ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ2847

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
11/2837
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. drs. J.H.A.C. Everaerts
  • mr. W.B. Klaus
  • mr. drs. B. Veenman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele aansprakelijkstelling of verzoek om schadebesluit?

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 februari 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard. Eiser had op 11 april 2011 een verzoek om schadevergoeding ingediend, maar verweerder heeft dit verzoek in redelijkheid kunnen opvatten als een civiele aansprakelijkstelling. De rechtbank oordeelt dat het uitblijven van een reactie op het verzoek niet kan worden gelijkgesteld met een besluit dat voor beroep vatbaar is. Dit betekent dat er geen sprake is van een situatie waarin verweerder in gebreke is gebleven om tijdig een besluit te nemen, zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit is daarom niet-ontvankelijk verklaard, en eiser heeft geen recht op een dwangsom.

De zitting vond plaats op 9 januari 2013, waar eiser aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde, bijgestaan door twee andere personen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in zijn brief van 11 april 2011 spreekt over een claim tot schadevergoeding, waarbij hij schadeposten heeft opgevoerd die verband houden met vertraging in de besluitvorming omtrent een bouwvergunning. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Awb in overweging genomen, waaronder de definities van een besluit en een aanvraag, en heeft geconcludeerd dat het verzoek van eiser niet als een aanvraag kan worden beschouwd.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de door eiser opgevoerde schadeposten niet terug te voeren zijn op vernietigde besluiten en dat het handelen van verweerder niet gericht was op rechtsgevolg, maar op feitelijk handelen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing openbaar uitgesproken. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/2837
uitspraak van de meervoudige kamer van 7 februari 2013 in de zaak tussen
[naam eiser], te [woonplaats], eiser
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard, verweerder (gemachtigde: mr. B.J.P.G. Roozendaal).
Procesverloop
Bij brief van 4 november 2011 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek om schadevergoeding van 11 april 2011.
Bij uitspraak van 26 januari 2012 heeft deze rechtbank het beroep van eiser onder toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 maart 2012 heeft deze rechtbank het door verweerder gedane verzet gegrond verklaard.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 januari 2013, waar eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door
[naam 1] en [naam 2].
Overwegingen
1. Vast staat dat verweerder op 23 februari 2012 alsnog op het verzoek van eiser heeft gereageerd. Bij brief van 17 oktober 2012 heeft eiser aangegeven dat hij zijn beroep handhaaft, met dien verstande dat het beroep van eiser – naar hij ook ter gelegenheid van de mondelinge behandeling desgevraagd heeft bevestigd – nog uitsluitend betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn verzoek om schadevergoeding van 11 april 2011. Eiser maakt in dat verband aanspraak op een dwangsom. Eiser heeft aldus nog belang bij een beoordeling van zijn beroep.
2. Voor die beoordeling is de volgende regelgeving van belang.
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge het derde lid wordt onder aanvraag verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.
Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt het niet tijdig nemen van een besluit voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld.
Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, onder a, van de Awb kan het beroepschrift worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen of een van rechtswege verleende beschikking bekend te maken.
3. De rechtbank stelt op basis van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting vast dat verweerder het verzoek van eiser van 11 april 2011 heeft opgevat als een civielrechtelijke aansprakelijkheidsstelling.
4. Ter (ambtshalve) beoordeling ligt voor of verweerder het verzoek van eiser van
11 april 2011 in redelijkheid heeft kunnen opvatten als een civielrechtelijke aansprakelijkheidsstelling of dat hij daarin een verzoek om een zelfstandig schadebesluit te nemen had behoren te lezen.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser in zijn brief van 11 april 2011 spreekt over “mijn claim tot schadevergoeding”. Verder is in de brief het volgende vermeld: “De financiële en persoonlijke schade heb ik opgelopen door het feit dat u de beslissing van de bouwvergunning zo getraineerd heeft, dat ik bij de rechtbank geen procedure kon starten.”
In de overzichtsstaat van de schadeposten die eiser in zijn brief opvoert, staan reiskosten inzake een bouwvergunning, een milieuvergunning en een bestemmingsplan vermeld. Voorts staan in de overzichtsstaat kosten vermeld die verband houden met het voeren van een gerechtelijke procedure inzake evenementenvergunningen en gesprekskosten.
6. De rechtbank overweegt voorts dat de door eiser opgevoerde schadeposten niet zijn terug te voeren op vernietigde besluiten. Het beweerdelijk schadeveroorzakend handelen, het traineren van de besluitvorming, is tenslotte niet gericht op rechtsgevolg, maar betreft (onrechtmatig) feitelijk handelen.
7. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder het verzoek van eiser van 11 april 2011 in redelijkheid heeft kunnen en mogen opvatten als een civiele aansprakelijkstelling, zodat daarmee geen aanvraag is ontstaan als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Het uitblijven van een reactie op eisers verzoek kan, gelet op het bepaalde in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb, daarom niet met een (voor beroep vatbaar) besluit worden gelijkgesteld. Van een situatie als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, onder a, van de Awb waarin verweerder in gebreke is tijdig een besluit te nemen is gelet op het vorenstaande daarom geen sprake. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het verzoek van 11 april 2011 is dan ook niet-ontvankelijk. Eiser heeft derhalve geen aanspraak op een dwangsom.
8. Bij deze beslissing is voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
9.1 Ter informatie van partijen overweegt de rechtbank nog als volgt.
9.2 Ingevolge artikel 6:20, eerste lid, van de Awb blijft, indien het beroep zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit, het bestuursorgaan verplicht dit besluit te nemen, tenzij de belanghebbende daarbij als gevolg van de beslissing op het beroep geen belang meer heeft.
Ingevolge artikel 6:20, derde lid, van de Awb heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt.
9.3 Bij brief van 23 februari 2012 heeft verweerder (alsnog) gereageerd op eisers verzoek van 11 april 2011. Bij besluiten van 3 oktober 2012 hebben verweerder, de burgemeester van de gemeente Heerhugowaard en de gemeenteraad van de gemeente Heerhugowaard verder het door eiser tegen de brief van 23 februari 2012 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
9.4 Omdat zich in de voorliggende situatie, gelet op het onder 7 overwogene, geen situatie als bedoeld in de artikelen 6:20, eerste en derde lid, van de Awb voordoet, richt eisers beroep zich niet mede tegen de brief van 23 februari 2012. Eisers beroep richt zich evenmin tegen de besluiten van 3 oktober 2012 nu hij daartegen geen beroep heeft ingesteld. De brief van 23 februari 2012 en de besluiten van 3 oktober 2012 vallen aldus buiten de omvang van het onderhavige geding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het verzoek om schadevergoe-ding van 11 april 2011 niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, voorzitter, mr. W.B. Klaus en
mr. drs. B. Veenman, leden, in aanwezigheid van mr. W.I.K. Baart, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2013.
griffier voorzitter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.