen in Safe Haven en [gedaagde 2] heeft schriftelijk bevestigd dat het risico op voorgeplaatste aandelen zou worden afgedekt,
- sommige beleggers hebben een “Monthly Statement of Account” van Safe Haven ontvangen,
- de inleg voor Safe Haven is met wetenschap van de Bank door een aantal beleggers, al dan niet van de Bank, geleend dan wel betaald vanuit een pensioenreserverekening,
- de in Safe Haven belegde gelden werden doorgestort naar de Engelse broker Sucden U.K. Limited (hierna: Sucden), terwijl algemeen bekend is dat Sucden niet in aandelen handelt maar in zeer risicovolle producten.
2.9. De Bank heeft in dit verband onder meer de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd:
- een aantal beleggers was ervaren en was al jarenlang samen met [gedaagde 3] betrokken bij diverse beleggingsclubs,
- beleggers gingen simpelweg af op mooie verhalen over hoog rendement zonder risico, zonder nadere informatie in te winnen over het product waarin zij belegden en zonder onderzoek te doen of een prospectus op te vragen,
- beleggers stortten grote bedragen in Safe Haven, uitsluitend op grond van blind vertrouwen in [gedaagde 3] en [gedaagde 2],
- beleggers stortten grote bedragen in een nog niet opgerichte besloten vennootschap,
- sommige beleggers tekenden de overeenkomst met Safe Haven zonder deze te lezen of te begrijpen,
- een aantal beleggers was gewaarschuwd voor Safe Haven c.q. [gedaagde 3],
- een belegger wist dat [gedaagde 2] afspraken niet nakwam en niet vertelde wat er met de inleg gebeurde,
- beleggers stelden geen vragen en ondernamen geen actie toen zij niet op de gebruikelijke tijdstippen afschriften ontvingen of toen zij afschriften niet per post ontvingen maar van [gedaagde 3] zelf,
- beleggers controleerden afschriften en portefeuilles niet op juistheid en volledigheid,
- beleggers ondernamen geen actie wanneer over dezelfde inleg verschillende afschriften werden verstrekt,
- beleggers ondernamen evenmin actie wanneer na een verzoek tot terugbetaling geen gelden geretourneerd werden of wanneer een verzoek om te stoppen met de valutahandel niet werd ingewilligd,
- beleggers namen deel via een beleggingsvennootschap,
- beleggers wensten uitdrukkelijk in risicovolle producten te beleggen en speculeerden willens en wetens door te beleggen in Safe Haven,
- beleggers bleven stilzitten nadat ze naar eigen zeggen argwaan hadden gekregen en twijfelden aan de gang van zaken of nadat was gebleken dat Safe Haven zich niet aan de gemaakte afspraken hield,
- sommige beleggers waren als succesvol zakenman dan wel vanuit de hoedanigheid van hun functie binnen een bedrijf of vanuit hun beroep deskundig op financieel gebied,
- een bepaalde belegger heeft eerder uit hoofde van zijn beroep als fiscalist gemerkt dat Safe Haven moeilijk overzichten verschafte ten behoeve van belastingaangiften,
- bepaalde beleggers wisten of hadden op grond van de inhoud van de overeenkomst met Safe Haven moeten weten dat zou worden belegd in zeer risicovolle producten, waardoor zij zich hadden moeten realiseren dat zij hun inzet volledig konden verliezen,
- beleggers mochten met niemand spreken over Safe Haven.
2.10. De rechtbank is van oordeel dat de door de Stichting c.s. en de Bank over en weer aangevoerde feiten en omstandigheden grotendeels verdisconteerd zijn in de feiten en omstandigheden zoals genoemd in het tussenvonnis van 30 mei 2012 onder 2.71 op grond waarvan de rechtbank al heeft geoordeeld dat de schade, in verhouding tot het vastgestelde onzorgvuldig handelen van de Bank, in beginsel voor de helft een gevolg is van het in de gegeven omstandigheden aanmerkelijk onvoorzichtig handelen van de beleggers. Voor zover dit niet het geval is, ziet de rechtbank in de aangevoerde feiten en omstandigheden geen aanleiding om af te wijken van het oordeel dat de mate van eigen schuld op 50% moet worden vastgesteld. Evenmin ziet de rechtbank in de door partijen over en weer gestelde feiten en omstandigheden aanleiding voor toepassing van een billijkheidscorrectie.
2.11. In het tussenvonnis van 30 mei 2012 heeft de rechtbank de Stichting c.s. verder opgedragen de stukken in het geding te brengen omtrent de beleggingsclubs waarin diverse beleggers hebben deelgenomen, daaronder begrepen de overeenkomsten met financiële instellingen die deze beleggers/beleggingsclubs hebben gesloten. De Stichting c.s. heeft in haar akte gesteld dat slechts twee beleggers, namelijk [eiser 3] (eiser sub 3) en [eiser 38] (eiser sub 38), voorafgaand aan hun investeringen in Safe Haven in de jaren tachtig en negentig (indirect) deelnamen aan beleggingsclub “Het Opstekertje”. Van de betreffende beleggingen zijn echter geen stukken noch overeenkomsten met financiële instellingen meer voorhanden, aldus de Stichting c.s. De rechtbank is van oordeel dat het hierover tussen partijen gevoerde debat per saldo geen aanleiding geeft om voor die beleggers die eerder hadden deelgenomen aan beleggingsclubs anders te oordelen over de mate van eigen schuld.
2.12. De Stichting c.s. heeft zich er voorts op beroepen dat de mate van eigen schuld van de beleggers op een lager aandeel dan 50% moet worden vastgesteld op grond van door haar genoemde jurisprudentie waaruit zou voortvloeien dat tekortschieten van professionele financiële dienstverleners in hun zorgplicht jegens niet-professionele beleggers bij de toepassing van artikel 6:101 BW zwaarder weegt dan fouten van particuliere beleggers. Met de Bank is de rechtbank van oordeel dat dit standpunt van de Stichting c.s. ongegrond is. De door haar genoemde jurisprudentie waarop zij haar standpunt baseert (waaronder HR 5 juni 2009, LJN: BH2815 en HR 23 mei 1997, LJN: ZC2376) heeft immers betrekking op een geheel andere situatie dan de onderhavige. In de bedoelde arresten ging het om de aansprakelijkheid van een financiële instelling in de hoedanigheid van aanbieder van effectenlease-overeenkomsten. In het onderhavige geval daarentegen wordt de Bank niet het aanbieden van een product verweten, maar het (na 15 oktober 1996) beschikbaar stellen van de Rekening van Safe Haven.
2.13. Alles afwegende oordeelt de rechtbank dat de mate van eigen schuld per belegger op 50% moet worden gesteld, zodat de vergoedingsplicht van de Bank met een dienovereenkomstig deel moet worden verminderd.
Schade
2.14. De rechtbank zal in het navolgende per belegger oordelen over hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd ten aanzien van de schade.
De Stichting als lasthebber van [eiser 3] (eiser sub 3)
2.15. De Stichting is bij tussenvonnis in de gelegenheid gesteld om nader toe te lichten en met stukken te onderbouwen dat de schade van [eiser 3] moet worden vastgesteld op het bedrag van de inleg van fl. 50.000, nu de Bank heeft betwist dat de schade op dit bedrag moet worden gesteld omdat [gedaagde 2] heeft verklaard dat hij contant geld aan [eiser 3] heeft uitgekeerd en dat het debetsaldo van de rekening-courant van [eiser 3] bij International Assets is aangezuiverd door [gedaagde 3] toen de portefeuille is overgeboekt naar Safe Haven. Daarnaast heeft [eiser 15] volgens de Bank aangegeven dat de inleg van [eiser 3] mogelijk te hoog is weergegeven.
2.16. De Stichting heeft naar aanleiding van de betwisting door de Bank weersproken dat [eiser 3] enige betaling heeft ontvangen van [gedaagde 2] of [gedaagde 3]. De verklaring van [gedaagde 2] tegenover de politie is onvoldoende om een dergelijke betaling aan te nemen. Immers niet kan worden aangenomen dat [gedaagde 2] in deze verklaring daadwerkelijk [eiser 3] bedoelde, nu [gedaagde 2] ook in andere verklaringen er blijk van heeft gegeven niet meer precies te weten aan wie betalingen zijn gedaan. Voor zover al zou moeten worden aangenomen dat [gedaagde 3] fl. 50.000 contant heeft betaald aan [eiser 3], is niet aannemelijk dat deze betaling betrekking had op een uitkering uit hoofde van een deelneming in Safe Haven. [eiser 3] nam immers al voor de start van Safe Haven samen met [gedaagde 3] deel in beleggingsclubs en gelet hierop ligt voor de hand dat een eventuele betaling door [gedaagde 3] aan [eiser 3] voortvloeide uit een van deze beleggingsclubs. Voorts heeft de Stichting gesteld dat, wat er ook zij van de aanzuivering van het debetsaldo van de rekening-courant van [eiser 3] bij International Assets door [gedaagde 3], dit in ieder geval geen uitbetaling betrof uit de inleg van [eiser 3] in Safe Haven. Dit blijkt onder meer uit het feit deze aanzuivering door [gedaagde 3] plaatsvond in 1995, terwijl de storting door [eiser 3] in Safe Haven pas eind 1996 heeft plaatsgevonden. De verklaring van [eiser 15], dat de inleg van [eiser 3] mogelijk te hoog is weergegeven, heeft betrekking op het door de Stichting bij akte overgelegde “Monthly Statement of Account” door Safe Haven over april 1996 waarin een bedrag van 46.562,75 Pound Sterling is opgenomen ten name van [eiser 3]. Deze verklaring heeft geen betrekking op de storting voor het (lagere) bedrag van fl. 50.000, aldus de Stichting.
2.17. De Bank betwist dat [eiser 3] schade heeft geleden. De Bank verwijst opnieuw naar de verklaring van [gedaagde 2] en betwist dat de contante betalingen door [gedaagde 2] aan [eiser 3] verband hielden met beleggingsclub Het Opstekertje. Verder betwist de Bank de juistheid van de uitleg die de Stichting bij de verklaring van [eiser 15] geeft.
2.18. De rechtbank acht de door de Stichting gegeven uitleg voldoende onderbouwd en onvoldoende door de Bank weersproken. De Bank heeft – terwijl dat wel op haar weg had gelegen – niet nader geconcretiseerd en onderbouwd dat [eiser 3] uit andere bron geld heeft teruggekregen.
2.19. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank stelt de schade van [eiser 3] op een bedrag van in hoofdsom fl. 50.000. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 25.000 (€ 11.344,51) voor vergoeding in aanmerking.
De Stichting als lasthebber van [eiser 4] (eiser sub 4)
2.20. Bij tussenvonnis van 30 mei 2012 is het schadebedrag al vastgesteld op (in hoofdsom) fl. 15.000. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 7.500 (€ 3.403,35) voor vergoeding in aanmerking.
De Stichting als lasthebber van [C]
2.21. Bij tussenvonnis van 30 mei 2012 is het schadebedrag vastgesteld op (in hoofdsom) fl. 15.000. De Bank heeft er evenwel in haar akte op gewezen dat [C] niet tot de eisers behoort die in de inleidende dagvaarding zijn genoemd, dat ook een lastgevingsovereenkomst ontbreekt en dat zij daar al in de conclusies van antwoord en dupliek op heeft gewezen.
2.22. De rechtbank volgt de Bank in dit verweer, in dier voege dat zij van oordeel is dat sprake is van een kennelijke vergissing in r.o. 2.30 van het tussenvonnis van 30 mei 2012. Uit het overzicht van de stortingen op de Rekening volgt bovendien dat kennelijk sprake is geweest van een dubbeltelling met het door [eiser 4] (eiser sub 4) gestorte bedrag van fl. 15.000. Dat bedrag was op dezelfde datum (5 augustus 1996) gestort als de storting van [C] en heeft ook dezelfde omschrijving (“Telefonische overb tgv 902160702 [eiser 3] en [eiser 4]”). Nu sprake is van een kennelijke vergissing zal de rechtbank op haar eerdere vaststelling van de schade terugkomen en deze alsnog op nihil stellen.
De Stichting als lasthebber van [eiser 5] (eiser sub 5)
2.23. In het tussenvonnis van 30 mei 2012 heeft de rechtbank voor wat betreft de schade van [eiser 5] verwezen naar hetgeen wordt overwogen omtrent belegger [eiser 35] (eiser sub 35). [eiser 35] stelt omstreeks 11 juli 1997 een bedrag van fl. 150.000 op de Rekening te hebben gestort ten behoeve van [eiser 5]. Het met deze storting overeenstemmende deel van zijn vordering heeft [eiser 35] bij conclusie van repliek gecedeerd aan [eiser 5].
2.24. De rechtbank verwijst naar hetgeen ter zake omtrent belegger [eiser 35] hierna wordt overwogen onder 2.91 en stelt de schade van [eiser 5] op een bedrag van in hoofdsom fl. 150.000. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 75.000 (€ 34.033,52) voor vergoeding in aanmerking.
De Stichting als lasthebber van [eiser 6] (eiser sub 6)
2.25. De rechtbank heeft de Stichting bij tussenvonnis van 30 mei 2012 opgedragen de schade van [eiser 6] nader toe te lichten en met stukken te onderbouwen, nu de Bank heeft aangevoerd dat zij de gevorderde schade niet kan verifiëren, omdat de gestelde terugstorting(en) vanuit de valutapool(s) niet in het mutatieoverzicht van de Rekening zijn terug te vinden. Daarnaast heeft de Bank erop gewezen dat omstreeks 16 december 1997 een terugstorting van fl. 150.000 op de rekening van [eiser 6] is gedaan.
2.26. De Stichting erkent dat [eiser 6] op 16 december 1997 (valutadatum 15 december 1997) fl. 150.000 retour heeft ontvangen op zijn rekening. De Stichting stelt zich echter op het standpunt dat dit bedrag niet in mindering moet worden gebracht op de schade. Uit de wet vloeit immers voort dat deze terugstorting - die geen specifieke betalingsgrondslag kende - moet worden toegerekend aan de eerste storting van fl. 700.000 door [eiser 6] in Safe Haven van omstreeks 28 augustus 1996. Uit artikel 6:43 lid 2 Burgerlijk Wetboek volgt immers dat een betaling die kan worden toegerekend aan meerdere verbintenissen, dient te worden toegerekend aan de oudste verbintenis waaraan de desbetreffende betaling kan worden toegerekend. Dit betekent in dit geval dat de terugstorting van fl. 150.000 moet worden toegerekend aan de verbintenis van Safe Haven tot terugbetaling van (het beleggingsresultaat van) de eerste storting van fl. 700.000. Nu die eerste storting is gedaan vóór 15 oktober 1996 en deze daarom volgens de rechtbank niet als te vergoeden schade in aanmerking komt, mag de terugbetaling die aan deze eerste storting moet worden toegerekend niet op de schade in mindering worden gebracht, aldus de Stichting. Subsidiair stelt de Stichting dat het teruggestorte bedrag naar evenredigheid dient te worden toegerekend aan de beide door [eiser 6] ingelegde bedragen, te weten
fl. 700.000 omstreeks augustus 1996 en fl. 600.000 omstreeks 25 oktober 1996. Voorts heeft de Stichting bij akte een deel van het mutatieoverzicht van de Rekening overgelegd waaruit blijkt dat op 11 november 1997 (valutadatum 12 november 1997) een bedrag van fl. 360.940,53 is teruggestort op de Rekening vanuit valutapool […] 5. Uit de bijbehorende specificatie per participant blijkt dat hiervan een bedrag van fl. 60.156,75 was bestemd voor [eiser 6] en dat hiervan niets is geretourneerd aan de belegger. Voorts heeft de Stichting bij akte een deel van het mutatieoverzicht overgelegd waaruit blijkt dat op 11 november 1997 (valutadatum 13 november 1997) een bedrag van fl. 1.274.581,63 is teruggestort op de Rekening vanuit valutapool […]. Uit de bijbehorende specificatie per participant blijkt dat hiervan een bedrag van fl. 84.972 was bestemd voor [eiser 6] en dat hiervan niets is geretourneerd aan de belegger.
2.27. De Bank betwist dat het teruggestorte bedrag van fl. 150.000 (gedeeltelijk) moet worden toegerekend aan de eerste storting door [eiser 6]. Deze terugbetaling moet op grond van voordeeltoerekening in mindering worden gebracht op de te vergoeden schade, aldus de Bank. De Bank heeft verder aangevoerd dat beide terugstortingen uit de valutapools niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat [eiser 6] wist dat er in deze valutapools risicovol werd belegd.
2.28. De rechtbank oordeelt dat, naast het op 25 oktober 1996 gestorte bedrag van fl. 600.000, beide terugstortingen uit de valutapools van respectievelijk fl. 60.156,75 en fl. 84.972 voor vergoeding in aanmerking komen, nu uit de overgelegde stukken genoegzaam blijkt dat deze bedragen bestemd waren voor [eiser 6] en dat deze op de Rekening zijn ontvangen na 15 oktober 1996 en verloren zijn gegaan. Het door de Bank hiertegen gevoerde verweer stuit af op hetgeen hiervoor is overwogen onder r.o. 2.5. De rechtbank is met de Bank van oordeel dat de terugbetaling van fl. 150.000 aan [eiser 6] in mindering moet worden gebracht op zijn schade. De regel van artikel 6:43 lid 2 Burgerlijk Wetboek mist in dit geval toepassing. Het gaat in dit geval immers om berekening van schade waarvoor de Bank aansprakelijk is op grond van onrechtmatige daad, die - kort gezegd - eruit bestaat dat de Bank heeft nagelaten om de rekening na 15 oktober 1996 te sluiten. Dit betekent dat voor de schadeberekening alle gelden in aanmerking worden genomen die na deze datum door een belegger zijn gestort op de Rekening, verminderd met gelden die de aan de belegger vanaf de Rekening zijn betaald. Gelet hierop is de rechtbank met de Bank van oordeel dat het bedrag van fl. 150.000, dat [eiser 6] na 15 oktober 1996 vanaf de Rekening op zijn rekening teruggestort heeft gekregen, in mindering moet worden gebracht op de te vergoeden schade.
2.29. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank de schade van [eiser 6] op een bedrag van in hoofdsom (fl. 600.000 + fl. 60.156,75 + fl. 84.972 - fl. 150.000 =) fl. 595.128,75. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 297.564,38 (€ 135.028,83) voor vergoeding in aanmerking.
[eiser 45] (eiser sub 45)
2.30. De rechtbank heeft [eiser 45] bij tussenvonnis van 30 mei 2012 opgedragen de schade nader toe te lichten en met stukken te onderbouwen, nu de Bank heeft aangevoerd dat zij de gevorderde schade niet kan verifiëren omdat de gestelde terugstorting(en) vanuit de valutapool(s) niet in het mutatieoverzicht van de Rekening zijn terug te vinden.
2.31. [eiser 45] heeft bij akte een deel van het mutatieoverzicht van de Rekening overgelegd waaruit blijkt dat op 16 april 1998 (valutadatum 18 april 1998) een bedrag van fl. 615.376,02 is teruggestort op de Rekening vanuit valutapool […] 9. Uit de bijbehorende specificatie per participant blijkt dat hiervan een bedrag van fl. 87.910,86 was bestemd voor [eiser 45] en dat hiervan niets is geretourneerd aan de belegger. Uit deze specificatie per participant blijkt tevens dat de tweede storting door [eiser 45] van fl. 100.000 van 15 november 1996 is aangewend als inleg in de genoemde valutapool. De eerste storting op 12 november 1996 van fl. 1.000.000 is niet doorgestort naar enige valutapool en komt als schade voor vergoeding in aanmerking. De schade beloopt in totaal (fl. 1.000.000 + fl. 87.910,86 =) fl. 1.087.910,86, aldus [eiser 45]
2.32. De Bank acht [eiser 45] niet geslaagd in de opgedragen onderbouwing van de schade, nu zij voorbij is gegaan aan de stelling van de Bank dat uit de verklaring van [eiser 7] in de strafzaak volgt dat [eiser 7] c.q. [eiser 45] geld van Safe Haven heeft ontvangen buiten het zicht van de Bank.
2.33. De rechtbank meent dat, naast het op 12 november 1996 gestorte bedrag van fl. 1.000.000, het uit de valutapool teruggestorte bedrag van fl. 87.910,86 voor vergoeding in aanmerking komt, nu uit de overgelegde stukken genoegzaam blijkt dat dit bedrag bestemd was voor [eiser 45], dat dit op de Rekening is ontvangen na 15 oktober 1996 en dat het vervolgens verloren is gegaan. De rechtbank acht de betwisting door de Bank onvoldoende concreet en onderbouwd en gaat daaraan voorbij. De Bank heeft – terwijl dat wel op haar weg had gelegen – niet nader geconcretiseerd en onderbouwd dat [eiser 45] uit andere bron geld heeft teruggekregen.
2.34. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank de schade van [eiser 45] op een bedrag van in hoofdsom (fl. 1.000.000 + fl. 87.910,86=) fl. 1.087.910.86. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 543.955,43 (€ 246.836,21) voor vergoeding in aanmerking.
[eiser 46] (eiser sub 46)
2.35. Bij tussenvonnis van 30 mei 2012 is het schadebedrag al vastgesteld op (in hoofdsom) fl. 2.500.000. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 1.250.000 (€ 567.225,67) voor vergoeding in aanmerking.
[eiser 47] (eiser sub 47)
2.36. Bij tussenvonnis van 30 mei 2012 is het schadebedrag al vastgesteld op (in hoofdsom) fl. 50.000. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 25.000 (€ 11.344,51) voor vergoeding in aanmerking.
[eiser 48] (eiser sub 48)
2.37. Bij tussenvonnis van 30 mei 2012 is het schadebedrag al vastgesteld op (in hoofdsom) fl. 2.000.000. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 1.000.000 (€ 453.780,22) voor vergoeding in aanmerking.
De Stichting als lasthebber van [eiser 11] (eiser sub 11)
2.38. Bij tussenvonnis van 30 mei 2012 is het schadebedrag al vastgesteld op (in hoofdsom) fl. 32.000. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 16.000 (€ 7.260,48) voor vergoeding in aanmerking.
De Stichting als lasthebber van [eiser 13], alsmede [eiser 13] zelf (eiser sub 13)
2.39. De rechtbank heeft de Stichting bij tussenvonnis van 30 mei 2012 opgedragen de schade van [eiser 13] ter zake van de stortingen op en na 15 oktober 1996 nader toe te lichten en met stukken te onderbouwen, nu de Bank heeft aangevoerd dat zij de gevorderde schade niet kan verifiëren omdat de gestelde terugstorting(en) vanuit de valutapool(s) niet in het mutatieoverzicht van de Rekening zijn terug te vinden.
2.40. De Stichting heeft bij akte aangevoerd dat [eiser 13] na 15 oktober 1996 een bedrag van in totaal fl. 800.000 op de Rekening heeft gestort. Hiervan is op 26 november 1996 fl. 50.000 doorgestort naar valutapool […] 9 en op 7 december 1996 fl. 50.000 naar valutapool […]. Uit deze valutapools heeft [eiser 13] zijn inleg, verminderd met de in de valutapools geleden verliezen, teruggestort gekregen, zodat de inleg in beide valutapools van in totaal fl. 100.000 niet wordt betrokken in de schadeberekening, aldus [eiser 13]. De Stichting heeft een deel van het mutatieoverzicht van de Rekening overgelegd waaruit blijkt dat op 11 november 1997 (valutadatum 12 november 1997) een bedrag van fl. 360.940,53 is teruggestort op de Rekening vanuit valutapool […] 5. Uit de bijbehorende specificatie per participant blijkt dat hiervan een bedrag van fl. 60.156,75 was bestemd voor [eiser 13] en dat hiervan niets is geretourneerd aan de belegger. Ook blijkt hieruit dat [eiser 13] in deze valutapool heeft geparticipeerd met een bedrag van
fl. 50.000 welk bedrag is gestort op 7 september 1996. Overeenkomstig het uitgangspunt van de rechtbank, beloopt de schade in totaal een bedrag van (fl. 800.000 - fl. 100.000 + fl. 60.156,75 =) fl. 760.156,75, aldus nog steeds de Stichting.
2.41. De Bank betwist niet dat [eiser 13] vanaf 15 oktober 1996 in totaal fl. 800.000 heeft gestort op de Rekening en dat hiervan in totaal fl. 100.000 is doorgestort naar de valutapools […] 9 en […]. De Bank stelt zich echter op het standpunt dat het bedrag van fl. 60.156,75 dat uit valutapool […] 5 is teruggestort op de Rekening en verloren is gegaan, niet voor vergoeding in aanmerking komt, omdat [eiser 13] wist dat er in valutapools risicovol werd belegd. Voorts moet een bedrag van in totaal (fl. 43.439 + fl. 43.991,71=) fl. 87.430,71 op de schade in mindering worden gebracht, nu [eiser 13] dit bedrag op zijn privé-rekening retour heeft ontvangen uit de valutapools. De schade van [eiser 13] beloopt daarom maximaal fl. 612.569,29, aldus de Bank.
2.42. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat [eiser 13] op en na 15 oktober 1996 in totaal fl. 800.000 op de Rekening heeft gestort en dat hiervan in totaal fl. 100.000 is doorgestort naar de beleggingspools […] 9 en […]. Het saldo van de inleg op de Rekening van fl. 700.000 is verloren gegaan en komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank is van oordeel dat het bedrag van fl. 60.156,75 dat na 15 oktober 1996 vanuit valutapool […] 5 ten behoeve van [eiser 13] is teruggestort op de Rekening eveneens voor vergoeding in aanmerking komt, nu uit de overgelegde stukken genoegzaam blijkt dat dit bedrag bestemd was voor [eiser 13], dat dit op de Rekening is ontvangen na 15 oktober 1996 en dat dit verloren is gegaan. Het door de Bank hiertegen gevoerde verweer stuit af op hetgeen hiervoor is overwogen onder 2.5. [eiser 13] heeft erkend (bij conclusie van repliek, 225) dat hij op 28 april 1998 op zijn privé-rekening fl. 43.991,71 teruggestort heeft gekregen met omschrijving “Valuta 309 […] e.o.” en op dezelfde datum fl. 43.439 met omschrijving “Valuta […]”. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser 13] deze bedragen terecht niet meegenomen in de schadeberekening. Nu de inleg door [eiser 13] in de valutapools […] 9 en […] van in totaal fl. 100.000 in mindering is gebracht op de gevorderde schade, komen de terugstortingen uit deze valutapools op de privé-rekening van [eiser 13] van in totaal fl. 87.430,71 niet in mindering op de schade.
2.43. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank de schade van [eiser 13] op een bedrag van in hoofdsom (fl. 800.000 - fl. 100.000 + fl. 60.156,75 =) fl. 760.156,75. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 380.078,38 (€ 172.472,05) voor vergoeding in aanmerking.
2.44. In het tussenvonnis van 30 mei 2012 heeft de rechtbank geoordeeld dat de Stichting niet-ontvankelijk is voor zover zij betaling vordert van de stortingen van 25 november 1996 (van fl. 50.000) en van 5 december 1996 (van fl. 50.000) omdat [eiser 13] de vordering ter zake van deze stortingen niet aan de Stichting heeft gecedeerd. De voorwaardelijke vordering van [eiser 13] ter zake van deze stortingen is wel ontvankelijk.
2.45. Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank van de vordering van de Stichting als lasthebber van [eiser 13] een bedrag toe van (50% van fl. 660.156,75 =) fl. 330.078,38 (€ 149.783,04) en van de (voorwaardelijke) vordering van [eiser 13] een bedrag van (50% van fl. 100.000 =) fl. 50.000 (€ 22.689,01).
De Stichting als lasthebber van [eiser 14] (eiser sub 14)
2.46. Bij tussenvonnis van 30 mei 2012 is het schadebedrag al vastgesteld op (in hoofdsom) fl. 90.458,93.
2.47. Ten aanzien van hetgeen de Bank bij akte aanvoert ter betwisting van de schade geldt dat de rechtbank ter zake al een beslissing heeft genomen. Hetgeen de Bank terzake aanvoert, geeft de rechtbank geen aanleiding tot heroverweging van haar eerdere beslissing.
2.48. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank de schade van [eiser 14] op een bedrag van in hoofdsom ) fl. 90.458,93. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 45.229,47 (€ 20.524,24) voor vergoeding in aanmerking.
De Stichting als lasthebber van [eiser 15] (eiser sub 15)
2.49. Bij tussenvonnis van 30 mei 2012 heeft de rechtbank het schadebedrag al vastgesteld op (in hoofdsom) fl. 100.000. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 50.000 (€ 22.689,01) voor vergoeding in aanmerking.
[eiser 49] (eiser sub 49)
2.50. Bij tussenvonnis van 30 mei 2012 is het schadebedrag al vastgesteld op (in hoofdsom) fl. 500.000. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 250.000 (€ 113.445,05) voor vergoeding in aanmerking.
[eiser 50] (eiser sub 50)
2.51. Bij tussenvonnis van 30 mei 2012 is het schadebedrag al vastgesteld op (in hoofdsom) fl. 100.000.
2.52. De Bank heeft de rechtbank verzocht om dit oordeel te heroverwegen op de grond dat [eiser 50] een bedrag van fl. 86.880 heeft ontvangen als terugbetaling uit een valutapool. Dit bedrag moet in mindering worden gebracht op de schade, zodat deze maximaal een bedrag van fl. 13.120 beloopt, aldus de Bank.
2.53. De rechtbank wijst het verzoek van de Bank tot heroverweging af, nu het berust op een onjuiste lezing van het vonnis: [eiser 50] heeft na 15 oktober 1996 tweemaal een bedrag van fl. 100.000 gestort op de Rekening, namelijk omstreeks 4 december 1996 en omstreeks 24 februari 1997. Het bedrag van fl. 100.000 dat uit deze stortingen is doorgestort naar een valutapool, maakt geen onderdeel uit van de vordering.
2.54. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank de schade van [eiser 50] op een bedrag van in hoofdsom fl. 100.000. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 50.000 (€ 22.689,01) voor vergoeding in aanmerking.
De Stichting als lasthebber van [eiser 18] (eiser sub 18)
2.55. De rechtbank heeft de Stichting bij tussenvonnis van 30 mei 2012 opgedragen de schade nader toe te lichten en met stukken te onderbouwen, nu de Bank heeft aangevoerd dat zij de gevorderde schade niet kan verifiëren omdat de gestelde terugstorting(en) vanuit de valutapool(s) niet in het mutatieoverzicht van de Rekening zijn terug te vinden.
2.56. De Stichting handhaaft bij akte onverkort haar vordering van in hoofdsom fl. 450.000, nu deze volledig is gebaseerd op de inleg van [eiser 18] in Safe Haven en niet op enige terugstorting uit valutapool […]. Subsidiair, voor zover de rechtbank de doorstorting vanuit de inleg van [eiser 18] met een bedrag van fl. 100.000 in valutapool […] en de terugbetaling uit deze valutapool op de Rekening van fl. 84.972 van belang acht, vordert de Stichting (fl. 450.000 – fl. 100.000 + fl. 84.972 =) fl. 434.972. Ter onderbouwing van haar subsidiaire vordering heeft de Stichting bij akte een deel van het mutatieoverzicht van de Rekening overgelegd waaruit blijkt dat op 11 november 1997 (valutadatum 13 november 1997) een bedrag van fl. 1.274.581,63 is teruggestort op de Rekening vanuit valutapool […]. Uit de bijbehorende specificatie per participant blijkt dat hiervan een bedrag van fl. 84.972 was bestemd voor [eiser 18] (hierin aangeduid als “[eiser 18]”) en dat hiervan niets aan hem is geretourneerd. Uit de uit de administratie van Safe Haven afkomstige specificatie per participant van de inleg in valutapool [...] blijkt tevens dat de [naam participant] (hierin aangeduid als “[naam]”) een bedrag van fl. 100.000 heeft ingelegd in deze valutapool, aldus de Stichting.
2.57. De Bank handhaaft bij akte het standpunt dat het in de valutapool geleden verlies van (fl. 100.000 – fl. 84.972 =) fl. 15.028 in mindering moet worden gebracht op de schade, zodat de schade van [eiser 18] maximaal fl. 434.972 beloopt.
2.58. De rechtbank is met de Bank van oordeel dat het verlies dat is geleden in valutapool [...] in mindering moet worden gebracht op de schade.
2.59. Gelet hierop stelt de rechtbank de schade van [eiser 18] op een bedrag van (in hoofdsom) (fl. 450.000 – fl. 100.000 + fl. 84.972 =) fl. 434.972. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 217.486 (€ 98.690,84) voor vergoeding in aanmerking.
De Stichting als lasthebber van [eiser 19] (eiser sub 19)
2.60. De rechtbank heeft de Stichting bij tussenvonnis van 30 mei 2012 opgedragen de schade nader toe te lichten en met stukken te onderbouwen, nu de Bank heeft aangevoerd dat zij de gevorderde schade niet kan verifiëren omdat de gestelde terugstorting(en) vanuit de valutapool(s) niet in het mutatieoverzicht van de Rekening zijn terug te vinden en gelet op de verklaring van [gedaagde 2] dat [eiser 19] tegoeden in het buitenland zou kunnen hebben.
2.61. De Stichting heeft bij akte een deel van het mutatieoverzicht van de Rekening overgelegd waaruit blijkt dat op 11 november 1997 (valutadatum 13 november 1997) een bedrag van fl. 1.274.581,63 is teruggestort op de Rekening vanuit valutapool [...]. Uit de bijbehorende specificatie per participant blijkt dat hiervan een bedrag van fl. 84.972 was bestemd voor [eiser 19] (hierin aangeduid als “[eiser 19]”) en dat hiervan niets aan de belegger is geretourneerd. Uit de uit de administratie van Safe Haven afkomstige specificatie per participant van de inleg in valutapool [...] blijkt tevens dat [eiser 19] (hierin eveneens aangeduid als “[eiser 19]”) een bedrag van fl. 100.000 heeft ingelegd in deze valutapool, aldus de Stichting. Voorts stelt de Stichting dat de door de Bank bedoelde verklaring van [gedaagde 2], dat [eiser 19] tegoeden in het buitenland zou hebben, onjuist is. Uit het onderzoek door justitie, in welk verband [gedaagde 2] zijn verklaring heeft afgelegd, is niet gebleken dat [eiser 19] of [eiser 19] tegoeden zou hebben in het buitenland. De schade beloopt aldus een bedrag van (fl. 350.000 + fl. 300.000 – fl. 150.000 + fl. 84.972 =) fl. 584.972, aldus de Stichting.
2.62. De Bank verwijst bij akte opnieuw naar de verklaring van [gedaagde 2] tegenover de politie. Voorts stelt de Bank dat de Stichting geen bewijs heeft overgelegd van het feit dat [eiser 19] of [eiser 51] geen tegoeden zouden hebben in het buitenland. De Bank meent daarom dat de vordering moet worden afgewezen.
2.63. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat [eiser 19] na 15 oktober 1996 twee stortingen op de Rekening heeft gedaan, te weten fl. 350.000 omstreeks 21 februari 1997 en fl. 300.000 omstreeks 11 juli 1997 en dat van deze stortingen een bedrag van fl. 150.000 vanaf de Rekening is doorgestort naar een of meer valutapools. De rechtbank is van oordeel dat de na 15 oktober 1996 op de Rekening gestorte bedragen, nadat het naar (een) valutapool(s) doorgestorte bedrag van fl. 150.000 hierop in mindering is gebracht, dus in totaal een bedrag van (fl. 350.000 + fl. 300.000 – fl. 150.000 =) fl. 500.000, voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank oordeelt dat ook het uit valutapool [...] teruggestorte bedrag van fl. 84.972 voor vergoeding in aanmerking komt, nu uit de overgelegde stukken genoegzaam blijkt dat dit bedrag bestemd was voor [eiser 19], dat dit op de Rekening is ontvangen na 15 oktober 1996 en verloren is gegaan. De rechtbank acht de betwisting door de Bank onvoldoende concreet en onderbouwd en gaat daaraan voorbij. De Bank heeft – terwijl dat wel op haar weg had gelegen – niet nader geconcretiseerd en onderbouwd dat [eiser 19] uit andere bron geld heeft teruggekregen.
2.64. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank de schade van [eiser 19] op een bedrag van in hoofdsom (fl. 500.000 + fl. 84.972 =) fl. 584.972. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 292.486 (€ 132.724,38) voor vergoeding in aanmerking.
De Stichting als lasthebber van [eiser 20] (eiser sub 20)
2.65. Bij tussenvonnis van 30 mei 2012 heeft de rechtbank het schadebedrag vastgesteld op (in hoofdsom) fl. 200.000.
2.66. De rechtbank is met de Bank van oordeel dat de hoogte van het schadebedrag moet worden heroverwogen, nu uit de door de Stichting bij akte met betrekking tot [eiser 19] overgelegde stukken blijkt dat van de door [eiser 20] na 15 oktober 1996 op de Rekening gestorte bedragen van in totaal fl. 200.000 op 19 februari 1997 een bedrag van fl. 100.000 is doorgestort naar valutapool [...] en dat van het uit deze valutapool op de Rekening retour gestorte bedrag een bedrag van fl. 84.972 was bestemd voor [eiser 20] (hierin aangeduid als “[eiser 20]”). De rechtbank volgt daarom de Bank in haar (subsidiaire) standpunt dat de schade fl. 184.972 bedraagt.
2.67. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank de schade van [eiser 20] op een bedrag van in hoofdsom (fl. 200.000 - fl. 100.000 + fl. 84.972 =) fl. 184.972. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 92.486 (€ 41.968,32) voor vergoeding in aanmerking.
De Stichting als lasthebber van [eiser 21] (eiser sub 21)
2.68. Bij tussenvonnis van 30 mei 2012 is het schadebedrag al vastgesteld op (in hoofdsom) fl. 225.000. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 112.500 (€ 51.050,27) voor vergoeding in aanmerking.
De Stichting als lasthebber van [eiser 22] (eiser sub 22)
2.69. Bij tussenvonnis van 30 mei 2012 is het schadebedrag al vastgesteld op (in hoofdsom) fl. 165.000.
2.70. Ten aanzien van hetgeen de Bank bij akte aanvoert ter betwisting van de schade geldt dat de rechtbank ter zake al een beslissing heeft genomen. De rechtbank wijst het verzoek van de Bank tot heroverweging daarom af.
2.71. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank de schade van [eiser 22] op een bedrag van in hoofdsom fl. 165.000. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 82.500 (€ 37.436,87) voor vergoeding in aanmerking.
De Stichting als lasthebber van [eiser 23] (eiser sub 23)
2.72. Bij tussenvonnis van 30 mei 2012 is het schadebedrag al vastgesteld op (in hoofdsom) fl. 34.000.
2.73. Ten aanzien van hetgeen de Bank bij akte aanvoert ter betwisting van de schade geldt dat de rechtbank ter zake al een beslissing heeft genomen. De rechtbank wijst het verzoek van de Bank tot heroverweging daarom af.
2.74. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank de schade van [eiser 23] op een bedrag van in hoofdsom fl. 34.000. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 17.000 (€ 7.714,26) voor vergoeding in aanmerking.
De Stichting als lasthebber van [eiser 24] (eiser sub 24)
2.75. Bij tussenvonnis van 30 mei 2012 is het schadebedrag al vastgesteld op (in hoofdsom) fl. 132.000. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 66.000 (€ 29.949,49) voor vergoeding in aanmerking.
[eiser 53] (eiser sub 53)
2.76. Bij tussenvonnis van 30 mei 2012 is het schadebedrag al vastgesteld op (in hoofdsom) fl. 15.000. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 7.500 (€ 3.403,35) voor vergoeding in aanmerking.
De Stichting als lasthebber van [eiser 28] (eiser sub 28)
2.77. Bij tussenvonnis van 30 mei 2012 is het schadebedrag al vastgesteld op (in hoofdsom) fl. 312.000. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 156,000 (€ 70.789,71) voor vergoeding in aanmerking.
De Stichting als lasthebber van [eiser 29] in hoedanigheid van erfgenaam van [...] (eiser sub 29)
2.78. Bij tussenvonnis van 30 mei 2012 is het schadebedrag al vastgesteld op (in hoofdsom) fl. 50.000. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 25.000 (€ 11.344,51) voor vergoeding in aanmerking.
De Stichting als lasthebber van [eiser 30] (eiser sub 30)
2.79. Bij tussenvonnis van 30 mei 2012 is het schadebedrag al vastgesteld op (in hoofdsom) fl. 150.000. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 75.000 (€ 34.033,52) voor vergoeding in aanmerking.
[eiser 54] (eiser sub 54)
2.80. De rechtbank heeft [eiser 54] bij tussenvonnis van 30 mei 2012 opgedragen de schade nader toe te lichten en met stukken te onderbouwen, nu de Bank heeft aangevoerd dat zij de gevorderde schade niet kan verifiëren omdat de gestelde terugstorting(en) vanuit de valutapool(s) niet in het mutatieoverzicht van de Rekening zijn terug te vinden.
2.81. De Stichting heeft bij akte een deel van het mutatieoverzicht van de Rekening overgelegd waaruit blijkt dat op 11 november 1997 (valutadatum 13 november 1997) een bedrag van fl. 1.274.581,63 is teruggestort op de Rekening vanuit valutapool [...]. Uit de bijbehorende specificatie per participant blijkt dat hiervan een bedrag van fl. 42.486 was bestemd voor [eiser 54] (hierin aangeduid als “[eiser 54]”) en dat hiervan niets aan de belegger is geretourneerd. Uit de uit de administratie van Safe Haven afkomstige specificatie per participant van de inleg in valutapool [...] blijkt tevens dat [eiser 31] (hierin eveneens aangeduid als “[eiser 31]”) een bedrag van fl. 50.000 heeft ingelegd in deze valutapool, aldus de Stichting.
2.82. De Bank stelt zich op het standpunt dat het bedrag van fl. 42.486 dat uit valutapool [...] is teruggestort op de Rekening en verloren is gegaan, niet voor vergoeding in aanmerking komt, omdat [eiser 54] c.q. [eiser 31] bewust deelnam aan risicovolle beleggingen via valutapool [...].
2.83. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat [eiser 54] na 15 oktober 1996 fl. 100.000 op de Rekening heeft gestort, dat hiervan in totaal fl. 50.000 is doorgestort naar valutapool [...], dat een bedrag van fl. 42.486 na 15 oktober 1996 vanuit deze valutapool ten behoeve van [eiser 54] is teruggestort op de Rekening en dat dit vervolgens verloren is gegaan. Dit bedrag van fl. 42.486 komt voor vergoeding in aanmerking. Het door de Bank hiertegen gevoerde verweer stuit af op hetgeen hiervoor is overwogen onder 2.5.
2.84. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank de schade van [eiser 54] op een bedrag van in hoofdsom (fl. 100.000 - fl. 50.000 + fl. 42.486 =) fl. 92.486. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 46.243 (€ 20.984,16) voor vergoeding in aanmerking.
[eiser 32] (eiser sub 32)
2.85. Bij tussenvonnis van 30 mei 2012 is het schadebedrag al vastgesteld op (in hoofdsom) fl. 350.000. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 175.000 (€ 79.411,54) voor vergoeding in aanmerking.
De Stichting als lasthebber van [eiser 33] (eiser sub 33)
2.86. Bij tussenvonnis van 30 mei 2012 is het schadebedrag al vastgesteld op (in hoofdsom) fl. 300.000. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 150.000 (€ 68.067,03) voor vergoeding in aanmerking.
[eiser 34] (eiser sub 34)
2.87. Bij tussenvonnis van 30 mei 2012 is het schadebedrag al vastgesteld op (in hoofdsom) fl. 200.000. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 100.000 (€ 45.378,02) voor vergoeding in aanmerking.
De Stichting als lasthebber van [eiser 35] (eiser sub 35 en (subsidiair) 55)
2.88. De rechtbank heeft de Stichting – en voor zover de Stichting niet ontvankelijk is [eiser 35] en [eiser 5] zelf - bij tussenvonnis van 30 mei 2012 opgedragen de schade van [eiser 35] en [eiser 5] (voor zover het betreft de aan hem gecedeerde vordering als omschreven onder 2.31 van bedoeld tussenvonnis) ter zake van de stortingen op of na 15 oktober 1996 nader toe te lichten en met stukken te onderbouwen. De Bank heeft namelijk aangevoerd dat zij de gevorderde schade niet kan verifiëren omdat de gestelde terugstorting(en) vanuit de valutapool(s) en de storting van 1 september 1997 niet in het mutatieoverzicht van de Rekening zijn terug te vinden, en heeft erop gewezen dat in het mutatieoverzicht wel een terugstorting van fl. 87.983,43 omstreeks 29 april 1998 van de Rekening naar de rekening van [eiser 35] staat en dat [eiser 35] bij de politie heeft verklaard dat hij op 4 september 1996 een bedrag van fl. 298.624,18 terug heeft ontvangen.
2.89. De Stichting stelt bij akte dat [eiser 35] vanaf 15 oktober 1996 in totaal voor fl. 975.000 heeft ingelegd in Safe Haven. Hiervan is na 15 oktober 1996 een bedrag van fl. 100.000 doorgestort naar valutapool [...] 9. Vanuit deze valutapool is, na aftrek van verlies, een bedrag (de rechtbank begrijpt: het bedrag van fl. 87.973,43) rechtstreeks terugbetaald aan [eiser 35]. Zowel de doorstorting vanaf de Rekening als de terugbetaling aan [eiser 35] zijn niet betrokken in de schadeberekening. Voorts is na 15 oktober 1996 vanaf de Rekening een bedrag van fl. 100.000 doorgestort naar valutapool [...]. Hiervan is ten behoeve van [eiser 35] een bedrag van fl. 86.818,41 teruggestort op de Rekening en dit is vervolgens verloren gegaan. De Stichting heeft bij akte een deel van het mutatieoverzicht van de Rekening overgelegd waaruit blijkt dat op 16 april 1998 (valutadatum 18 april 1998) een bedrag van fl. 868.184,13 is teruggestort op de Rekening vanuit valutapool [...]. Uit de bijbehorende specificatie per participant blijkt dat hiervan een bedrag van fl. 86.818,41 was bestemd voor [eiser 35] en dat hiervan niets aan hem is geretourneerd. Uit de uit de administratie van Safe Haven afkomstige specificatie per participant van de inleg in valutapool [...] blijkt tevens dat [eiser 35] een bedrag van fl. 100.000 heeft ingelegd in deze valutapool. Daarnaast blijkt uit een proces-verbaal van de politie van 3 augustus 1999 dat [A], directeur van de Generale Bank te Volendam, heeft verklaard dat [eiser 35] - in tegenstelling tot diverse andere beleggers - niet in april 1998 zijn aandeel terug heeft ontvangen uit een valutapool, terwijl hij op dat moment recht had op een bedrag van fl. 86.880. Verder heeft de Stichting een deel van het mutatieoverzicht overgelegd waaruit blijkt dat uit valutapool [...] 5 op 11 november 1997 (valutadatum 12 november 1997) een bedrag van fl. 360.940,53 is teruggestort op de Rekening. Uit de bijbehorende specificatie per participant blijkt dat hiervan een bedrag van fl. 60.156,75 was bestemd voor [eiser 35] en dat hiervan niets aan hem is geretourneerd. Uit de uit de administratie van Safe Haven afkomstige specificatie per participant van de inleg in valutapool [...] 5 blijkt dat [eiser 35] een bedrag van fl. 50.000 heeft ingelegd in deze valutapool. Volgens de Stichting betreft dit het bedrag van fl. 50.000 dat op 6 september 1996 (en dus vóór 15 oktober 1996) is gestort. [eiser 35] erkent voorts dat hij een bedrag van fl. 298.624,18 terug heeft ontvangen op 4 september 1996. Aangezien hij dit bedrag vóór 15 oktober 1996 heeft ontvangen, kan het niet afkomstig zijn uit de stortingen door [eiser 35] van na deze datum. Deze terugbetaling moet daarom niet in mindering worden gebracht op de schade. De schade beloopt aldus een bedrag van (fl. 975.000 - fl. 100.000 - fl. 100.000 + fl. 86.818,41 + fl. 60.156,75 =) fl. 921.975,16. Hiervan komt een bedrag van fl. 150.000 toe aan [eiser 5] in verband met de desbetreffende cessie, aldus de Stichting.
2.90. De Bank stelt daarentegen dat de terugstortingen uit de valutapools […] en […] 5 van respectievelijk fl. 86.818,41 en fl. 60.156,75 niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat [eiser 35] wist dat hij deelnam in risicovolle beleggingen.
Nu de Stichting heeft erkend dat [eiser 35] een bedrag van fl. 298.624,18 heeft terugontvangen, moet dit wel degelijk op de schade in mindering worden gebracht.
[eiser 35] heeft van de Rekening op zijn rekening een bedrag van fl. 87.983,43 terug ontvangen afkomstig uit valutapool [...] 9. Dit blijkt uit de door de Stichting overgelegde stukken met betrekking tot de vordering van [eiser 7]. Niet valt uit te sluiten dat hij nog meer bedragen op zijn rekening heeft teruggekregen. De Bank betwist daarom dat [eiser 35] schade heeft geleden. Subsidiair beloopt de schade maximaal fl. 441.417,23, zo stelt de Bank.
2.91. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat [eiser 35] na 15 oktober 1996 in totaal een bedrag van fl. 975.000 heeft gestort op de Rekening. Nu de Stichting bij akte niets heeft gesteld omtrent een eerder gestelde storting op 1 september 1997, gaat de rechtbank uit van een totaal gestort bedrag van fl. 975.000. Evenmin is in geschil dat [eiser 35] hiervan een bedrag van fl. 150.000 heeft gestort ten behoeve van [eiser 5] en dat een dienovereenkomstig deel van de vordering bij conclusie van repliek door [eiser 35] is gecedeerd aan [eiser 5]. De rechtbank is met de Bank van oordeel dat uit de door de Stichting overgelegde stukken blijkt dat [eiser 35] uit valutapool [...] 9 een bedrag van fl. 87.910,86 op zijn rekening retour heeft ontvangen. Nu de Stichting de inleg van [eiser 35] in deze valutapool van fl. 100.000 in mindering brengt op de gevorderde schadevergoeding, komt de terugstorting uit deze valutapool op de privé-rekening van [eiser 35] niet in mindering op de schade. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen evenmin in geschil is dat van de stortingen door [eiser 35] op de Rekening na 15 oktober 1996 fl. 100.000 is doorgestort naar valutapool [...], dat daarop betrekking hebbende beleggingsopbrengst van fl. 86.818,41 is teruggestort op de Rekening en vervolgens verloren is gegaan. Dit betekent dat het saldo (fl. 100.000 - fl. 86.818,41) bij de schadeberekening in mindering wordt gebracht op het na 15 oktober 1996 gestorte bedrag. Het door de Bank hiertegen gevoerde verweer stuit af op hetgeen hiervoor is overwogen onder 2.5. Hetzelfde geldt voor het bedrag van fl. 60.156,75 dat na 15 oktober 1996 vanuit valutapool [...] 5 ten behoeve van [eiser 35] is teruggestort op de Rekening, nu uit de overgelegde stukken genoegzaam blijkt dat deze bedragen bestemd waren voor [eiser 35] en dat deze op de Rekening zijn ontvangen na 15 oktober 1996 en verloren zijn gegaan. Het door de Bank hiertegen gevoerde verweer stuit af op hetgeen hiervoor is overwogen onder 2.5. De rechtbank is met de Stichting van oordeel dat de inleg van fl. 50.000 door [eiser 35] in valutapool [...] 5 niet in mindering komt op de schade, nu uit de bij het mutatieoverzicht behorende specificatie per participant blijkt, dat deze inleg is gestort op 6 september 1996, dus vóór 15 oktober 1996. Vaststaat dat [eiser 35] een bedrag van fl. 298.624,18 heeft terug ontvangen op zijn rekening. De Bank heeft niet betwist dat [eiser 35] dit bedrag heeft ontvangen op 4 september 1996, zodat vaststaat dat dit bedrag is ontvangen vóór 15 oktober 1996. Gelet hierop komt dit bedrag niet in mindering op de schade.
2.92. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank de schade van [eiser 35] op een bedrag van in hoofdsom (fl. 975.000 - fl. 150.000 - fl. 100.000 - fl. 100.000 + fl. 86.818,41 + fl. 60.156,75 =) fl. 771.975,16. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 385.987,58 (€ 175.153,53) voor vergoeding in aanmerking.
2.93. Voor wat betreft het door [eiser 35] aan [eiser 5] gecedeerde deel van de vordering verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor is overwogen, onder 2.24.
2.94. Bij tussenvonnis van 30 mei 2012 heeft de rechtbank overwogen dat de Stichting niet-ontvankelijk is als lasthebber van [eiser 35] voor zover de vordering het bedrag van fl. 1.309.950 te boven gaat. Nu de schade dit bedrag niet te boven gaat, is de Stichting ontvankelijk als lasthebber van [eiser 35].
[eiser 56] (eiser sub 56)
2.95. De rechtbank heeft [eiser 56] bij tussenvonnis van 30 mei 2012 opgedragen de schade nader toe te lichten en met stukken te onderbouwen, nu de Bank heeft aangevoerd dat zij de gevorderde schade niet kan verifiëren omdat de gestelde terugstorting vanuit de valutapool niet in het mutatieoverzicht van de Rekening is terug te vinden.
2.96. [eiser 56] heeft bij akte een deel van het mutatieoverzicht van de Rekening overgelegd waaruit blijkt dat op 11 november 1997 (valutadatum 13 november 1997) een bedrag van fl. 1.274.581,63 is teruggestort op de Rekening vanuit valutapool [...]. Uit de bijbehorende specificatie per participant blijkt dat hiervan een bedrag van fl. 84.972 was bestemd voor [eiser 56] (hierin aangeduid als “[eiser 56]”) en dat hiervan niets aan de belegger is geretourneerd. Uit de uit de administratie van Safe Haven afkomstige specificatie per participant van de inleg in valutapool [...] blijkt tevens dat [eiser 56] (hierin eveneens aangeduid als “[eiser 56]”) een bedrag van fl. 100.000 heeft ingelegd in deze valutapool. De schade bestaat uit het bedrag van de inleg in Safe Haven van fl. 200.000 verminderd met het bedrag van fl. 100.000 dat vanaf de Rekening is doorgestort naar valutapool [...] en vermeerderd met het saldo van fl. 84.972 dat is teruggestort op de Rekening en verloren is gegaan, aldus de Stichting.
2.97. De Bank heeft hiertegen geen verweer gevoerd.
2.98. De rechtbank is van oordeel dat uit de overgelegde stukken genoegzaam blijkt dat na 15 oktober 1996 een bedrag op de Rekening is teruggestort vanuit valutapool [...], dat hiervan een bedrag van fl. 84.972 was bestemd voor [eiser 56] en dat dit verloren is gegaan.
2.99. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank de schade van [eiser 56] op een bedrag van in hoofdsom (fl. 200.000 - fl. 100.000 + fl. 84.972 =) fl. 184.972. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 92.486 (€ 41.968,32) voor vergoeding in aanmerking.
De Stichting als lasthebber van [eiser 38] (eiser sub 38)
2.100. De rechtbank heeft de Stichting bij tussenvonnis van 30 mei 2012 opgedragen de gestelde schade van [eiser 38] van fl. 30.000 nader toe te lichten en met stukken te onderbouwen, nu de Bank heeft aangevoerd dat [eiser 38] – naar eigen zeggen – fl. 20.000 op een andere rekening van [gedaagde 2] heeft gestort en dat hij dit geld volledig zou hebben teruggekregen. Gelet hierop is onduidelijk of beleggingen in Safe Haven niet via deze andere rekening bij [eiser 38] zijn teruggekomen, aldus de Bank. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat uit het mutatieoverzicht blijkt dat tweemaal een bedrag van de Rekening naar de rekening met nummer [rekeningnummer] op naam van [eiser 38] is geboekt, namelijk omstreeks 16 juli 1997 een bedrag van fl. 10.015 en omstreeks 16 december 1997 een bedrag van fl. 10.000.
2.101. Bij akte heeft de Stichting gesteld dat [eiser 38] het bedrag van fl. 20.000 heeft gestort op een andere door [gedaagde 2] beheerde rekening vóórdat hij investeerde in Safe Haven omstreeks 25 maart 1997. Dat Tol dit bedrag heeft terugontvangen, is dan ook geen aanwijzing dat hij andere, wel in Safe Haven gestorte bedragen via de desbetreffende rekening heeft terugontvangen. Van het bedrag van fl. 40.000 dat [eiser 38] op 25 maart 1997 op de Rekening heeft gestort, heeft hij slechts fl. 10.000 teruggekregen, namelijk op 16 december 1997 (valutadatum 15 december 1997). Het bedrag van fl. 10.015 heeft [eiser 38] op 16 juli 1996 (valutadatum 15 juli 1996) ontvangen van de Rekening en niet op 16 juli 1997, zoals opgenomen in het tussenvonnis. Deze laatste betaling kan daarom geen terugbetaling zijn van het bedrag dat [eiser 38] pas later op 25 maart 1997 heeft gestort op de Rekening. De schade beloopt aldus een bedrag van (fl. 40.000 – fl. 10.000 = ) fl. 30.000, aldus de Stichting.
2.102. De Bank ontkent te hebben erkend dat [eiser 38] het bedrag van fl. 20.000 heeft ontvangen op 9 april 1996. De Bank betwist bij gebrek aan wetenschap de juistheid van die datum. De datum valt niet te verifiëren, nu de Stichting ook bij akte geen bewijs heeft overgelegd. De Bank sluit niet uit dat [eiser 38] nog meer gelden retour heeft ontvangen waarvan de Bank geen weet heeft. De Bank wijst er voorts op dat uit de bankbescheiden volgt dat [eiser 38] het bedrag van fl. 10.015 inderdaad omstreeks 16 juli 1996 retour heeft ontvangen. De Bank betwist dat [eiser 38] schade heeft geleden. Subsidiair beloopt de schade maximaal (fl. 40.000 – fl. 10.000 – fl. 20.000 =) fl. 10.000, aldus de Bank.
2.103. De rechtbank is van oordeel dat de Bank – terwijl dat wel op haar weg had gelegen – niet nader heeft geconcretiseerd en onderbouwd dat [eiser 38] het bedrag van fl. 20.000 na 25 maart 1997 heeft ontvangen dan wel dat hij uit andere bron geld heeft teruggekregen. Partijen zijn het erover eens dat de terugbetaling aan [eiser 38] van de Rekening van fl. 10.015 heeft plaatsgevonden omstreeks 16 juli 1996. De rechtbank stelt vast dat, waar in het tussenvonnis van 30 mei 2012 onder 2.64 wordt gesproken van een bedrag van fl. 10.015 dat blijkens het mutatieoverzicht omstreeks 16 juli 1997 is geboekt naar de rekening van [eiser 38], sprake is van een kennelijke vergissing, nu volgens het mutatieoverzicht deze overboeking heeft plaatsgevonden omstreeks 16 juli 1996. Nu deze overboeking heeft plaats gevonden vóór 15 oktober 1996, komt het bedrag van fl. 10.015 niet in mindering op de schade.
2.104. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank de schade van [eiser 38] op een bedrag van in hoofdsom (fl. 40.000 - fl. 10.000 =) fl. 30.000. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 15.000 (€ 6.806,70) voor vergoeding in aanmerking.
[eiser 57] (eiser sub 57)
2.105. Bij tussenvonnis van 30 mei 2012 is het schadebedrag al vastgesteld op (in hoofdsom) fl. 100.000. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 50.000 (€ 22.689,01) voor vergoeding in aanmerking.
De Stichting als lasthebber van [eiser 40] (eiser sub 40)
2.106. De rechtbank heeft de Stichting bij tussenvonnis van 30 mei 2012 opgedragen de schade van [eiser 40] nader toe te lichten en met stukken te onderbouwen, nu de Bank heeft aangevoerd dat zij de gevorderde schade niet kan verifiëren omdat de gestelde terugstorting vanuit de valutapool niet in het mutatieoverzicht van de Rekening is terug te vinden.
2.107. De Stichting heeft bij akte een deel van het mutatieoverzicht van de Rekening overgelegd waaruit blijkt dat op 11 november 1997 (valutadatum 13 november 1997) een bedrag van fl. 1.274.581,63 is teruggestort op de Rekening vanuit valutapool [...]. Uit de bijbehorende specificatie per participant blijkt dat hiervan een bedrag van fl. 84.972 was bestemd voor [eiser 40] en dat hiervan niets aan de belegger is geretourneerd. Uit de uit de administratie van Safe Haven afkomstige specificatie per participant van de inleg in valutapool [...] blijkt tevens dat [eiser 40] (hierin aangeduid als “[eiser 40]”) een bedrag van fl. 100.000 heeft ingelegd in deze valutapool. De schade bestaat uit het bedrag van de inleg in Safe Haven van fl. 200.000 verminderd met het bedrag van fl. 100.000 dat vanaf de Rekening is doorgestort naar valutapool [...] en vermeerderd met het saldo van fl. 84.972 dat is teruggestort op de Rekening en verloren is gegaan, aldus de Stichting.
2.108. De Bank betwist dat het bedrag van fl. 84.972 voor vergoeding in aanmerking komt, omdat [eiser 40] wist dat hij via valutapool [...] deelnam in risicovolle beleggingen. Bovendien valt niet uit te sluiten dat [eiser 40] nog meer gelden heeft terugontvangen, aldus de Bank.
2.109. De rechtbank is van oordeel dat uit de overgelegde stukken genoegzaam blijkt dat na 15 oktober 1996 een bedrag op de Rekening is teruggestort vanuit valutapool [...], dat hiervan een bedrag van fl. 84.972 was bestemd voor [eiser 40] en dat dit verloren is gegaan. Het door de Bank hiertegen gevoerde verweer stuit af op hetgeen hiervoor is overwogen onder 2.5. De rechtbank acht de stelling van de Bank, dat niet valt uit te sluiten dat [eiser 40] nog meer gelden heeft terugontvangen, onvoldoende concreet en onderbouwd en gaat daaraan voorbij. De Bank heeft - terwijl dat wel op haar weg had gelegen - niet nader geconcretiseerd en onderbouwd dat [eiser 40] uit andere bron geld heeft teruggekregen.
2.110. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank de schade van [eiser 40] op een bedrag van in hoofdsom (fl. 200.000 - fl. 100.000 + fl. 84.972 =) fl. 184.972. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 92.486 (€ 41.968,32) voor vergoeding in aanmerking.
[eiser 58] (eiser sub 58)
2.111. Bij tussenvonnis van 30 mei 2012 heeft de rechtbank [eiser 58] opgedragen nader toe te lichten en met stukken te onderbouwen dat zij vorderingsgerechtigd is, nu de Bank erop gewezen heeft dat de stortingen zijn gedaan door [...] v.o.f., terwijl de vordering is ingesteld door [eiser 58], een vennootschap die pas op 1 juni 1999 is opgericht.
2.112. Bij akte heeft [eiser 58] een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel met betrekking tot [eiser 58] en de handelsregisterhistorie met betrekking tot v.o.f. [...] overgelegd. Hieruit blijkt, volgens [eiser 58], dat zij sinds 1 juni 1999 de rechtsopvolger is van [...] v.o.f., aldus de Stichting.
2.113. De rechtbank is van oordeel dat uit de door de Stichting overgelegde stukken volgt dat [...] v.o.f. is opgehouden te bestaan op 2 maart 1995, terwijl [eiser 58] is opgericht op 1 juni 1999. Nu de Stichting heeft nagelaten om andere stukken te overleggen waaruit kan blijken dat [eiser 58] vorderingsgerechtigd is ten aanzien van de stortingen die omstreeks 15 oktober 1996 en 18 februari 1997 op naam van [...] v.o.f. zijn gedaan, is de rechtbank van oordeel dat niet is aangetoond dat [eiser 58] vorderingsgerechtigd is.
2.114. Gelet hierop zal de vordering worden afgewezen.
De Stichting als lasthebber van [eiser 42] (eiser sub 42), [eiser 59] (eiser sub 59) en [eiser 60] (eiser sub 60)
2.115. De rechtbank heeft de Stichting, [eiser 59] en [eiser 60] bij tussenvonnis van 30 mei 2012 opgedragen de schade ter zake van de stortingen na 15 oktober 1996 nader toe te lichten en met stukken te onderbouwen, nu de Bank heeft aangevoerd dat zij de gevorderde schade niet kan verifiëren omdat de gestelde ontvangsten en terugstortingen vanuit de valutapools niet in het mutatieoverzicht van de Rekening zijn terug te vinden. De rechtbank heeft in dit verband nog vastgesteld dat het mutatieoverzicht een storting van fl. 43.439 van de Rekening naar rekening met nummer [rekeningnummer] vermeldt, op welke rekening [eiser 59] stelt drie terugstortingen uit de valutapools te hebben ontvangen.
De Stichting als lasthebber van [eiser 42]
2.116. De Stichting stelt bij akte dat het bedrag van fl. 100.000, dat [eiser 42] omstreeks 5 december 1996 heeft gestort op de Rekening, is doorgestort naar valutapool [...]. [eiser 42] heeft dit bedrag vervolgens, verminderd met het erover geleden verlies, retour ontvangen. De Stichting betrekt dit bedrag daarom niet (langer) in de schadeberekening.
2.117. De rechtbank stelt gelet op het voorgaande vast dat de Stichting als lasthebber van [eiser 42] niet langer aanspraak maakt op vergoeding van schade.
[eiser 59]
2.118. [eiser 59] stelt in de akte dat de storting op de Rekening van fl. 100.000 van omstreeks 19 november 1996 niet in de schadeberekening is betrokken, omdat zij dit bedrag, na doorstorting in valutapool [...] 9, verminderd met het erover geleden verlies, retour heeft ontvangen. [eiser 59] heeft verder bij akte een deel van het mutatieoverzicht van de Rekening overgelegd waaruit blijkt dat op 11 november 1997 (valutadatum 12 november 1997) een bedrag van fl. 360.940,53 is teruggestort op de Rekening vanuit valutapool [...] 5. Uit de bijbehorende specificatie per participant blijkt dat hiervan een bedrag van fl. 120.313,51 (het beleggingsresultaat van de storting van fl. 100.,000,-) was bestemd voor [eiser 59] (hierin aangeduid als “[eiser 59]”) en dat hiervan niets aan de belegger is geretourneerd. Uit de uit de administratie van Safe Haven afkomstige specificatie per participant van de inleg in valutapool [...] 5 blijkt tevens dat [eiser 59] (ook hierin aangeduid als “[eiser 59]”) een bedrag van fl. 100.000 heeft ingelegd in deze valutapool. De schade bestaat uit het bedrag van fl. 120.313,51 dat na 15 oktober 1996 is teruggestort op de Rekening en verloren is gegaan. Het bedrag van fl. 43.439 dat vanaf de Rekening is teruggestort aan [eiser 59] betreft een terugbetaling uit valutapool [...] uit een storting door [...]. Uit de bij akte overgelegde, bij het mutatieoverzicht behorende respectievelijk uit de administratie van Safe Haven afkomstige specificaties per participant blijkt dat [...] een bedrag van fl. 50.000 heeft ingelegd in deze valutapool. Aangezien de storting van fl. 50.000 door [...] niet betrokken is in de vordering van [eiser 59], dient de beleggingsopbrengst hieruit, die vanaf de Rekening is betaald op de rekening van [eiser 59], niet in mindering te worden gebracht op de schade, aldus [eiser 59]
2.119. De Bank betwist dat het bedrag van fl. 120.313,51, dat bestemd was voor [eiser 59] uit de terugbetaling op de Rekening vanuit valutapool [...], voor vergoeding in aanmerking komt. Nu dit bedrag het beleggingsresultaat vormt van een storting op de Rekening op 18 september 1996, dus van vóór 15 oktober 1996, hoeft de Bank de hieruit voortgevloeide (verloren gegane) beleggingsopbrengst niet te vergoeden. Bovendien, zo stelt de Bank, wist [eiser 59] dat werd belegd in risicovolle valutapools. Met betrekking tot de terugbetaling van fl. 43.439 op de rekening van [eiser 59] stelt de Bank dat dit bedrag kennelijk betrekking heeft op een storting door [...]. Voor wat betreft het bedrag van fl. 87.983,43 dat [eiser 59] op 29 april 1998 op haar rekening heeft ontvangen met als naam “[...]” geldt dat niet duidelijk is waar dat bedrag op ziet, zodat wat de Bank betreft dit bedrag van een eventuele vordering moet worden afgetrokken. De Bank betwist voorts in zijn algemeenheid dat [eiser 59] schade heeft geleden, nu mogelijk is dat deze vennootschap via andere bron gelden heeft terugontvangen. Ten slotte blijkt uit de verklaring van [eiser 42] tegenover de politie dat hij in ieder geval in juli 1997 fl. 140.000 tot fl. 150.000 heeft terug ontvangen. Nu [eiser 59] niet op deze, door de Bank in het geding gebrachte verklaring heeft gereageerd, moet op de eventuele schade een bedrag van fl. 150.000 in mindering worden gebracht, aldus de Bank.
2.120. De rechtbank is van oordeel dat uit de overgelegde stukken genoegzaam blijkt dat na 15 oktober 1996 een bedrag op de Rekening is teruggestort vanuit valutapool [...] 5, dat hiervan een bedrag van fl. 120.313,51 was bestemd voor [eiser 59] en dat dit verloren is gegaan. De door de Bank aangevoerde omstandigheid dat dit bedrag het beleggingsresultaat vormt van een inleg die vóór 15 oktober 1996 is gedaan, leidt er niet toe dat de Bank niet aansprakelijk is voor deze schade. Zoals hiervoor is overwogen (zie 2.5) worden bij de schadeberekening alle gelden in aanmerking genomen die na 15 oktober 1996 zijn teruggestort op de Rekening en die vervolgens verloren zijn gegaan. Immers, als de Bank had gedaan was zij had moeten doen en de Rekening per 15 oktober 1996 had gesloten, dan waren de na deze datum gedane terugstortingen uit de valutapools niet verloren gegaan. Het door de Bank gevoerde verweer, dat [eiser 59] wist dat risicovol werd belegd en dat het verloren gegane bedrag om die reden niet voor vergoeding in aanmerking komt, stuit af op hetgeen hiervoor is overwogen onder 2.5. De rechtbank is met de Bank van oordeel dat de op de rekening van [eiser 59] teruggestorte bedragen van fl. 43,439 en fl. 87.983,43 in mindering moeten worden gebracht op de schade van [eiser 59] Tussen partijen staat vast dat deze terugbetalingen voortvloeien uit stortingen door [...]. Ook het mutatieoverzicht vermeldt bij de beide terugstortingen “[...]” als naam. Nu [...] geen vordering heeft ingediend, moeten de aan [eiser 59] betaalde bedragen op diens schade in mindering worden gebracht. De rechtbank acht de stelling van de Bank, dat niet valt uit te sluiten dat [eiser 59] nog meer gelden heeft terugontvangen, onvoldoende concreet en onderbouwd en gaat daaraan voorbij. De Bank heeft – terwijl dat wel op haar weg had gelegen – niet nader geconcretiseerd en onderbouwd dat [eiser 59] uit andere bron geld heeft teruggekregen. Hetzelfde geldt voor de stelling van de Bank dat fl. 150.000 op de schade in mindering moet worden gebracht, gelet op de verklaring van [eiser 42] tegenover de politie.
2.121. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de schade van [eiser 59] een bedrag van in hoofdsom fl. 120.313,51 beloopt. Hierop moeten de terugontvangen bedragen van fl. 43.439 en fl. 87.983,43 nog in mindering worden gebracht. Na aftrek van deze bedragen resteert een negatief saldo. Dit betekent dat de schade van [eiser 59] op nihil wordt gesteld.
[eiser 60]
2.122. [eiser 60] stelt dat zij omstreeks 21 november 1996 fl. 200.00 heeft gestort op de Rekening. Hiervan is een bedrag van fl. 100.000 doorgestort naar valutapool [...] 9. [eiser 60] heeft dit bedrag, verminderd met het hierover geleden verlies, terug ontvangen. [eiser 60] maakt daarom uitsluitend aanspraak op vergoeding van (fl. 200.000 – fl. 100.000 =) fl. 100.000.
2.123. De Bank betwist dat [eiser 60] schade heeft geleden, nu mogelijk is dat deze vennootschap via andere bron gelden heeft terugontvangen. Daarbij komt dat uit de verklaring van [eiser 42] tegenover de politie blijkt dat hij in ieder geval in juli 1997 fl. 140.000 tot fl. 150.000 heeft terug ontvangen. Nu [eiser 60] niet op deze, door de Bank in het geding gebrachte verklaring heeft gereageerd, moet op de eventuele schade een bedrag van fl. 150.000 in mindering worden gebracht, aldus de Bank.
2.124. De rechtbank gaat voorbij aan het door de Bank gevoerde verweer en verwijst daarbij naar hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot [eiser 59].
2.125. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank de schade van [eiser 60] op een bedrag van in hoofdsom (fl. 200.000 - fl. 100.000 =) fl. 100.000. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 50.000 (€ 22.689,01) voor vergoeding in aanmerking.
[eiser 62] (eiser sub 62)
2.126. De rechtbank heeft [eiser 62] bij tussenvonnis van 30 mei 2012 opgedragen de schade nader toe te lichten en met stukken te onderbouwen, nu de Bank heeft aangevoerd dat zij de gevorderde schade niet kan verifiëren omdat de gestelde terugstorting vanuit de valutapool niet in het mutatieoverzicht van de Rekening is terug te vinden.
2.127. [eiser 62] heeft bij akte een deel van het mutatieoverzicht van de Rekening overgelegd waaruit blijkt dat op 11 november 1997 (valutadatum 13 november 1997) een bedrag van fl. 1.274.581,63 is teruggestort op de Rekening vanuit valutapool [...]. Uit de bijbehorende specificatie per participant blijkt dat hiervan een bedrag van fl. 84.972 was bestemd voor [eiser 62] (hierin aangeduid als “[eiser 62]”) en dat hiervan niets aan de belegger is geretourneerd. Uit de uit de administratie van Safe Haven afkomstige specificatie per participant van de inleg in valutapool [...] blijkt eveneens dat [eiser 62] (hierin aangeduid als “[eiser 62]”) een bedrag van fl. 100.000 heeft ingelegd in deze valutapool. De schade bestaat uit het bedrag van fl. 84.972 dat is teruggestort op de Rekening en verloren is gegaan, aldus [eiser 62]
2.128. De Bank betwist dat het bedrag van fl. 84.972 voor vergoeding in aanmerking komt, omdat [eiser 62] wist dat zij deelnam in valutapool [...].
2.129. De rechtbank is van oordeel dat uit de overgelegde stukken genoegzaam blijkt dat na 15 oktober 1996 een bedrag op de Rekening is teruggestort vanuit valutapool [...], dat hiervan een bedrag van fl. 84.972 was bestemd voor [eiser 62] en dat dit verloren is gegaan. Het door de Bank hiertegen gevoerde verweer stuit af op hetgeen hiervoor is overwogen onder 2.5.
2.130. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank de schade van [eiser 62] op een bedrag van in hoofdsom fl. 84.972. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 42.486 (€ 19.279,31) voor vergoeding in aanmerking.
[eiser 44] (eiser sub 44)
2.131. De rechtbank heeft [eiser 44] bij tussenvonnis van 30 mei 2012 opgedragen de schade nader toe te lichten en met stukken te onderbouwen, nu de Bank heeft aangevoerd dat zij de gevorderde schade niet kan verifiëren omdat de gestelde terugstorting vanuit de valutapool niet in het mutatieoverzicht van de Rekening is terug te vinden. De rechtbank heeft in dit verband vastgesteld dat het mutatieoverzicht geen storting omstreeks 5 december 1996 door [eiser 44] op de Rekening vermeldt. Wel blijkt hieruit dat omstreeks 4 december 1996 een bedrag van fl. 100.000 is gestort door [...] Omstreeks 29 april 1998 is vanaf de Rekening een bedrag van fl. 86.880 teruggestort naar die rekening, onder vermelding van Valuta […] en met [eiser 62] als begunstigde. Ook in dat licht behoeft de schade naar het oordeel van de rechtbank nadere toelichting.
2.132. [eiser 44] heeft bij akte toegelicht dat niet hijzelf maar de vennootschap van zijn zoon, [...], op 4 december 1996 (valutadatum 5 december 1996) fl. 100.000 op de Rekening heeft gestort. Het restant hiervan ad fl. 86.860 heeft [...] retour ontvangen. De inleg door en de terugbetaling aan de vennootschap van zijn zoon maken geen deel uit van de vordering van [eiser 44].
[eiser 44] heeft echter op 30 april 1997 een bedrag van fl. 200.000 gestort op de Rekening. Hiervan is fl. 100.000 doorgestort naar valutapool [...], waarvan fl. 84.972 is teruggestort op de Rekening en verloren is gegaan. Ter onderbouwing is een deel van het mutatieoverzicht van de Rekening overgelegd waaruit blijkt dat op 11 november 1997 (valutadatum 13 november 1997) een bedrag van fl. 1.274.581,63 is teruggestort op de Rekening vanuit valutapool [...]. Uit de bijbehorende specificatie per participant blijkt dat hiervan een bedrag van fl. 84.972 was bestemd voor [eiser 44] en dat hiervan niets aan de belegger is geretourneerd. Uit de uit de administratie van Safe Haven afkomstige specificatie per participant van de inleg in valutapool [...] blijkt tevens dat [eiser 44] (hierin aangeduid als “[eiser 62]”) een bedrag van fl. 100.000 heeft ingelegd in deze valutapool. De schade bestaat uit het bedrag van de inleg in Safe Haven van fl. 200.000, verminderd met het bedrag van fl. 100.000 dat vanaf de Rekening is doorgestort naar valutapool [...] en vermeerderd met het saldo van fl. 84.972 dat is teruggestort op de Rekening en verloren is gegaan, aldus [eiser 44].
2.133. De Bank betwist dat het bedrag van fl. 84.972 voor vergoeding in aanmerking komt, omdat [eiser 44] wist dat hij via valutapool [...] deelnam in risicovolle beleggingen.
2.134. De rechtbank is van oordeel dat uit de overgelegde stukken genoegzaam blijkt dat [eiser 44] na 15 oktober 1996 een bedrag van fl. 200.000 heeft gestort op de Rekening, dat hiervan fl. 100.000 is doorgestort naar valutapool [...], dat vanuit deze valutapool een bedrag op de Rekening is teruggestort, dat hiervan een bedrag van fl. 84.972 was bestemd voor [eiser 44] en dat dit verloren is gegaan. Het door de Bank hiertegen gevoerde verweer stuit af op hetgeen hiervoor is overwogen onder 2.5.
2.135. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank de schade van [eiser 44] op een bedrag van in hoofdsom (fl. 200.000 - fl. 100.000 + fl. 84.972 =) fl. 184.972. Aangezien de mate van eigen schuld is gesteld op 50%, komt een bedrag van fl. 92.486 (€ 41.968,32) voor vergoeding in aanmerking
Samenvatting toegewezen vordering van de Stichting en van de beleggers
2.136. Resumerend zal de vordering van de Stichting als lasthebber van diverse beleggers - telkens onder verwijzing naar de betreffende rechtsoverweging - als volgt worden vastgesteld:
2.19 € 11.344,51
2.20 € 3.403,35
2.24 € 34.033,52
2.29 € 135.028,83
2.38 € 7.260,48
2.45 € 149.783,04
2.48 € 20.524,24
2.49 € 22.689,01
2.59 € 98.690,84
2.64 € 132.724,38
2.67 € 41.968,32
2.68 € 51.050,27
2.71 € 37.436,87
2.74 € 7.714,26
2.75 € 29.949,49
2.77 € 70.789,71
2.78 € 11.344,51
2.79 € 34.033,52
2.86 € 68.067,03
2.92 € 175.153,53
2.104 € 6.806,70
2.110 € 41.968,32
Totaal € 1.191.764,73
2.137. De toe te wijzen vorderingen van de individuele beleggers, zoals gespecificeerd in het dictum, bedragen in totaal € 1.735.780,72. Aldus bedraagt de totale vordering van de Stichting c.s. op de Bank € 2.927.545,45.
Overige overwegingen
2.138. De rechtbank is van oordeel dat wettelijke rente is verschuldigd over de schade waarvoor de Bank aansprakelijk is. De ingangsdatum van de wettelijke rente wordt, zoals gevorderd, vastgesteld op 3 februari 1999, de datum waarop de dagvaarding is uitgebracht in de procedure bij deze rechtbank met rolnummer 53688 / HA ZA 99-222.
2.139. Nu de Stichting c.s. onvoldoende heeft onderbouwd dat zij buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt buiten die kosten waarvoor artikel 241 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een vergoeding plegen in te sluiten, zal de rechtbank dit onderdeel van de vordering afwijzen.
2.140. De Bank zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Stichting c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 71,32
- griffierecht € 4.667,00
- salaris advocaat€ 22.477,00 (7,0 punt x tarief € 3.211,00)
Totaal € 27.215,32
2.141. De rechtbank stelt de kosten van de deskundige vast op € 47.124,00 (incl. btw). Deze kosten zijn door de Bank voorgeschoten en blijven voor haar rekening.
2.142. De door de Stichting c.s. gevorderde hoofdelijkheid met de veroordeling van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zal worden afgewezen omdat - zoals de Bank terecht heeft aangevoerd - de grondslag van die vorderingen te zeer van elkaar verschilt.
2.143. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 30 mei 2012 al overwogen dat de door de Stichting c.s. gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad bij eindvonnis zal worden toegewezen. De stellingen van de Bank geven de rechtbank geen aanleiding om terug te komen op deze (bindende eind)beslissing.
2.144. In weerwil van hetgeen de Bank in dit verband aanvoert, acht de rechtbank geen termen aanwezig voor de gevraagde zekerheidstelling.
Ten aanzien van [gedaagde 2] en [gedaagde 3]
2.145. In het tussenvonnis van 9 december 2009 heeft de rechtbank in r.o. 6.1 vastgesteld dat tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 3] verstek is verleend en dat daarom slechts beoordeeld diende te worden of de vorderingen van de Stichting c.s. jegens hen onrechtmatig of ongegrond voorkomen. Vervolgens heeft de rechtbank als volgt overwogen: “Nu de door de Bank gevoerde verweren mede ten voordele van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zouden kunnen strekken, zal de rechtbank de beslissing ten aanzien van hen aanhouden totdat ook jegens de Bank eindvonnis zal worden gewezen. Opmerking verdient wel dat het toetsingskader ten aanzien van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] merendeels een ander is dan ten aanzien van de Bank. [gedaagde 2] wordt immers, naast overtreding van de effectenwetgeving, ook verweten dat hij onder valse voorwendselen gelden van de beleggers toevertrouwd heeft gekregen en dat hij grote bedragen voor persoonlijk gewin aan de Rekening heeft onttrokken. [gedaagde 3] wordt verweten dat hij, naast overtreding van de effectenwetgeving, onrechtmatig heeft gehandeld jegens de beleggers door een aantal van hen ertoe te bewegen gelden op de Rekening te storten, substantiële bedragen aan de Rekening te onttrekken en de harde schijf met administratieve gegevens inzake Safe Haven weg te gooien. De aan de Bank gerichte verwijten betreffen slechts de overtreding van de Wte 1995 door Safe Haven. De door de Bank gevoerde verweren die ten voordele van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zouden kunnen strekken, betreffen daarom met name de verweren tegen de omvang van de door de beleggers gevorderde schadevergoeding.”
2.146. De rechtbank blijft bij hetgeen zij destijds heeft overwogen en voegt daar thans nog het volgende aan toe. Ten aanzien van de Bank heeft de rechtbank als uitgangspunt voor de berekening van de schade van een individuele belegger gehanteerd dat daaronder slechts valt al hetgeen op of na 15 oktober 1996 is gestort op de Rekening en verloren is gegaan, minus de vervolgens naar die belegger vanaf de Rekening overgemaakte bedragen. De rechtbank ziet geen reden om ten aanzien van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] dit zelfde uitgangspunt te hanteren, nu - zoals hiervoor overwogen - de grondslag van de vordering jegens hen een geheel andere is. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding om enige aftrek op het schadebedrag toe te passen ter zake van mogelijke eigen schuld van de beleggers, omdat die geheel en al in het niet valt bij de grove mate van verwijtbaarheid aan de zijde van [gedaagde 2] en [gedaagde 3]. Dat gegeven brengt met zich dat alle verloren gegane beleggingen van alle beleggers voor vergoeding in aanmerking komen. Voorzover de rechtbank ten aanzien van stortingen van na 15 oktober 1996 heeft vastgesteld dat daarop bedragen in mindering dienen te worden gebracht of anderszins moeten worden herberekend zal de rechtbank het schadebedrag ten aanzien van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] op dezelfde wijze verminderen. Ten aanzien van stortingen vóór genoemde datum zal de rechtbank geen bedragen in mindering brengen, omdat - na het tussen de Stichting en de bank gevoerde debat - niet evident is dat zulks zou moeten geschieden en dus niet kan worden vastgesteld of de vorderingen van de Stichting c.s. jegens hen onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
2.147. Ten aanzien van de vraag of de Stichting dan wel de achterliggende individuele belegger vorderingsgerechtigd is heeft de rechtbank in het tussenvonnis van 9 december 2009 in r.o. 6.12 ten aanzien van de Bank overwogen dat, indien en voor zover mocht blijken dat de Bank aan de beleggers schadevergoeding zou moeten betalen, het belang van de Bank bij een rechterlijke toetsing van de rechtsgeldigheid van de “cessies” met name gelegen leek bij het verkrijgen van een rechtsgeldige kwijting bij de betaling, ter voorkoming van het risico dat de Bank na betaling aan de Stichting alsnog door de cedent of anderen kan worden aangesproken. Voorts werd overwogen dat, indien dit probleem zich zou voordoen, dit evenwel middels vrijwaringen of garanties zou kunnen worden opgelost, waardoor het belang bij genoemde toetsing zou kunnen afnemen. De Bank heeft, ondanks deze overweging, haar verweren ten aanzien van de rechtsgeldigheid van de “cessies” gehandhaafd. De Stichting c.s. heeft harerzijds ook geen nieuwe - aangepaste - cessieaktes overgelegd. Daarom was de rechtbank genoodzaakt om ten aanzien van die beleggers die na 15 oktober 1996 gelden op de Rekening hebben gestort nader onderzoek op dit punt te verrichten en knopen door te hakken. Ten aanzien van stortingen door beleggers die voordien hadden gestort heeft zij de kwestie echter bij gebrek aan belang in het midden gelaten. De rechtbank is zich, als gezegd, bewust van het feit dat zij de door de Bank gevoerde verweren die ten voordele van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zouden kunnen strekken, ook ten aanzien van hen dient te laten meewegen bij haar beslissing. Desalniettemin acht zij zich niet gehouden om ten aanzien van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] op een gelijke wijze te werk te gaan. Dat geldt niet alleen voor de gevallen waar zij de kwestie in het midden had gelaten, maar ook ten aanzien van de stortingen van na 15 oktober 1996. Redengevend daarvoor is dat de kwestie eenvoudig kan worden opgelost door te beslissen dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] aan de Stichting dienen te betalen, onder gehoudenheid van de Stichting om hen desverzocht te vrijwaren voor eventuele aanspraken van de individuele beleggers. Met het opnemen van een dergelijke vrijwaringsverplichting acht de rechtbank de belangen van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] voldoende gewaarborgd.
2.148. De vordering van de Stichting c.s. op [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zal mitsdien als volgt worden begroot:
[eiser 3] fl. 50.000,00 € 22.689,01
[eiser 4] fl. 15.000,00 € 6.806,70
[C] 0 0
[eiser 5] fl. 360.000,00 € 163.360,88
[eiser 6] fl. 1.060.156,75 € 481.078,16
[eiser 7] fl. 1.087.910,86 € 493.672,43
[eiser 46] fl. 2.750.000,00 € 1.247.895,59
[eiser 47] fl. 50.000,00 € 22.689,01
[eiser 48] fl. 2.000.000,00 € 907.560,43
[eiser 11] fl. 32.000,00 € 14.520,97
[eiser 12] fl. 120.000,00 € 54.453,63
[eiser 13] fl. 1.110.156,75 € 503.767,17
[eiser 14] fl. 90.458,93 € 41.048,47
[eiser 15] fl. 100.000,00 € 45.378,02
[eiser 49] fl. 500.000,00 € 226.890,11
[eiser 50] fl. 100.000,00 € 45.378,02
[eiser 18] fl. 434.972,00 € 197.381,69
[eiser 19] fl. 584.972,00 € 265.448,72
[eiser 52] fl. 100.000,00 € 45.378,02
[eiser 20] fl. 184.972,00 € 83.936,63
[eiser 21] fl. 225.000,00 € 102.100,55
[eiser 22] fl. 165.000,00 € 74.873,74
[eiser 23] fl. 34.000,00 € 15.428,53
[eiser 24] fl. 132.000,00 € 59.898,99
[eiser 53] fl. 15.000,00 € 6.806,70
[eiser 27] fl. 100.000,00 € 45.378,02
[eiser 28] fl. 312.000,00 € 141.579,43
[eiser 29] fl. 50.000,00 € 22.689,01
[eiser 30] fl. 150.000,00 € 68.067,03
[eiser 54] fl. 92.486,00 € 41.968,32
[eiser 32] fl. 350.000,00 € 158.823,08
[eiser 33] fl. 300.000,00 € 136.134,06
[eiser 34] fl. 200.000,00 € 90.756,04
[eiser 35] fl. 1.569.975,00 € 712.423,59
[eiser 36] fl. 125.000,00 € 56.722,53
[eiser 56] fl. 184.972,00 € 83.936,63
[eiser 38] fl. 30.000,00 € 13.613,41
[eiser 57] fl. 100.000,00 € 45.378,02
[eiser 40] fl. 184.972,00 € 83.936,63
[eiser 58] 0 0
[eiser 42] 0 0
[eiser 60] fl. 100.000,00 € 45.378,02
[eiser 62] fl. 84.972,00 € 38.558,61
[eiser 44] fl. 184.972,00 € 83.936,63
Totaal fl. 15.420.948,29€ 6.997.721,25
2.149. Het voorgaande betekent dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] aan de Stichting in hoofdsom fl. 15.420.948,29 (€ 6.977.721,25) dienen te betalen.
2.150. De rechtbank is van oordeel dat wettelijke rente is verschuldigd over de door [gedaagde 2] en [gedaagde 3] verschuldigde schade. De ingangsdatum van de wettelijke rente wordt, zoals gevorderd, evenals bij de vordering tegen de Bank vastgesteld op 3 februari 1999.
2.151. Nu de Stichting c.s. onvoldoende heeft onderbouwd dat zij buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt buiten die kosten waarvoor artikel 241 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een vergoeding plegen in te sluiten, zal de rechtbank dit onderdeel van de vordering ook ten aanzien van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] afwijzen.
2.152. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zullen als de merendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Stichting c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 71,32
- griffierecht € 4.667,00
- salaris advocaat€ 3.211,00 (1,0 punt x tarief € 3.211,00)
Totaal € 7.215,32
2.153. De door de Stichting c.s. gevorderde hoofdelijkheid met de veroordeling van de Bank zal worden afgewezen bij gebreke van een deugdelijke grondslag daarvoor.
3. De beslissing
De rechtbank
ten aanzien van de Bank
3.1. veroordeelt de Bank om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de Stichting c.s. te betalen een bedrag van € 1.191.764,73 (eenmiljoenhonderdeenennegentigduizendzevenhonderdvierenzestig euro en drieënzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 februari 1999 tot de dag der algehele voldoening,
3.2. veroordeelt de Bank om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser 45] te betalen een bedrag van € 246.836,21 (tweehonderdzesenveertigduizendachthonderdzesendertig euro en eenentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 februari 1999 tot de dag der algehele voldoening,
3.3. veroordeelt de Bank om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser 46] te betalen een bedrag van € 567.225,67 (vijfhonderdzevenenzestigduizendtweehonderdvijfentwintig euro en zevenenzestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 februari 1999 tot de dag der algehele voldoening,
3.4. veroordeelt de Bank om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser 47] te betalen een bedrag van € 11.344,51 (elfduizenddriehonderdvierenveertig euro en eenenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 februari 1999 tot de dag der algehele voldoening,
3.5. veroordeelt de Bank om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser 48] te betalen een bedrag van € 453.780,22 (vierhonderddrieënvijftigduizendzevenhonderdtachtig euro en tweeëntwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 februari 1999 tot de dag der algehele voldoening,
3.6. veroordeelt de Bank om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser 13] te betalen een bedrag van € 22.689,01 (tweeëntwintigduizendzeshonderdnegenentachtig euro en één eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 februari 1999 tot de dag der algehele voldoening,
3.7. veroordeelt de Bank om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser 49] te betalen een bedrag van € 113.445,05 (honderddertienduizendvierhonderdvijfenveertig euro en vijf eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 februari 1999 tot de dag der algehele voldoening,
3.8. veroordeelt de Bank om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser 50] te betalen een bedrag van € 22.689,01 (tweeëntwintigduizendzeshonderdnegenentachtig euro en één eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 februari 1999 tot de dag der algehele voldoening,
3.9. veroordeelt de Bank om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser 53] te betalen een bedrag van € 3.403,35 (drieduizendvierhonderddrie euro en vijfendertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 februari 1999 tot de dag der algehele voldoening,
3.10. veroordeelt de Bank om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser 54] te betalen een bedrag van € 20.984,16 (twintigduizendnegenhonderdvierentachtig euro en zestien eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 februari 1999 tot de dag der algehele voldoening,
3.11. veroordeelt de Bank om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser 32] te betalen een bedrag van € 79.411,54 (negenenzeventigduizendvierhonderdelf euro en vierenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 februari 1999 tot de dag der algehele voldoening,
3.12. veroordeelt de Bank om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser 34] te betalen een bedrag van € 45.378,02 (vijfenveertigduizenddriehonderdachtenzeventig euro en twee eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 februari 1999 tot de dag der algehele voldoening,
3.13. veroordeelt de Bank om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser 56] te betalen een bedrag van € 41.968,32 (eenenveertigduizendnegenhonderdachtenzestig euro en tweeëndertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 februari 1999 tot de dag der algehele voldoening,
3.14. veroordeelt de Bank om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser 57] te betalen een bedrag van € 22.689,01 (tweeëntwintigduizendzeshonderdnegenentachtig euro en één eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 februari 1999 tot de dag der algehele voldoening,
3.15. veroordeelt de Bank om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Aerotuijp B.V
te betalen een bedrag van € 22.689,01 (tweeëntwintigduizendzeshonderdnegenentachtig euro en één eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 februari 1999 tot de dag der algehele voldoening,
3.16. veroordeelt de Bank om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser 62] te betalen een bedrag van € 19.279,31 (negentienduizend-tweehonderdnegenenzeventig euro en eenendertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 februari 1999 tot de dag der algehele voldoening,
3.17. veroordeelt de Bank om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser 44] te betalen een bedrag van € 41.968,32 (eenenveertigduizendnegenhonderdachtenzestig euro en tweeëndertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 februari 1999 tot de dag der algehele voldoening,
3.18. veroordeelt de Bank in de proceskosten, aan de zijde van de Stichting c.s. tot op heden begroot op € 27.215,32 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening,
3.19. stelt de door de Bank voorgeschoten kosten van de deskundige vast op € 47.124,00 en bepaalt dat deze voor rekening van de Bank blijven,
3.20. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.21. wijst alle overige vorderingen af,
ten aanzien van [gedaagde 2] en [gedaagde 3]
3.22. veroordeelt [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting en onder gehoudenheid van de Stichting om hen desverzocht te vrijwaren voor eventuele aanspraken van de individuele beleggers, aan de Stichting te betalen een bedrag van € 6.997.721,25 (zesmiljoennegenhonderdzevenennegentigduizendzevenhonderdeenentwintig euro en vijfentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 februari 1999 tot de dag der algehele voldoening,
3.23. veroordeelt [gedaagde 2] en [gedaagde 3] in de proceskosten, aan de zijde van de Stichting c.s. tot op heden begroot op € 7.215,32,
3.24. verklaart de beslissingen onder 3.22 en 3.23 uitvoerbaar bij voorraad,
3.25. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell, mr. H.J.M. Burg en mr. J.E. van Praag en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2013.?