ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ1900

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
15/800101-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke invoer van cocaïne in Nederland via Schiphol

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 6 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 januari 2013 op Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk een hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De verdachte heeft tijdens zijn inverzekeringstelling, bij de rechter-commissaris en ter zitting verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het smokkelen van cocaïne van Curaçao naar Nederland. Hij heeft verklaard dat hij benaderd was om 200 gram cocaïne te smokkelen en dat hij dit deed onder de voorwaarde dat de cocaïne op een zodanige wijze vervoerd zou worden dat het bij controle in Nederland niet ontdekt zou worden. De cocaïne was verstopt in twee aan elkaar genaaide onderbroeken, wat een gebruikelijke modus operandi is voor de smokkel van cocaïne. Na aankomst op Schiphol is de substantie door verbalisanten onderworpen aan een MMC cocaïnetest, die positief was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel er geen laboratoriumrapport aanwezig was dat bevestigde dat de substantie cocaïne bevatte, de positieve MMC-test en de overige verklaringen van de verdachte voldoende bewijs vormden voor de bewezenverklaring van de invoer van cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet, en dat de ingevoerde hoeveelheid cocaïne bestemd was voor verdere verspreiding en handel, wat gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook de gevangenhouding van de verdachte bevolen, welke bij afzonderlijke beschikking is geminuteerd. De jongste rechter was buiten staat om het vonnis mede te ondertekenen. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, en de rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf had geëist van drie maanden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Sectie Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800101-13
Uitspraakdatum: 6 februari 2013
Tegenspraak
Promisvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 februari 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Curaçao (Nederlandse Antillen),
thans gedetineerd in PI Noord Holland Noord - HvB Zwaag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. W.J. Veldhuis en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M. de Klerk, advocaat te Velserbroek, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 januari 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie (3) maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Tevens vordert de officier van justitie de gevangenhouding van verdachte.
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
* de bekennende verklaring van verdachte, ten overstaan van de rechter-commissaris en ter terechtzitting afgelegd;
* het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aanhouding en bevindingen d.d. 24 januari 2013, opgemaakt door de Koninklijke Marechaussee op de luchthaven Schiphol.
4.2. Nadere bewijsoverweging
In onderhavig stafdossier bevindt zich geen laboratorium rapport waaruit blijkt dat de door verdachte in Nederland ingevoerde substantie cocaïne bevat. Desondanks is de rechtbank van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelende ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat ter zake sprake is van (een middel bevattende) cocaïne. In dit verband wijst de rechtbank op de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte heeft bij zijn inverzekeringstelling, bij de rechter-commissaris én ter zitting verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan smokkelen van cocaïne van Curaçao naar Nederland. Ter zitting heeft hij hier verder over verklaard dat hij benaderd was om 200 gram cocaïne te smokkelen van Curaçao naar Nederland. Verdachte heeft daar mee ingestemd onder de voorwaarde dat de cocaïne op zodanige wijze vervoerd zou worden dat het bij controle in Nederland niet ontdekt zou worden.1 Verdachte heeft de cocaïne uiteindelijk vervoerd op het lichaam, verstopt in twee aan elkaar genaaide onderbroeken; hetgeen tot een gebruikelijke modus operandi voor de smokkel van cocaïne behoort. Afgesproken was dat er na aankomst in Nederland telefonisch contact met hem zou worden opgenomen over het afleveren van de cocaïne. Verdachte zou voor dit transport een geldelijke beloning ontvangen van € 2000,-. Op Schiphol is de door verdachte ingevoerde substantie door verbalisanten onderworpen aan een MMC cocaïnetest; hetgeen een positief testresultaat gaf.2
Gelet op het ervaringsfeit dat een positieve MMC cocaïnetest over het algemeen resulteert in de vaststelling door het laboratorium dat de aangetroffen substantie ook daadwerkelijk cocaïne bevat en het een feit van algemene bekendheid is dat er vanuit de Antillen op grote schaal cocaïne wordt gesmokkeld naar Nederland op de door de verdachte geschetste wijze, mede bezien in het licht van de overige verklaringen van verdachte, de modus operandi en de in het vooruitzicht gestelde geldelijke beloning, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk (200 gram) cocaïne heeft ingevoerd.
4.3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 24 januari 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van ongeveer 200 gram cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof
Het Landelijk Overleg Voorzitters Strafsectoren (hierna: LOVS) heeft oriëntatiepunten opgesteld die als richtlijnen worden gehanteerd bij de oplegging van straffen voor feiten als het onderhavige. Met deze richtlijnen wordt beoogd gelijke gevallen zoveel mogelijk op dezelfde manier te bestraffen. De rechtbank ziet in hetgeen door en namens verdachte over zijn persoonlijke omstandigheden is aangevoerd geen aanleiding om van genoemde richtlijnen voor strafoplegging af te wijken.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur dient te worden opgelegd.
De rechtbank zal de vordering tot gevangenhouding toewijzen.
Het bevel tot gevangenhouding zal bij afzonderlijke beschikking worden geminuteerd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
9. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde feit oplevert;
verklaart dit feit strafbaar;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van DRIE (3) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
beveelt de gevangenhouding van verdachte, welk bevel bij afzonderlijke beschikking is geminuteerd;
beveelt de opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het
tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur
van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt, voorzitter,
mr. S.M. Christiaan en mr. G.A. van der Bijl, rechters,
in tegenwoordigheid van E. ten Wolde, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 februari 2013.
De jongste rechter is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting. Proces-verbaal van verhoor inverzekeringstelling d.d. 24 januari 2013 Proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 25 januari 2013.
2 proces-verbaal van aanhouding en bevindingen d.d. 24 januari 2013.