ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ0469

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
577391- EJ VERZ 12-247
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroepingsverzoek van een stewardes van KLM met betrekking tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst

In deze zaak verzoekt een stewardes van KLM om herroeping van een eerdere beschikking van de kantonrechter, waarin haar arbeidsovereenkomst met KLM werd ontbonden wegens verlies van vertrouwen. De kantonrechter had op 29 juni 2012 de arbeidsovereenkomst ontbonden, maar de werkneemster stelt dat KLM in die procedure bedrog heeft gepleegd door belangrijke informatie achter te houden. De kantonrechter heeft de zaak opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat er geen sprake was van bedrog. De werkneemster had geen nieuwe feiten of verklaringen die een andere beslissing rechtvaardigden. De kantonrechter concludeert dat het verzoek om herroeping niet kan worden toegewezen en dat de werkneemster in de proceskosten moet worden verwezen. De beslissing is genomen op 4 februari 2013, waarbij de kantonrechter de argumenten van beide partijen heeft gewogen en tot de conclusie is gekomen dat de eerdere beslissing terecht was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rep.nr.: 577391/ EJ VERZ 12-247
datum uitspraak: 4 februari 2013
BESCHIKKING
inzake
[verzoekster]
te [woonplaats]
verzoekster
hierna te noemen [verzoekster]
gemachtigde mr. W. van der Meer de Walcheren
tegen
de naamloze vennootschap Koninklijke Luchtvaart N.V.
te Amstelveen
verweerster
hierna te noemen KLM
gemachtigde mr. N. Kampert.
De procedure
Op 11 oktober 2012 is ter griffie een verzoekschrift ontvangen van [verzoekster]. KLM heeft een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 14 januari 2013. Op deze zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. De gemachtigden van partijen hebben pleitnotities overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
De feiten
Bij beschikking van 29 juni 2012, zaaknr 557867/AO VERZ 12-233 (hierna: de ontslagbeschikking), heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 juli 2012 ontbonden. Daarbij werd KLM kort gezegd gevolgd in haar standpunt dat het vereiste vertrouwen in het functioneren van [verzoekster] niet langer bestaat. De ontslagbeschikking dient als hier ingelast te worden beschouwd.
Het verzoek
[verzoekster] verzoekt de ontslagbeschikking te herroepen en te bepalen dat het verzoek van KLM tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst alsnog wordt afgewezen, met tevens volledig herstel van die arbeidsovereenkomst en verdere voorzieningen als in het verzoekschrift nader omschreven.
[verzoekster] stelt daartoe dat KLM in de ontbindingsprocedure bedrog heeft gepleegd en stukken heeft achtergehouden, die tot een andere beslissing zouden hebben geleid. Voor wat betreft de achtergehouden stukken verwijst zij naar de door haar als producties overgelegde verklaringen van de gezagvoerder en van de stewardess [AAA] (die non-working mee is teruggevlogen en als sanctie voor haar overtreding van de 10-uurs grens niet meer dan een berisping heeft gekregen), welke verklaringen zij eerst ná de ontbindingsbeschikking in bezit heeft gekregen. Voor wat betreft het door KLM gepleegde bedrog doelt zij op een aantal verzwijgingen waarvan zij KLM een verwijt maakt. Vijf van bedoelde verzwijgingen betreffen de positie van de gezagvoerder: i) de gezagvoerder was terdege op de hoogte van een (mogelijke) overtreding van de 10-uurs regeling, maar wilde daarvan niet horen omdat hij dan misschien niet op die avond uit Johannesburg kon vertrekken; ii) het had in de rede gelegen om een blaastest te doen, immers bij een percentage van 0.2 mag er zelfs gevlogen worden; iii) mocht een blaastest zijn gedaan, dan zou daar zeker 0.0 zijn uitgekomen, nu ongeveer 9 uur voor de vlucht een glaasje bier is gedronken (hetgeen voor de gezagvoerder ook reden was er verder geen aandacht aan te geven); iv) voor de gezagvoerder bestonden geen duidelijke instructies hoe te handelen en v) KLM heeft de gezagvoerder over het hoofd van [verzoekster] en [verzoekster in procedure met zaaknummer 579635] willen beschermen.
De kantonrechter zal nu eerst de zojuist weergegeven verwijten behandelen, waarbij voorop dient te worden gesteld, naar partijen ook erkennen, dat uit het bepaalde in artikel 382 Rv voortvloeit dat voor toewijzing van een verzoek tot herroeping als het onderhavige een hoge drempel geldt, te weten dat de ontbindingsbeschikking berust op bedrog door KLM in de ontbindingsprocedure (waarvan ook sprake kan zijn bij verzwijging van feiten die voor [verzoekster] tot een gunstige afloop van de procedure zouden hebben kunnen leiden), dan wel dat [verzoekster] na de ontbindingsbeschikking stukken van beslissende aard in handen heeft gekregen die door toedoen van KLM zijn achtergehouden.
De als productie bij het herroepingsverzoek door [verzoekster] overgelegde Condidential Text, die door de gezagvoerder is opgesteld, wijkt niet zodanig af van een eerdere vertrouwelijke verklaring van de gezagvoerder (van 23 maart 2012 om 15:25 uur) en/of de verklaring die hij op 27 maart 2012 ten overstaan van de Security Services van KLM heeft afgelegd dat kan worden gezegd dat eerstgenoemde verklaring, indien die ook bij de behandeling van het ontbindingsverzoek was overgelegd, tot een andere beslissing zou hebben geleid. Op de essentiële onderdelen spoort deze verklaring met de andere: de gezagvoerder maakt er melding van dat hij tijdens de vlucht nieuwe informatie van [AAA] heeft gekregen, die erop neerkwam dat [AAA] ook bij [verzoekster] en [verzoekster in procedure met zaaknummer 579635] rond 16:00 uur alcoholhoudende drank op tafel had zien staan. En voorts dat hij deze informatie bij [verzoekster in procedure met zaaknummer 579635] ter sprake heeft gebracht, maar dat [verzoekster in procedure met zaaknummer 579635] daarop heeft gezegd dat wijn/bier rond 12:30 uur was besteld en onmiddellijk was opgedronken. Vervolgens verklaart de gezagvoerder dat hij [verzoekster in procedure met zaaknummer 579635] heeft gesuggereerd om bij het restaurant na te gaan hoe laat de bestellingen waren gedaan, nu iedere bestelling tegenwoordig electronisch wordt geregistreerd.
Het eveneens als productie bij het herroepingsverzoek overgelegde verslag van [AAA] over de gebeurtenissen van 21 maart 2012 tot 10 april 2012 werpt al evenmin nieuw licht op de zaak. Ook daarin kan niet worden gelezen dat zij, [AAA], de gezagvoerder voor vertrek heeft verteld dat zij ook [verzoekster] alcohol heeft zien drinken binnen de 10-uursgrens op de dag van vertrek. Integendeel: zij meldt dat de gezagvoerder tijdens de vlucht (nadat zij zelf aan hem had verteld dat [verzoekster in procedure met zaaknummer 579635] ook alcohol heeft gedronken) tegen haar heeft gezegd: als je me dat in het hotel zou hebben gezegd, had ik ook iedereen kunnen laten blazen. Uit de door alle betrokkenen afgelegde verklaringen kan worden afgeleid dat slechts het alcohol-gebruik door [AAA] voor het vertrek door [BBB] met naam en toenaam aan de gezagvoerder was gemeld en dat die melding aanleiding vormde voor het gesprek daarover tussen de gezagvoerder, [verzoekster in procedure met zaaknummer 579635] en [verzoekster] in de lobby van het hotel kort voor vertrek.
Ten aanzien van de vijf verzwijgingsverwijten wordt in het verlengde van het voorgaande het volgende overwogen: blijkens haar toelichting ter zitting stelt [verzoekster] zich op het standpunt dat het gesprek kort voor vertrek in de lobby feitelijk alleen draaide om het alcoholgebruik van [AAA], zoals door [BBB] geconstateerd en aan de gezagvoerder gerapporteerd. [verzoekster in procedure met zaaknummer 579635], [verzoekster] en de gezagvoerder bespraken hoe zij hiermee moesten omgaan. Op dat moment, aldus [verzoekster], was het alcoholgebruik van haar zelf en van [verzoekster in procedure met zaaknummer 579635] helemaal geen issue. Eerst later is hun beider alcoholgebruik door KLM naar voren gehaald en benadrukt met de kennelijk bedoeling [verzoekster in procedure met zaaknummer 579635] en [verzoekster] te belasten met het gebeurde teneinde de gezagvoerder uit de wind te houden.
Evenwel gaat [verzoekster] er hierbij aan voorbij dat uit de door haar zelf, [verzoekster in procedure met zaaknummer 579635] en de gezagvoerder afgelegde verklaringen is komen vast te staan dat nog voor het vertrek in de lobby tussen hen (tevens) ter sprake is gekomen dat [AAA] aan [BBB] had gemeld dat ook anderen alcoholhoudende drank hadden genomen en dat zij, [verzoekster], toen aan de gezagvoerder heeft gezegd, naar zij eenduidig heeft verklaard, dat zij zeker wist dat zij aan de goede kant van de 10-uurs grens zaten. Op dát moment was het dus wél een issue of [verzoekster] (ook) zelf alcoholhoudende drank had genuttigd en zo ja, wanneer precies. Uit niets blijkt dat de gezagvoerder voor vertrek (niettemin) wist dat [verzoekster] binnen de 10-uursgrens bier had gedronken en dat een blaastest (derhalve) geïndiceerd was. Ook overigens is niet gebleken van feiten die de slotsom wettigen dat KLM de intentie heeft gehad [verzoekster in procedure met zaaknummer 579635] en [verzoekster] te belasten om de gezagvoerder te beschermen. De eerste vijf hiervoor behandelde verzwijgingsverwijten zijn dus ten onrechte aan het adres van KLM gericht.
Nagenoeg alle overige verwijten komen er in de kern op neer dat KLM in de ontbindingsprocedure ook daarom bedrog heeft gepleegd omdat zij in die procedure ten onrechte heeft voorgewend dat zij inzake alcoholgebruik door personeel een eenduidig beleid voert en dat iedere schending van de 10-uurs grens dan ook zonder meer aanleiding vormt voor ontslag.
Deze verwijten missen feitelijke grondslag, nu KLM bij herhaling heeft betoogd en ook aannemelijk heeft gemaakt dat de enkele overtreding van de 10-uurs grens door [verzoekster] in de gegeven omstandigheden niet reeds de grond heeft gevormd om ontbinding van haar dienstverband te verzoeken, maar dat daarvoor in deze een samenstel van omstandigheden bepalend is geweest, waaronder de wijze waarop [verzoekster] in haar hoedanigheid van Purser met de situatie is omgegaan vanaf het moment waarop haar duidelijk werd dat [AAA] door [BBB] op overtreding van de 10-uurs grens was betrapt en aan [BBB] had gemeld dat zij ook anderen met alcoholhoudende drank aan tafel had zien zitten.
Ten slotte heeft [verzoekster] KLM ook nog bedrog verweten doordat KLM zou hebben verzwegen dat er veel tegenstrijdige verklaringen omtrent het incident bestaan en dat zij in de ontbindingsprocedure alleen de verklaringen heeft gebruikt die haar goed uitkwamen. Ten aanzien van de verklaringen van de gezagvoerder is hiervoor reeds vastgesteld dat deze weliswaar in de gekozen bewoordingen hier en daar uiteenlopen maar dat zij op essentiële onderdelen met elkaar sporen waaraan niet afdoet dat niet alle drie de verklaringen het gehele traject vanaf de melding van [BBB] ten aanzien van [AAA] in Johannesburg tot de aankomst op Schiphol beslaan. Ten aanzien van de andere verklaringen is evenmin gebleken dat daarvan door de betrokkenen op andere momenten zozeer is afgeweken dat KLM het verwijt van bedrog kan worden gemaakt door in de ontbindingsprocedure geen andere verklaringen over te leggen dan zij heeft gedaan.
Slotsom
Al het voorgaande in aanmerking nemende komt de kantonrechter tot de slotsom dat het verzoek om herroeping niet kan worden toegewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij dient [verzoekster] in de proceskosten te worden verwezen.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst het verzoek af;
- veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten die aan de zijde van KLM tot heden worden begroot op € 500,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.P. Ruitinga en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
Coll.