ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ3410

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
13/900 en 13/404
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • W.J. van Brussel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing omgevingsvergunning voor nieuw schoolgebouw in Bennebroek

Op 6 maart 2013 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak waarin de Vereniging Dorpsraad Bennebroek en omwonenden beroep hebben ingesteld tegen de verleende omgevingsvergunning voor de sloop van een bestaand schoolgebouw en de bouw van een nieuw schoolgebouw voor de Franciscusschool in Bennebroek. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het project niet in strijd is met het bestemmingsplan ‘Bennebroek 1976’ en dat de Dorpsraad niet kon worden geholpen door de 'Herziene Visie Oude Kern Bennebroek', aangezien deze visie niet de gelding van het huidige bestemmingsplan kon beïnvloeden. De Dorpsraad had ook een beroep gedaan op een mededeling van een wethouder uit 2008, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat deze mededeling betrekking had op een toekomstig bestemmingsplan en niet op het geldende bestemmingsplan. De voorzieningenrechter concludeerde dat de omgevingsvergunning rechtmatig was verleend en dat de bezwaren van de Dorpsraad niet opgingen. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 13/900 (voorlopige voorziening) en 13/404 (beroep)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 maart 2013 in de zaken tussen
Vereniging Dorpsraad Bennebroek e.a., te Bennebroek, verzoekster/eiseres (hierna: eiseres),
en
het college van burgemeester en wethouders van Bloemendaal, verweerder,
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
Stichting de la Salle, te Heemstede,
(gemachtigde: mr. J.C. Binnerts).
Procesverloop
Bij besluit van 11 mei 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de Stichting de la Salle een omgevingsvergunning verleend voor het slopen van een deel van het bestaande schoolgebouw en de bouw van een nieuw schoolgebouw op het perceel [adres]
Bij besluit van 4 december 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2013. Namens eiseres zijn verschenen [naam][naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.T.M. de Haan-Bergisch en R. Perquin, beiden werkzaam bij de gemeente Bloemendaal. De derde partij is vertegenwoordigd door [naam], bijgestaan door mr. T.C. Leemans, kantoorgenoot van de gemachtigde.
Overwegingen
1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
2. Aan de [adres] is het schoolgebouw van de Fransiscusschool gelegen. Het gebouw bestaat uit één bouwlaag. Met de verleende omgevingsvergunning zal een gedeelte van dit bestaande gebouw worden gesloopt en wordt een nieuw gebouw gerealiseerd bestaande uit gedeeltelijk één en gedeeltelijk twee bouwlagen.
3. Eiseres voert ten eerste aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Volgens eiseres is het bestemmingsplan ‘Bennebroek 1976’, waarin de huidige school staat ingetekend, vastgesteld nadat de school met een hoogte van 4 meter was gebouwd. Volgens eiseres mag er dan ook niet hoger gebouwd worden dan 4 meter, mede gelet op het conserverende karakter van het bestemmingsplan. Een goothoogte van 9 meter is uitsluitend toegestaan op het aangrenzende perceel van [naam], aldus eiseres.
4. Het perceel [adres] is gelegen in het bestemmingsplan ‘Bennebroek 1976’ (het bestemmingsplan) en is daarin bestemd voor ‘Openbare en bijzondere doeleinden (O)’.
5. Het betoog van eiseres slaagt niet. Op de plankaart geldt voor het hele perceel waarop het project is gelegen, de aanduiding ‘O.9.50%’. Dat betekent onder meer dat op het gehele dik omlijnde perceel een goothoogte is toegelaten van 9 meter. Het bouwplan voldoet hieraan, zodat geen sprake is van strijd met het bestemmingsplan.
6. Eiseres heeft voorts aangevoerd dat de locatie van het nieuwe schoolgebouw in strijd is met de ‘Herziene Visie Oude Kern Bennebroek’ (de Herziene Visie). De Herziene Visie is na overleg tussen het college, de derde partij en omwonenden tot stand gekomen en daarin was overeenstemming bereikt over de locatie van de nieuwbouw. De gemeenteraad heeft voorts op 26 mei 2011 ingestemd met de Herziene Visie en het past derhalve niet dat verweerder zonder overleg met de gemeenteraad een omgevingsvergunning heeft verleend voor deze locatie, aldus verzoekster.
7. De voorzieningenrechter stelt vast dat de ‘Herziene Visie Oude Kern Bennebroek’ is opgesteld in het kader van de voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan. Tot op heden is een nieuw bestemmingsplan voor het gebied waarin het project wordt gerealiseerd, nog niet tot stand gekomen. De Herziene Visie kan niet afdoen aan de gelding van het huidige bestemmingsplan. Voor het betreffende perceel geeft het bestemmingsplan geen plaats aan voor de bebouwing, zodat in beginsel bebouwing binnen het perceel is toegestaan. Deze grond faalt derhalve.
8. Eiseres voert verder aan dat het bestreden besluit in strijd is met het vertrouwensbeginsel. Daartoe wijst eiseres op de brief van 3 december[naam] [naam], indertijd wethouder en portefeuillehouder Ruimtelijke Ordening bij de gemeente Bennebroek. Hierin is volgens eiseres toegezegd dat de gronden achter de woningen aan de [adres] onbebouwd zouden blijven. Bovendien heeft de gemeenteraad van Bloemendaal in september 2011 een motie aangenomen, waarin is vastgelegd dat zoveel mogelijk recht moet worden gedaan aan de in 2008 gemaakte afspraken.
9. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie onder meer de uitspraak van 14 maart 2012, LJN: BV8782) is voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel nodig dat er aan het bestuursorgaan toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegd persoon, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend.
10. In de brief van 3 december 2008 is, voor zover hier relevant, het volgende opgenomen. “De gemeente handhaaft op de plankaart en in de regels van het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Oude Kern de open ruimte tussen de nieuwbouw bij het klooster en de achtertuinen aan de [adres], tenzij in de uniforme openbare voorbereidingsprocedure zwaarwegende redenen naar voren worden gebracht die om een andere invulling vragen.”
11. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft deze mededeling uitsluitend betrekking op een toekomstige bestemmingsplan, en niet op het geldende bestemmingsplan ‘Bennebroek 1976’. Derhalve kan niet worden gezegd dat met deze mededeling rechtens te honoreren verwachtingen zijn gewekt die van betekenis kunnen zijn in deze procedure. Daarbij komt, dat zo [naam] al toezeggingen zou hebben gedaan deze er niet toe kunnen leiden dat verweerder een besluit dient te nemen dat niet in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan ‘Bennebroek 1976’. Tot dergelijke toezeggingen was [naam] immers niet bevoegd, zodat daaraan door eiseres geen rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend. Voor wat betreft de motie van de gemeenteraad geldt dat deze niet kan afdoen aan de gelding van het bestemmingsplan, zodat verweerder bij zijn besluitvorming over de omgevingsvergunning daaraan niet rechtens is gebonden. De beroepsgrond faalt.
12. Met betrekking tot het aspect welstand heeft eiseres aangevoerd dat omwonenden ten onrechte niet zijn betrokken bij de welstandsadvisering. De voorzieningenrechter stelt voorop dat hiertoe geen wettelijke verplichting voor verweerder bestaat. Uit de welstandsadviezen blijkt verder dat in ieder geval op de vergadering van de welstandscommissie van 11 oktober 2012 enkele belanghebbenden aanwezig waren, waaronder de heer [naam] namens eiseres, zodat de beroepsgrond in zoverre feitelijke grondslag mist. Het welstandsadvies is voorts niet inhoudelijk bestreden. De beroepsgrond faalt.
13. Tot slot is ter zitting nog door eiseres aangevoerd dat als het nieuwe schoolgebouw een kwartslag worden gedraaid, dit minder bezwaarlijk is voor de omwonenden. Door de derde partij is ter zitting naar voren gebracht dat dit alternatief nadelig is voor de lichtinval in het schoolgebouw en bovendien nadelig is voor het achtergelegen verzorgingstehuis.
14. De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van het door eiseres voorgestane alternatief een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. Deze grond slaagt derhalve niet.
15. Gelet op het vorenstaande zal het beroep ongegrond worden verklaard. Nu in hoofdzaak wordt beslist zal de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J. van Brussel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2013.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, uitsluitend voor zover het de hoofdzaak betreft, binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.