ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ3883

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
15-741416-11
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewoonteheling, bezit van harddrugs en witwassen van geldbedragen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 maart 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder gewoonteheling, het bezit van harddrugs en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 18 oktober 2010 tot en met 20 december 2011, samen met anderen, meermalen goederen heeft verworven en voorhanden heeft gehad die afkomstig waren van inbraken. Dit betrof onder andere kleding en elektronica, die via zijn winkel te Alkmaar werden verkocht. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van aanzienlijke hoeveelheden harddrugs, waaronder MDMA, cocaïne en heroïne, op verschillende locaties, waaronder zijn woning en zijn winkel. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte een aanhangwagen voorhanden had die was ingericht voor de productie van XTC-pillen. Tot slot heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van een totaalbedrag van € 22.900,-, dat afkomstig was van misdrijven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Sectie Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/741416-11
Uitspraakdatum: 11 maart 2013
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 31 januari 2013 en 25 februari 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1965] te [plaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.C.M. Wildemors en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B. Roodveldt, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
feit 1
[gewoonteheling van kleding, inclusief winkelverkoop in de [winkel verdachte] te Alkmaar en voorhanden hebben gestolen Ipads en schoeisel]
hij in of omstreeks de periode van 18 oktober 2010 tot en met 20 december 2011 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (een) goed(eren), te weten:
- een (grote) hoeveelheid (sport)jassen en/of (andere) kleding (afkomstig van een of meer inbra(a)ken bij de [aangever 1] te Heerhugowaard; ZD 06) en/of
- een (grote) hoeveelheid sportkleding (afkomstig van een inbraak bij de [aangever 2] te Castricum; ZD 07) en/of
- één of meer Ipad(s) (afkomstig van een inbraak bij de [aangever 3] te Heerhugowaard; ZD 07) en/of
- een muts (Ugg) (afkomstig van een inbraak bij de [aangever 4] in Bergen; ZD 11) en/of
- een of meer pa(a)r(en) schoenen/of laarzen (afkomstig van een inbraak bij [aangever 5] in Bergen; ZD 13)
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat goed(eren) (telkens) wist(en), dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof, van het plegen van welke misdrijven verdachte en/of zijn mededader(s) (aldus) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
feit 2
[ZD 16 "verdovende middelen": bewerken en verhandelen XTC, en aanwezig hebben hoeveelheden harddrugs op 4 verschillende locaties]
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2011 tot en met 20 december 2011 te Alkmaar, in elk geval Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende MDMA, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
en/of
hij op of omstreeks 20 december 2011 te Alkmaar (op meerdere locaties, te weten:
- in de [winkel verdachte], [a-straat] te Alkmaar en/of
- in de woning [c-straat] te Alkmaar en/of
- in de VW Caddy, geparkeerd bij de woning [c-straat] te Alkmaar en/of
- in de opslagplaats aan de [b-straat] te Alkmaar),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende MDMA,
- (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende cocaïne,
- (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende heroïne,
althans (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 3
[ZD 16 "verdovende middelen": mobiele XTC-drogerij en tabletteermachine in de opslagplaats in de [b-straat]]
hij op of omstreeks 20 december 2011 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om (een) feit(en), bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het meermalen, althans eenmaal, opzettelijk
- bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of
- vervaardigen en/of
- binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen
van (een) hoeveelhe(i)d(en) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- (een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- (een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen) en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s), opzettelijk
(in perceel [b-straat] te Alkmaar)
- een aanhangwagen, uitgerust met en/of voorzien van droogkasten en/of electrische afzuigers en/of een granuleermachine en/of een mengmachine en/of een aantal emmers en/of speciekuipen en/of een emmer met talkpoeder en/of zeven;
en/of
- een aanhangwagen, uitgerust met en/of voorzien van een tabletteermachine en/of een aantal emmers en/of zeven en/of onderdelen van de tabletteermachine en/of matrijsplaten (zes en drie gaten) en/of stempelhouders en/of stempels(stiften),
voorhanden en/of opgeslagen gehad;
feit 4
[ZD 17 witwassen [verdachte] en [medeverdachte 1]: geldbedragen op de [c-straat]]
hij op of omstreeks 20 december 2011 te Alkmaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten
- een contant geldbedrag van 4.000,-- en/of
- een contant geldbedrag van 18.900,--,
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van die/dat voorwerp(en), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig(e) misdrijf/misdrijven.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
3.2. Partiële vrijspraak feit 1
muts (Ugg)
Namens de winkel [aangever 4] in Bergen is aangifte gedaan van een inbraak in de nacht van 13 op 14 november 2011. Tijdens deze inbraak zijn onder meer mutsen van het merk Ugg weggenomen. In de woning van verdachte en [medeverdachte 1] (hierna ook te noemen: [medeverdachte 1]) aan de [c-straat] te Alkmaar is een muts van het merk Ugg aangetroffen (F 188). De bedrijfsleidster van de [aangever 4] heeft verklaard dat deze muts uit haar winkel zou kunnen komen. Zij heeft echter niet met zekerheid kunnen verklaren dat deze muts daadwerkelijk van de [aangever 4] in Bergen afkomstig is. Onder deze omstandigheden kan niet worden bewezen dat de bij verdachte en [medeverdachte 1] aangetroffen muts afkomstig is van de inbraak bij de [aangever 4] in de nacht van 13 op 14 november 2011. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat Ugg een veel voorkomend merk is en in meerdere winkels in Nederland wordt verkocht. Wegens het ontbreken van (ander) bewijs dat de muts van diefstal afkomstig is, dient verdachte van de heling van deze muts te worden vrijgesproken.
3.3 Redengevende feiten en omstandigheden[1]
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 31 januari 2013;
- proces-verbaal doorzoeking van de rechter commissaris belast met strafzaken van de rechtbank Alkmaar d.d. 5 januari 2012 (ordner 10, blz. 3305-3315);
- proces-verbaal doorzoeking [a-straat] Alkmaar d.d. 27 december 2011 (ordner 10, blz. 3273-3275);
- proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname, adres [d-straat] 388 te Alkmaar (loods) d.d. 20 december 2011 (ordner 10, blz. 3353-3354);
- proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 december 2011 (zaaksdossier 6, blz. 5934-5936);
- een schriftelijk bescheid, zijnde een kennisgeving van inbeslagneming (ordner 10, blz. 3421);
- proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] d.d. 1 november 2011 (zaaksdossier 6, blz. 5742-5749);
- proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] d.d. 24 september 2011 (zaaksdossier 6, blz. 5682-5687);
- proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] d.d. 3 januari 2009 (zaaksdossier 6, blz. 5937-5939);
- proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 januari 2012 (zaaksdossier 6, blz. 5912-5931);
- proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 januari 2012 (zaaksdossier 6, blz. 5904-5908);
- proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 januari 2012 (zaaksdossier 6, blz. 5941-5962);
- proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] d.d. 1 november 2011 (zaaksdossier 7, blz. 6209-6222);
- proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] d.d. 12 februari 2011 (zaaksdossier 7, blz. 6542-6555);
- proces-verbaal pseudokoop d.d. 21 november 2011 (zaaksdossier 7, blz. 6232-6235);
- proces-verbaal pseudokoop d.d. 23 november 2011 (zaaksdossier 7, blz. 6238-6240);
- proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] d.d. 22 november 2011 (zaaksdossier 7, blz. 6241-6243);
- proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 januari 2012 (zaaksdossier 7, blz. 6561-6572);
- proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 22 november 2011 (zaaksdossier 7, blz. 6241-6245);
- proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 20 februari 2012 (zaaksdossier 7, blz. 6580-6588);
- proces-verbaal van aangifte door [aangever 3] d.d. 2 december 2011 (zaaksdossier 7, blz. 6333-6334);
- proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 februari 2012 met als bijlage een lijst van aangetroffen producten van het merk Apple (zaaksdossier 7, blz. 6462-6466);
- proces-verbaal van aangifte door [aangever 5] d.d. 19 oktober 2010 (zaaksdossier 13, blz. 7236-7244);
- proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 januari 2012 (zaaksdossier 13, blz. 7268-7269);
- proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 20 december 2011 (zaaksdossier 8, blz. 2889 en 2891).
Bewijsoverwegingen
In de woning van verdachte en [medeverdachte 1], in de [winkel verdachte] en in de loods aan de [d-straat] te Alkmaar zijn gestolen goederen aangetroffen afkomstig van in totaal zeven verschillende inbraken, te weten een inbraak bij [aangever 1] te Heerhugowaard op 3 januari 2009, een inbraak bij [aangever 5] te Bergen in de nacht van 18 op 19 oktober 2010, een inbraak bij [aangever 2] te Castricum op 12 februari 2011, twee inbraken wederom bij [aangever 1] te Heerhugowaard op 11 september 2011 en 27 oktober 2011, een inbraak opnieuw bij [aangever 2] te Castricum op 1 november 2011 en een inbraak bij [aangever 3] te Heerhugowaard op 2 december 2011. Nu een aantal goederen afkomstig is van een diefstal in januari 2009 en er geen omstandigheden zijn aangevoerd op grond waarvan aangenomen zou moeten worden dat verdachte deze goederen niet kort na die diefstal in ontvangst heeft genomen en de goederen voorts in de woning van verdachte en [medeverdachte 1], de [winkel verdachte] en in de loods aan de [d-straat] zijn aangetroffen op 20 december 2011, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich in ieder geval in de ten laste gelegde periode van 18 oktober 2010 tot en met 20 december 2011 heeft schuldig gemaakt aan opzetheling.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de aangetroffen goederen afkomstig van de inbraken bij de [aangever 1] te Heerhugowaard en de inbraken bij de [aangever 2] te Castricum samen met zijn partner [medeverdachte 1] heeft geheeld. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat [medeverdachte 1] bij de politie heeft verklaard dat zij werkzaamheden in de [winkel verdachte] heeft verricht en dat zij wist dat bepaalde kleding buiten de boekhouding werd gehouden.
Gelet op de omstandigheid dat een zeer grote hoeveelheid gestolen goederen is aangetroffen afkomstig van maar liefst 7 verschillende inbraken en een groot deel van deze goederen bovendien via de winkel van verdachte te koop werd aangeboden kan de rechtbank tot geen andere conclusie komen dan dat sprake is van gewoonteheling. De rechtbank komt dan ook tot bewezenverklaring van dat feit. De rechtbank ziet geen aanleiding om onderscheid te maken tussen gestolen goederen die verdachte kocht voor zijn winkel of goederen die verdachte kocht voor zichzelf of zijn gezin, maar ook al zou daartoe aanleiding zijn, dan nog zou een bewezenverklaring van gewoonteheling in de rede liggen.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Verdachte verbleef op de [c-straat] te Alkmaar.[2] In januari 2011[3] is verdachte gestart met een winkel op het adres [a-straat] te Alkmaar (de [winkel verdachte]). Hij huurde opslagruimte aan de [b-straat] te Alkmaar[4], sinds maart of april 2011.[5]
Op 20 december 2011 hebben op de locaties:
- [c-straat] te Alkmaar;
- alsmede in de op [e-straat] te Alkmaar geparkeerde personenauto VW Caddy, kenteken [kenteken 1];[6]
- [a-straat] te Alkmaar;[7]
doorzoekingen plaatsgevonden. Daarbij is onder meer het volgende aangetroffen.
[c-straat] te Alkmaar
In de kledingkast in de ouderslaapkamer:
(F 194) een enveloppe inhoudende een gripzakje waarin een wikkel was verpakt. In de wikkel was 0,7 gram naar cocaïne ruikend poeder aanwezig. De uitslag van de test duidde op de aanwezigheid van cocaïne;
(F 195) een plastic zak met daarin:
- een plastic diepvrieszakje met 42 gleuftabletten diepdruklogo “bommetje”. De uitslag van de test duidde op de aanwezigheid van MDMA;
- een gripzakje met vier rode (logo duifje) tabletten en twee oranje (logo recycle) gleuftabletten;
- een gripzakje met daarin 5 snowseal wikkels. Vier wikkels bevatten in totaal 1,9 gram naar cocaïne ruikend poeder. De uitslag van de test duidde op de aanwezigheid van cocaïne. Een wikkel bevatte een korrel glazig gekristalliseerd materiaal met een gewicht van 0,2 gram. De uitslag van de test duidde op de aanwezigheid van MDMA;
(F 196) een plastic zak met daarin:
- een plastic zakje met 100 stuks oranje gleuftabletten diepdruklogo “recycle”. De uitslag van de test duidde op de aanwezigheid van MDMA;
- twee plastic gripzakjes met in totaal 29 rode gleuftabletten diepdruklogo “duif”;
- een plastic zakje met in totaal 28 oranje en licht- en donkerrode gleuftabletten met diepdruklogo van verschillende eerder genoemde afbeeldingen. De uitslag van de testen duidde op de aanwezigheid van MDMA.
In een handtas onder het kledingrek in de rommelkamer werd aangetroffen
(F 197) een plastic zakje met een gripzakje met drie rode hartvormige tabletjes en een gripzakje met een zeer kleine hoeveelheid glazig gekristalliseerd poeder. De uitslag van de testen duidde in beide gevallen op de aanwezigheid van MDMA.[8]
Personenauto Volkswagen Caddy [kenteken 1]
In de auto zijn onder nummer F 124 inbeslaggenomen:
- vijf gripzakjes met lichtbruin op heroïne gelijkend poeder met een totaal gewicht van 3,8 gram. De NARK-testset duidde op de aanwezigheid van heroïne;
- een zakje met 2,2 gram blauw brokkelig materiaal. De uitslag van de NARK-testset duidde op de aanwezigheid van MDMA;
- een wikkel, inhoudende 0,1 gram op cocaïne gelijkend en naar cocaïne ruikend poeder. De uitslag van de NARK-testset duidde op de aanwezigheid van cocaïne.[9]
[winkel verdachte] ([a-straat] te Alkmaar)
In een opslagruimte in een afgesloten zwembadkluisje zijn een rode sporttas en diverse plastic tassen gevonden.[10] De inhoud van deze tassen bestond onder meer uit:
(E 122) een zakje met twee brokken geperst wit naar cocaïne ruikend materiaal met een totaal gewicht van 49 gram en een zakje met 8 gram naar cocaïne ruikend poeder. De uitslag van de test duidde op de aanwezigheid van cocaïne;
(E 126) 20 oker gleuftabletten diepdruklogo met een onbekende op Griekse letters gelijkende afbeelding. De uitslag van de test duidde op de aanwezigheid van MDMA;
(E 127) 18 oranje gleuftabletten met diepdruklogo “recycle”. De uitslag van de test duidde op de aanwezigheid van MDMA;
(E 133) 62 rode gleuftabletten met diepdruklogo “duif”. De uitslag van de test duidde op de aanwezigheid van MDMA;
(E 134) een brillenkoker inhoudende twee wikkels met 1,9 gram korrelig gekristalliseerd poeder en tien roze gleuftabletten met een diepdruklogo “bunny”. De uitslag van de testen duidde in beide gevallen op de aanwezigheid van MDMA;
(E 135) een sporttas met:
- een dichtgesealde plastic zak inhoudende een hoeveelheid groene gleuftabletten met diepdruklogo van een krokodilletje (Lacoste) met een totaal gewicht aan tabletten van 145 gram;
- een dichtgesealde plastic zak inhoudende rode gleuftabletten met een diepdruklogo voorstellende een exotische vogel met een totaalgewicht aan tabletten van 85 gram;
- een dichtgesealde plastic zak met groene gleuftabletten met diepdruklogo krokodilletje (Lacoste) met een totaal gewicht aan tabletten van 306 gram;
- een plastic zak met lichtrode gleuftabletten diepdruklogo “bunny” met een totaalgewicht aan tabletten van 40 gram;
- een dichtgesealde plastic zak met oranje gleuftabletten met diepdruklogo “recycle” met een totaalgewicht aan tabletten van 217 gram;
De uitslag van de testen duidde in alle gevallen van de onder dit volgnummer genoemde tabletten op de aanwezigheid van MDMA;
(E 148) drie oranje gleuftabletten met diepdruklogo “recycle”. De uitslag van de test duidde op de aanwezigheid van MDMA.[11]
Verdachte snoof regelmatig cocaïne, soms gebruikte hij dagelijks een gram. XTC gebruikte verdachte op feestjes.[12] Verdachte wist dat er verdovende middelen aanwezig waren op de [c-straat] en de [a-straat]. De pillen in de kledingkast in de ouderslaapkamer van de [c-straat] waren van verdachte en werden daar door hem bewaard.[13] Deze pillen waren voor eigen gebruik.[14] Verdachte wist dat er een brokje cocaïne in de kluis op de [a-straat] aanwezig was.[15] Verdachte wist dat de pillen die op de [a-straat] zijn gevonden en de pillen die op de [c-straat] zijn gevonden XTC betrof. Verdachte bewaarde deze pillen voor een groep personen.[16] De pillen die zijn aangetroffen op de [a-straat] zijn in de zomer met de groep, bestaande uit ongeveer 25 personen, ingekocht en lagen er ongeveer drie tot vier maanden. Er zijn restjes bij van een eerder ingekochte partij. Als er een feest was, kwamen de personen van de groep bij verdachte pillen halen. Verdachte is in 2011 twee keer bij het inkopen van pillen geweest. Er werd groot ingekocht, omdat hoe groter werd ingekocht, hoe minder per pil betaald hoefde te worden.[17]
De VW Caddy is de bedrijfsauto van de [winkel verdachte], er staat reclame op van de [winkel verdachte] en verdachte reed er in.[18] De in de auto aangetroffen cocaïne en MDMA zijn van verdachte.[19]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank overweegt dat met de verklaring van verdachte dat hij XTC gebruikte en dat hij wist dat er XTC pillen aanwezig waren in de kledingkast op de [c-straat], in combinatie met enkele op deze tabletten uitgevoerde indicatieve testen voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat de op de [c-straat] in de kledingkast gevonden tabletten, tabletrestanten en (als MDMA getest) poeder MDMA betreffen, beter bekend als XTC en dat verdachte deze opzettelijk aanwezig had.
Ten aanzien van de pillen en poeder aangetroffen in de handtas op de [c-straat] acht de rechtbank op basis van de indicatieve testen bewezen dat het MDMA betreft. Nu op de [c-straat] eveneens in de kledingkast MDMA in de vorm van pillen en poeder is aangetroffen en verdachte heeft verklaard dat hij XTC gebruikt op feestjes, acht de rechtbank bewezen dat verdachte ook de hoeveelheid MDMA in de handtas opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Voorts is naar het oordeel van de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat verdachte cocaïne aanwezig had op de [c-straat]. De indicatieve test duidde op de aanwezigheid van cocaïne in de wikkel aangeduid als F 194. De inhoud van de vier wikkels aangeduid als F 195 rook naar cocaïne en in ieder geval één daarop uitgevoerde indicatieve test duidde op de aanwezigheid van cocaïne. In combinatie met de verklaring van verdachte dat hij cocaïne gebruikte, de cocaïne is gevonden in de kledingkast en verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van verdovende middelen in de kledingkast, acht de rechtbank bewezen dat verdachte opzettelijk cocaïne aanwezig had op de [c-straat].
Op de pillen en het poeder die zijn aangetroffen op de [a-straat] zijn merendeels per verpakking indicatieve testen uitgevoerd waaruit is gebleken dat het MDMA betreft. Mede gelet op de verklaring van verdachte dat hij voor een groep van ongeveer 25 personen XTC pillen bewaarde op de [a-straat] en deze pillen allen op dezelfde plek, te weten een afgesloten kluis, zijn gevonden, is er naar het oordeel van de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs dat de pillen en het poeder MDMA betreffen en dat verdachte deze hoeveelheid MDMA met zijn groep opzettelijk aanwezig had.
Ten aanzien van de onder E122 in beslag genomen stoffen overweegt de rechtbank dat deze roken naar cocaïne en dat uit in ieder geval een indicatieve test is gebleken dat het cocaïne betreft. In combinatie met de verklaring van verdachte dat hij wist van de aanwezigheid van één van de twee brokjes en dat dat volgens hem cocaïne was, is er naar het oordeel van de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs dat de onder E122 in beslag genomen stoffen cocaïne betreffen. Nu deze zijn aangetroffen op dezelfde plek had verdachte naar het oordeel van de rechtbank ook het andere aangetroffen brokje cocaïne en het aangetroffen zakje met cocaïne opzettelijk aanwezig.
Verdachte heeft ontkend te hebben geweten dat er heroïne in de VW Caddy lag. Op grond van de indicatieve testen is naar het oordeel van de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs dat sprake is van heroïne. Nu deze stof is gevonden in de bedrijfsauto van de [winkel verdachte] en verdachte degene was die gebruik maakte van deze auto, is de rechtbank van oordeel dat bewezen is dat verdachte opzettelijk, naast de door hem bekende hoeveelheid cocaïne en MDMA, ook een hoeveelheid heroïne aanwezig had in de VW Caddy.
[b-straat] te Alkmaar
Op 20 december 2011 heeft een doorzoeking plaatsgevonden op de [b-straat] te Alkmaar.[20] Hierbij is aangetroffen:
G 105 een dichtgesealde plastic zak inhoudende 61 stuks paarse gleuftabletten met diepdruklogo “bunny”. De uitslag van de test duidde op de aanwezigheid van MDMA;
G 106 een gesealde plastic zak inhoudende oranje gleuftabletten met diepdruklogo “recycle” met een totaal gewicht aan tabletten van 51 gram. De uitslag van de test duidde op de aanwezigheid van MDMA;
G 107 een gesealde plastic zak inhoudende groene stof waarin groene gleuftabletten met diepdruklogo “Maserati” met een totaal gewicht aan stof en tabletten van 70 gram. De uitslag van de test duidde op de aanwezigheid van MDMA;
G 108 een gesealde plastic zak inhoudende paarse stof waarin paarse gleuftabletten met diepdruklogo “bunny” met een totaalgewicht aan stof en tabletten van 55 gram;
G 112 witte aanhangwagen;
G 119 zwarte aanhangwagen.[21]
De aanhangwagen (1) was voorzien van een gesloten opbouw met aan de achterzijde deuren die toegang gaven tot een ruimte welke was ingericht voor het drogen van poedermengsels. In deze ruimte bevonden zich namelijk twee droogkasten met ieder 10 lades. De ruimte bevatte verder mechanische ventilatie, bestaande uit twee elektrische afzuigers aan de bovenkant van de ladekasten en aanvoer van warme lucht via de onderzijde van de ladekasten. De warme lucht werd met behulp van een elektrische warmtebron aangevoerd welke in de andere ruimte van de aanhangwagen stond, kennelijk met de bedoeling om het vochtige poedermengsel te laten drogen. De deur aan de rechterzijkant van de aanhangwagen gaf toegang tot een ruimte achter de droogkasten. Daarin stonden onder andere een granuleermachine, een mengmachine, een groot aantal emmers, speciekuipen, een emmer met talkpoeder en zeven.
De aanhangwagen (2) was voorzien van een gesloten opbouw met aan de achterzijde twee openslaande deuren. De achterste ruimte betrof een geïsoleerde ruimte waarin een zogenaamde enkelslags tabletteermachine vast stond opgesteld op een aantal platen van rubber. In de voorste ruimte stonden onder meer opgeslagen een aantal emmers, zeven, onderdelen van de tabletteermachine, matrijsplaten (zes en drie gaten), een tupperwarebak met stempelhouders (drie en zes) en stempels(stiften) voorzien van de volgende logo’s:
- drietand;
- male (man);
- female (vrouw);
- arrows in a circle (pijlen in een cirkel);
- onbekend logo;
- bird (vogeltje);
- crocodile (krokodil) Lacoste;
- mapleleaf;
- DED (text) letters DED;
- bunny (konijn) Playboy;
- buddha;
- breuklijn;
- kwart breuklijnen.
Uitgaande van een frequentie van 3.500 omwentelingen (slagen) per uur en gebruikmakend van de stempelhouder met 6 stempels (stiften) kan deze tabletteermachine per uur ongeveer 21.000 tabletten slaan. Gezien de inrichting van de aanhangwagens was aanhangwagen 1 ingericht en in gebruik geweest voor het professioneel en op grote schaal drogen, malen en vermengen van MDMA poeder en aanhangwagen 2 was ingericht voor het professioneel en op grote schaal comprimeren van poeder tot tabletten.[22]
Van de logo’s op de stempelstiften aangetroffen in de aanhangwagen komen er zes overeen met de logo’s op de pillen aangetroffen op de locaties [c-straat] en [a-straat], te weten, recycle (arrow in a circle), duif (vogeltje), bunny, Lacoste, exotische vogel (onbekend logo) en op Griekse letters gelijkende afbeelding (DED).[23]
De VW Caddy met kenteken [kenteken 1] heeft op de volgende dagen en tijdstippen op de [b-straat] stilgestaan:
- 5 december 2011: aankomst 12:11 uur
vertrek 12:33 uur
- 7 december 2011: aankomst 08:46 uur
vertrek 08:54 uur
aankomst 09:13 uur
vertrek 09:25 uur
- 9 december 2011: aankomst 09:37 uur
vertrek 10:36 uur
- 10 december 2011: aankomst 11:12 uur
vertrek 11:31 uur
- 14 december 2011: aankomst 09:51 uur
vertrek 10:07 uur
- 15 december 2011: aankomst 12.01 uur
vertrek 12:34 uur.
Uit de opgenomen en uitgeluisterde telefoonverkeer bleek dat verdachte op 9, 10, 14 en 15 december 2011 voordat de VW Caddy met kenteken [kenteken 1] naar de [b-straat] ging middels de SMS contact had met het telefoonnummer [telefoonnummer 1]. In de mobiele telefoon van verdachte is dat telefoonnummer vermeld in de contactenlijst met de naam [bijnaam 1].[24] Aan deze persoon verhuurde verdachte de loods aan de [b-straat]. [bijnaam 1] is de eigenaar van de twee aanhangwagens.[25]
De door verdachte gehuurde loods aan de [b-straat] werd door meerdere personen gebruikt. Deze personen betaalden verdachte daarvoor.[26] Verdachte kreeg van deze personen soms geld en soms pillen. Hij wist dat deze personen aan pillen kunnen komen.[27] Verdachte heeft gezien dat er wel eens een zwarte en een witte aanhangwagen in de loods aan de [b-straat] stonden.[28]
In de kledingkast van de woning van verdachte is tijdens een doorzoeking op 20 december 2011 een bedrag van € 4.000,- aangetroffen, alsmede een notitie met daarop onder andere een aantal getallen met daarachter “cash” en de woorden: “pil” en “wit”.[29]
Bewijsoverweging
Verdachte heeft ontkend opzet te hebben gehad op het aanwezig hebben van de XTC-pillen en de aanhangwagens in de [b-straat]. Verdacht zou hier niets van hebben geweten nu hij de loods had onderverhuurd. Volgens verdachte had hij geen sleutel meer van de loods en kwam hij daar nauwelijks. Als hij al in de loods kwam dan was dit in het bijzijn van de onderhuurder. De aanhangwagens waren afgesloten met een hangslot en hij heeft daar niets bijzonders aangemerkt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachte op de hoogte is geweest van de inhoud van de aanhangwagens en de aanwezigheid van de XTC-pillen in de loods aan de [b-straat]. Uit de bakengegevens is gebleken dat de VW Caddy, waarvan verdachte gebruik maakte, in de maand december regelmatig bij de loods is geweest. Uit de tapgegevens van de telefoon van verdachte is gebleken dat verdachte kort voor deze bezoeken aan de [b-straat] contact maakte met de eigenaar van de aanhangwagens. Deze persoon, wiens naam verdachte niet heeft willen noemen, wordt in de contactenlijst van de telefoon van verdachte aangeduid als [bijnaam 1]. Dit betreft duidelijk een alias en is klaarblijkelijk bedoeld om de echte identiteit van deze persoon te beschermen.
Daarbij komt dat verdachte de (onder)huur van de loods deels betaald kreeg in pillen (de rechtbank begrijpt XTC-pillen) en dat hij wist dat de gebruikers van de loods aan XTC pillen konden komen. Indien de rechtbank daarbij nog in aanmerking neemt dat de logo’s op de XTC-pillen die zijn aangetroffen op de locaties [c-straat] en [a-straat] ook terug te vinden zijn op de stempels die zijn aangetroffen bij de tabletteermachine in een van de aanhangwagens, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank geen toeval kan zijn nu het hier niet om één enkel logo gaat, maar om 6 verschillende logo’s, kan het niet anders dan dat verdachte op de hoogte moet zijn geweest van de inhoud van de aanhangwagens en de aanwezigheid van de XTC-pillen in de loods aan de [b-straat].
Ten aanzien van feit 4
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Verdachte woont samen met [medeverdachte 1] in de woning aan de [c-straat] te Alkmaar. Zij hebben samen twee kinderen.[30] In de woning aan de [c-straat] te Alkmaar is tijdens een doorzoeking op 20 december 2011 in een kledingkast in de ouderlijke slaapkamer een contant geldbedrag van € 4.000,- en in een kluiskoffer op zolder een contant geldbedrag van € 18.900,- aangetroffen.[31]
In de kledingkast is bij het bedrag van € 4.000,- een notitie aangetroffen met daarop onder andere een aantal getallen met daarachter “cash” en de woorden: “pil” en “wit”.[32] Ook zijn in deze kledingkast van de woning aan de [c-straat] te Alkmaar, in de winkel van verdachte aan de [a-straat] te Alkmaar en in de opslagruimte van verdachte aan de [b-straat] te Alkmaar grote hoeveelheden XTC-pillen aangetroffen.[33] Voorts kocht verdachte gestolen kleding in en verkocht deze in zijn winkel. Hij verwerkte deze in- en verkoop niet in zijn boekhouding.[34]
Uit onderzoek van de belastinggegevens is gebleken dat van verdachte over de jaren 2010 en 2011 geen fiscale loongegevens aanwezig waren. Verdachte heeft vanaf 18 november 2010 de eenmanszaak genaamd [winkel verdachte] Alkmaar, maar hij heeft over 2010 nog geen belastingaangifte gedaan.[35] Het door verdachte ingeschakelde administratiekantoor heeft een (voorlopige) balans opgesteld over het boekjaar 2011 waaruit blijkt dat er een schuld in kas zou zijn ter hoogte van € 11.748,98.[36]
Uit onderzoek van de belastinggegevens is gebleken dat [medeverdachte 1] tot 13 november 2010 heeft gewerkt. Zij heeft in 2009 € 18.043,- en in 2010 € 13.813,- aan loon ontvangen. Vanaf 30 augustus 2010 heeft [medeverdachte 1] een uitkering ontvangen. Over de jaren 2010 en 2011 heeft zij aan uitkering een bedrag ontvangen ter hoogte van € 14.821,-.
Daarnaast is uit onderzoek van de belastinggegevens gebleken dat bij zowel verdachte als [medeverdachte 1] geen renteopgaven zijn gedaan over de jaren 2009 tot en met 2011. Hieruit kan worden afgeleid dat zij in die jaren niet over spaartegoeden beschikten.[37]
Uit analyse van de bankafschriften van de rekeningen waarover verdachte en [medeverdachte 1] de beschikking hadden, is gebleken dat in de jaren 2010 tot en met 2011 in totaal € 19.400 contant geld is gestort op de rekening van de [winkel verdachte] en er in diezelfde periode in totaal
€ 20.800,55 contant geld is gestort op de privé-rekening van [medeverdachte 1]. In deze periode is er slechts een bedrag van € 250,- contant opgenomen van de rekening van de [winkel verdachte] en een bedrag van € 700,- contant van de privé-rekening van [medeverdachte 1]. [38]
Gelet op de hoogte van de aangetroffen contante bedragen op de [c-straat], het niet bekend zijn van inkomsten van verdachte bij de belastingdienst, de hoogte van de inkomsten van [medeverdachte 1], het niet opgeven van (contant) spaargeld bij de belastingdienst door verdachte en [medeverdachte 1], de grote hoeveelheden contante stortingen op de rekeningen van de [winkel verdachte] en [medeverdachte 1], het aantreffen van XTC-pillen op diverse locaties en het aantreffen van gestolen goederen op diverse locaties, rechtvaardigt het vorenstaande naar het oordeel van de rechtbank dat van verdachte een verklaring mag worden verlangd omtrent de herkomst van de geldbedragen van € 18.900,- en € 4.000,-. Wil een dergelijke verklaring als betrouwbaar en geloofwaardig worden aangemerkt, dan moet het gaan om een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand als volslagen onwaarschijnlijk aan te merken herkomst.
Volgens verdachte bestaat het bedrag dat op de zolder is aangetroffen uit geld dat hij had geleend van drie personen. Van [getuige 1] had verdachte geld geleend voor de start van zijn eerste winkel aan de [a-straat] te Alkmaar en van zijn zus [getuige 2] en van [getuige 3] had verdachte geld geleend voor het openen van een tweede winkel ergens in het centrum van Alkmaar. De 4.000,- uit de kledingkast betrof volgens verdachte afgeroomd kasgeld van de [winkel verdachte] en was bedoeld om de inkoop van schaatsen mee te betalen.
De rechtbank acht de door verdachte gegeven verklaring omtrent de herkomst van het geld ongeloofwaardig en overweegt daartoe als volgt.
Ten aanzien van de € 18.900,-
Verdachte heeft over de herkomst van dit geldbedrag wisselend verklaard. Zo heeft verdachte bij de politie op 22 december 2011 verklaard dat het bedrag bestond uit deels spaargeld en voor € 12.000,- uit geleend geld. De € 12.000,- zou verdachte van verschillende mensen hebben geleend, maar de namen van die personen kon verdachte niet gelijk opnoemen. Verdachte zou daar later op terugkomen.[39] Bij zijn verhoor bij de politie op 8 februari 2012, enkele maanden later, heeft verdachte verklaard dat het geld deels afkomstig was uit de winkel en dat hij van 6 à 7 mensen geld had geleend en dat die mensen dat op papier wilden bevestigen. Volgens verdachte zou zijn partner [medeverdachte 1] de namen van deze mensen kunnen geven.[40] Verdachte heeft echter ook verklaard dat [medeverdachte 1] niet wist dat het geld zich in de woning bevond en dat hij dit geleend zou hebben. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij het geld slechts heeft geleend van drie personen, te weten [getuige 1], [getuige 3] en [getuige 2].[41]
Hoewel verdachte in zijn verhoor op 8 februari 2012 heeft verklaard dat de geldleningsovereenkomsten mondeling zijn gesloten en het in goed vertrouwen is gegaan,[42] zijn er opeens geldleningsovereenkomsten naar boven gekomen die tussen verdachte en de drie eerdergenoemde personen zouden zijn gesloten. De overeenkomst met [getuige 1] dateert van 25 november 2011[43] en de overeenkomst met [getuige 2] dateert van 16 november 2011.[44] [medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij de overeenkomsten tussen verdachte en [getuige 1] en tussen verdachte en [getuige 2] heeft gevonden in de keukenla van hun woning aan de [c-straat] en dat deze bij de doorzoeking op 20 december 2011 over het hoofd zouden zijn gezien.[45] De verbalisant die bij de doorzoeking aanwezig was en de keuken heeft doorzocht, heeft echter verklaard dat in de keuken geen bescheiden of verklaringen zijn aangetroffen waarop stond dat er geldbedragen zijn geleend.[46] Overigens is ook in de administratie van de [winkel verdachte] geen lening (van [getuige 1]) ter hoogte van € 12.500,- voor de oprichting van de eerste winkel (de [winkel verdachte]) verwerkt.[47] De rechtbank acht het voorts opmerkelijk dat het geld dat door [getuige 1] aan verdachte zou zijn geleend voor de start van de [winkel verdachte] een klein jaar na het openen van de winkel nog in het bezit van verdachte is. Te meer nu verdachte opnieuw voor de start van een tweede winkel geld zou hebben geleend van twee personen. De rechtbank acht het voorts niet aannemelijk dat geld wordt geleend voor de start voor een tweede winkel terwijl concrete plannen voor het openen van die tweede winkel ontbreken.
De drie personen van wie verdachte geld zou hebben geleend zijn zowel door de politie als, enige tijd later, door de rechter-commissaris gehoord. In de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] zijn diverse tegenstrijdigheden dan wel opmerkelijkheden te ontdekken. Weliswaar kan dit verdachte niet worden verweten, zoals de raadsvrouw van verdachte terecht heeft betoogd, maar het maakt de verklaring van verdachte over de herkomst van het geld niet betrouwbaarder.
Zo heeft [getuige 1] bij de politie verklaard dat hij € 12.500,- aan verdachte had geleend[48] en bij de rechter-commissaris € 12.000,-.[49] [getuige 2] heeft verklaard dat hij € 7.500,- aan verdachte heeft geleend. [getuige 2] kwam aan dit geld door zijn Mustang aan zijn broer te verkopen. Bij de politie heeft [getuige 2] verklaard dat hij van zijn broer € 15.000,- voor de Mustang had gekregen.[50] Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 2] verklaard dat hij € 24.000,- voor de Mustang had gekregen.[51] Voorts is uit de belastinggegevens van zowel [getuige 1] als [getuige 2] over 2010 en 2011 niet gebleken dat zij over voldoende contant spaargeld beschikten dan wel dat zij een lening hadden verstrekt aan verdachte.[52]
Op grond van het voorgaande, in samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat de door verdachte gestelde herkomst van de € 18.900,- onvoldoende verifieerbaar en betrouwbaar is. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de verklaring dat het geld is geleend van een aantal personen enkel heeft afgelegd om de waarheid te bemantelen dat dit geldbedrag van misdrijf afkomstig is en dat verdachte dat wist.
Ten aanzien van de € 4.000,-
Verdachte heeft verklaard dat het bedrag € 4.000,- afgeroomd, naar de rechtbank begrijpt legaal, kasgeld betrof en dat hiervan de nieuwe voorraad schaatsen moest worden gekocht. Een deel moest overgemaakt worden naar de bank. Verdacht heeft dit enkel gesteld en niet met enig stuk of ander bewijs onderbouwd. De rechtbank acht de verklaring van verdachte niet geloofwaardig. Als het bedrag legaal kasgeld betrof, dan ligt het in de lijn der verwachting dat verdachte dit eenvoudig aan de hand van zijn administratie dan wel inkoop- of verkoopbonnen had kunnen aantonen. Zonder onderbouwing is de verklaring voor de rechtbank niet te verifiëren.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de door verdachte gestelde herkomst van de € 4.000,- onvoldoende verifieerbaar en betrouwbaar is. De rechtbank komt, in samenhang bezien met het feit dat in de winkel van verdachte gestolen kleding werd verkocht en dit buiten de administratie werd gehouden en gelet op het feit dat bij het geld XTC-pillen en een aantal notities met daarop de woorden “pil” en “wit” zijn aangetroffen, dan ook tot het oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat dit geldbedrag van misdrijf afkomstig is en dat verdachte dat wist.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van €18.900,- en € 4.000,-.
3.4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij in de periode van 18 oktober 2010 tot en met 20 december 2011 te Alkmaar (tezamen en in vereniging met een ander), meermalen goederen, te weten:
- een grote hoeveelheid (sport)jassen en andere kleding (afkomstig van inbraken bij de [aangever 1] te Heerhugowaard; ZD 06) en
- een grote hoeveelheid sportkleding (afkomstig van inbraken bij de [aangever 2] te Castricum; ZD 07) en
- iPads (afkomstig van een inbraak bij de [aangever 3] te Heerhugowaard; ZD 07) en
- meer paren laarzen (afkomstig van een inbraak bij [aangever 5] in Bergen; ZD 13)
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen telkens wist, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof, van het plegen van welke misdrijven verdachte aldus een gewoonte heeft gemaakt;
feit 2
hij in de periode van 1 maart 2011 tot en met 20 december 2011 te Alkmaar tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft vervoerd en afgeleverd en verstrekt, hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA
en
hij op of omstreeks 20 december 2011 te Alkmaar (op meerdere locaties, te weten:
- in de [winkel verdachte], [a-straat] te Alkmaar en
- in de woning [c-straat] te Alkmaar en
- in de VW Caddy, geparkeerd bij de woning [c-straat] te Alkmaar en
- in de opslagplaats aan de [b-straat] te Alkmaar),
tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(al)(en) bevattende MDMA,
- (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende cocaïne,
- hoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne;
feit 3
hij op 20 december 2011 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander om (een) feit(en), bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het meermalen, althans eenmaal, opzettelijk
- bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of
- vervaardigen en/of
van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- (een) ander(en) gelegenheid tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen en
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en zijn mededader wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader(s), opzettelijk
(in perceel [b-straat] te Alkmaar)
- een aanhangwagen, uitgerust met en voorzien van droogkasten, elektrische afzuigers, een granuleermachine, een mengmachine, een aantal emmers, speciekuipen, een emmer met talkpoeder en zeven;
en
- een aanhangwagen, uitgerust met en voorzien van een tabletteermachine, een aantal emmers, zeven, onderdelen van de tabletteermachine, matrijsplaten (zes en drie gaten), stempelhouders en stempels(stiften),
voorhanden heeft gehad;
feit 4
hij op 20 december 2011 te Alkmaar,voorwerpen, te weten
- een contant geldbedrag van 4.000,- en
- een contant geldbedrag van 18.900,-,
heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit misdrijven.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1, 2, 3, en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
(medeplegen van) van het plegen van opzetheling een gewoonte maken;
feit 2
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
en
(medeplegen van) opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen,
- door een ander gelegenheid tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en
- voorwerpen en stoffen voorhanden hebben waarvan hij weet dat ze bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 4
witwassen, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 540 dagen waarvan 274 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd aan het voorwaardelijk deel de bijzondere voorwaarde te verbinden inhoudende dat verdachte zich zal houden aan een door de reclassering op te leggen meldingsgebod ten behoeve van de uitvoering van het plan van aanpak. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging van een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis gevorderd.
6.2 Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en de aldaar besproken rapporten van Reclassering Nederland d.d. 13 juni 2012, 29 augustus 2012 en 25 januari 2013 is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende een aanzienlijke periode met zijn partner schuldig gemaakt aan de gewoonteheling van een groot aantal kledingstukken en daarnaast nog enkele andere goederen. Een deel van de kledingstukken werd in de winkel van verdachte verkocht. Verdachte heeft aldus nietsvermoedende kopers goederen verkocht die van misdrijf afkomstig waren. Hij heeft bovendien een gedeelte van deze kleding aan zijn nog minderjarige kinderen gegeven. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan. Door dit handelen heeft verdachte meegewerkt aan het creëren van een afzetmarkt voor goederen die afkomstig zijn van misdrijven. Hij heeft bovendien door middel van de verkoop via de [winkel verdachte] aan deze goederen een schijnbaar legale herkomst verschaft. Met de heling van deze goederen heeft verdachte aldus een bijdrage geleverd aan de instandhouding van vermogenscriminaliteit. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat onder verdachte goederen zijn aangetroffen van zeven verschillende inbraken, waaronder enkele ramkraken.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het witwassen van totaal € 22.900,-. Door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie te onttrekken en daaraan een schijnbaar legale herkomst te verschaffen, wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast. Bovendien bevordert het handelen van verdachte het plegen van delicten omdat zonder de mogelijkheid van het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst aan criminele gelden, het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
Voorts heeft verdachte een grote hoeveelheid XTC-pillen en een kleine hoeveelheid cocaïne en heroïne voorhanden gehad. De XTC-pillen heeft hij verstrekt aan anderen. Ook heeft verdachte twee aanhangwagens voorhanden gehad, met daarin goederen die geschikt waren voor het vervaardigen van XTC-pillen. Door het vervaardigen van, de handel in en het beschikbaar hebben van harddrugs wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd en wordt het plegen van vermogensdelicten onder de gebruikers bevorderd, teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen. Dit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving.
De rechtbank heeft ten voordele van verdachte rekening gehouden met het feit dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis middels een enkelband onder elektronisch toezicht was gesteld en dat dit verdachte zwaar is gevallen. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de gezondheidstoestand van verdachte, zoals die ook blijkt uit de rapporten van de reclassering en de medische stukken. Desalniettemin is de rechtbank van oordeel dat een lange gevangenisstraf van na te noemen duur passend is en dat de door de officier van justitie gevorderde eis - welke eis ingevolge artikel 9 lid 4 van het Wetboek van Strafrecht overigens niet opgelegd mag worden – in zijn totaal geen recht doet aan de bijzondere ernst van de verschillende strafbare feiten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met Reclassering Nederland noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 47, 57, 417 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
2, 10 en 10a, van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.4. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde feiten opleveren.
Verklaart deze feiten strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot tien (10) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd van drie jaren bij Reclassering Nederland zal melden, zolang Reclassering Nederland dit noodzakelijk acht.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.E. Kwak, voorzitter,
mr. E.J. van Keken en mr. S.C.A. van Kuijeren, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.M.A. Richelle,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 maart 2013.
Voetnoten:
[1] De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
[2] Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 december 2011 (ordner 8, blz. 2773-2774).
[3] Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 december 2011 (ordner 8, blz. 2778).
[4] Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 december 2011 (ordner 8, blz. 2776).
[5] Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 december 2011 (ordner 8, blz. 2778-2779).
[6] Proces-verbaal doorzoeking [c-straat] Alkmaar d.d. 21 december 2011 (ordner 10, blz. 3297-3300).
[7] Proces-verbaal doorzoeking [a-straat] te Alkmaar d,d. 27 december 2011 (ordner 10, blz. 3273-3275).
[8] Proces-verbaal inbeslagneming in [c-straat] Alkmaar d.d. 27 december 2011 (ordner 10, blz. 3303-3304); proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 januari 2012 (zaaksdossier 16, blz. 7615).
[9] Proces-verbaal doorzoeking van de rechter-commissaris in de rechtbank te Alkmaar d.d. 5 januari 2012 (ordner 10, blz. 3305-3306 en 3308); proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2012 (zaaksdossier 16, blz. 7619).
[10] Proces-verbaal doorzoeking [a-straat] Alkmaar d.d. 27 december 2011 (ordner 10, blz. 3274).
[11] Kennisgeving van inbeslagneming (ordner 10, blz. 3282-3284); proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 januari 2012 (zaaksdossier 16, blz. 7611-7614).
[12] Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 februari 2012 (ordner 8, blz. 2813).
[13] Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 22 december 2011 (ordner 8, blz. 2914).
[14] Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 december 2011 (ordner 8, blz. 2806).
[15] Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 31 januari 2013.
[16] Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 december 2011 (ordner 8, blz. 2801).
[17] Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 31 januari 2013.
[18] Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 20 december 2011 (ordner 8, blz. 2881); proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 26 maart 2012 (ordner 8, blz. 2923); proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 december 2011 (ordner 8, blz. 2776).
[19] Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 31 januari 2013.
[20] Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming (loods [b-straat] te Alkmaar) d.d. 20 december 2011 (ordner 10, blz. 3336-3340).
[21] Kennisgeving van inbeslagneming (ordner 10, blz. 3342-3344); proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 januari 2012 (zaaksdossier 16, blz. 7616).
[22] Proces-verbaal d.d. 22 februari 2012 inclusief fotobijlagen (zaaksdossier 16, blz. 7591-7610).
[23] Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 januari 2012 (zaaksdossier 16, blz. 7611-7616); proces-verbaal van relaas d.d. 2 mei 2012 (zaaksdossier 16, blz. 7559-7560).
[24] Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 februari 2012 (ordner 2, blz. 521-522).
[25] Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 31 januari 2013.
[26] Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 december 2011 (ordner 8, blz. 2778).
[27] Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 december 2011 (ordner 8, blz. 2805).
[28] Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 december 2011 (ordner 8, blz. 2081-2802).
[29] Proces-verbaal van relaas 27 april 2012 (zaaksdossier 17, blz. 7738).
[30] Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 31 januari 2013.
[31] Proces verbaal van doorzoeking [c-straat], Alkmaar (ordner 10, blz. 3297-3300); proces-verbaal doorzoeking van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank te Alkmaar (ordner 10, blz. 3305-3306 en 3310 (F 137) en 3313 (F183)).
[32] Proces-verbaal van relaas 27 april 2012 (zaaksdossier 17, blz. 7738).
[33] Zie de betreffende noten onder feit 2 en 3.
[34] Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 21 december 2011 (ordner 8, blz. 2782-2785); proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 21 december 2011 (ordner 8, blz. 2792); proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 december 2011 (ordner 8, blz. 2774).
[35] Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 april 2012 (zaaksdossier 17, blz. 7780).
[36] Proces-verbaal d.d. 4 april 2012 (zaaksdossier 17, blz. 7783-7784).
[37] Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 april 2012 (zaaksdossier 17, blz. 7780-7781).
[38] Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 april 2012 (zaaksdossier 17, blz. 7785-7788).
[39] Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 22 december 2011 (ordner 8, blz. 2806).
[40] Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 8 februari 2012 (ordner 8, blz. 2811).
[41] Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 31 januari 2013.
[42] Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 8 februari 2012 (ordner 8, blz. 2811).
[43] Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 4 april 2012 met als bijlage de overeenkomst (zaaksdossier 17, blz. 7778).
[44] Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 3 april 2012 met als bijlage de overeenkomst (zaaksdossier 17, blz. 7773).
[45] Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 26 maart 2012 (ordner 8, blz. 2924).
[46] Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 maart 2012 (zaaksdossier 17, blz. 7759).
[47] Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 april 2012 (zaaksdossier 17, blz. 7784).
[48] Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 4 april 2012 (zaaksdossier 17, blz. 7774-7777).
[49] Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 27 november 2012 (losse dossierbijlage).
[50] Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 3 april 2012 (zaaksdossier 17, blz. 7771).
[51] Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 12 oktober 2012 (losse dossierbijl
age).
[52] Proces-verbaal van verkrijging gegevens Belastingdienst d.d. 10 september 2012 (ordner 36, blz. 8639-8645).