ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ0463

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
579635- EJ VERZ 12-265
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroepingsverzoek van een stewardes van KLM met betrekking tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst

In deze zaak verzoekt een stewardes van KLM, hierna [verzoekster] genoemd, om herroeping van een eerdere beschikking van de kantonrechter van 29 juni 2012, waarin haar arbeidsovereenkomst met KLM werd ontbonden wegens verlies van vertrouwen. De kantonrechter had destijds geoordeeld dat KLM terecht had gesteld dat het vereiste vertrouwen in het functioneren van [verzoekster] niet langer bestond. In het herroepingsverzoek stelt [verzoekster] dat KLM in de ontbindingsprocedure bedrog heeft gepleegd door relevante informatie achter te houden die tot een andere beslissing had kunnen leiden. De kantonrechter heeft de zaak op 14 januari 2013 behandeld, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht en bewijsstukken hebben overgelegd.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen sprake is geweest van bedrog door KLM. De door [verzoekster] aangevoerde argumenten, waaronder de stelling dat KLM de gezagvoerder zou hebben beschermd en dat er een eenduidig beleid zou zijn omtrent alcoholgebruik, zijn door de kantonrechter als ongegrond beoordeeld. De kantonrechter concludeert dat de ontbindingsbeschikking niet berust op bedrog en dat de nieuwe verklaringen die [verzoekster] heeft overgelegd, niet voldoende zijn om tot een andere beslissing te komen. De kantonrechter wijst het verzoek om herroeping af en veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten van KLM, die zijn begroot op € 500,00.

De beslissing van de kantonrechter is genomen met inachtneming van de hoge drempel die geldt voor het toewijzen van een herroepingsverzoek, waarbij moet worden aangetoond dat de eerdere beschikking berust op bedrog of dat er nieuwe, beslissende informatie is die door KLM is achtergehouden. Aangezien [verzoekster] hierin niet is geslaagd, blijft de eerdere beschikking van kracht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rep.nr.: 579635/ EJ VERZ 12-265
datum uitspraak: 4 februari 2013
BESCHIKKING
inzake
[verzoekster]
te [woonplaats]
verzoekster
hierna te noemen [verzoekster]
gemachtigde mr. W. van der Meer de Walcheren
tegen
de naamloze vennootschap Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.
te Amstelveen
verweerster
hierna te noemen KLM
gemachtigde mr. N. Kampert.
De procedure
Op 1 november 2012 is ter griffie een verzoekschrift ontvangen van [verzoekster]. KLM heeft een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 14 januari 2013. Op deze zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. De gemachtigden van partijen hebben pleitnotities overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
De feiten
Bij beschikking van 29 juni 2012, zaaknr 557865/AO VERZ 12-234, LJN BX 0069 (hierna: de ontslagbeschikking), heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 juli 2012 ontbonden. Daarbij werd KLM kort gezegd gevolgd in haar standpunt dat het vereiste vertrouwen in het functioneren van [verzoekster] niet langer bestaat. De ontslagbeschikking dient als hier ingelast te worden beschouwd.
Het verzoek en de beoordeling daarvan
[verzoekster] verzoekt de ontslagbeschikking te herroepen en te bepalen dat het verzoek van KLM tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst alsnog wordt afgewezen, met tevens volledig herstel van die arbeidsovereenkomst en verdere voorzieningen als in het verzoekschrift nader omschreven.
[verzoekster] stelt daartoe dat KLM in de ontbindingsprocedure bedrog heeft gepleegd en stukken heeft achtergehouden, die tot een andere beslissing zouden hebben geleid. Voor wat betreft de achtergehouden stukken verwijst zij naar de door haar als producties 3 en 4 overgelegde verklaringen van de gezagvoerder en van de stewardess [AAA] (die non-working mee is teruggevlogen en als sanctie voor de overtreding van de 10-uurs grens niet meer dan een berisping heeft gekregen), welke verklaringen zij eerst ná de ontbindingsbeschikking in bezit heeft gekregen. Voor wat betreft het door KLM gepleegde bedrog doelt zij op een aantal verzwijgingen waarvan zij KLM een verwijt maakt. Vijf van bedoelde verzwijgingen betreffen de positie van de gezagvoerder: i) de gezagvoerder was terdege op de hoogte van een (mogelijke) overtreding van de 10-uurs regeling, maar wilde daarvan niet horen omdat hij dan misschien niet op die avond uit Johannesburg kon vertrekken; ii) het had in de rede gelegen om een blaastest te doen, immers bij een percentage van 0.2 mag er zelfs gevlogen worden; iii) mocht een blaastest zijn gedaan, dan zou daar zeker 0.0 zijn uitgekomen, nu ongeveer 9 uur voor de vlucht een glaasje wijn is gedronken (hetgeen voor de gezagvoerder ook reden was er verder geen aandacht aan te geven); iv) voor de gezagvoerder bestonden geen duidelijke instructies hoe te handelen en v) KLM heeft de gezagvoerder over het hoofd van [verzoekster] en [verzoekster in procedure met zaaknummer 577391] willen beschermen.
De kantonrechter zal nu eerst de zojuist weergegeven verwijten behandelen, waarbij voorop dient te worden gesteld, naar partijen ook erkennen, dat uit het bepaalde in artikel 382 Rv voortvloeit dat voor toewijzing van een verzoek tot herroeping als het onderhavige een hoge drempel geldt, te weten dat de ontbindingsbeschikking berust op bedrog door KLM in de ontbindingsprocedure (waarvan ook sprake kan zijn bij verzwijging van feiten die voor [verzoekster] tot een gunstige afloop van de procedure zouden hebben kunnen leiden), dan wel dat [verzoekster] na de ontbindingsbeschikking stukken van beslissende aard in handen heeft gekregen die door toedoen van KLM zijn achtergehouden.
De als productie 3 bij het herroepingsverzoek door [verzoekster] overgelegde Confidential Text, die door de gezagvoerder is opgesteld, wijkt niet zodanig af van een eerdere vertrouwelijke verklaring van de gezagvoerder (van 23 maart 2012 om 15:25 uur) en/of de verklaring die hij op 27 maart 2012 ten overstaan van de Security Services van KLM heeft afgelegd dat kan worden gezegd dat eerstgenoemde verklaring, indien die ook bij de behandeling van het ontbindingsverzoek was overgelegd, tot een andere beslissing zou hebben geleid. Op de essentiële onderdelen spoort deze verklaring met de andere: de gezagvoerder maakt er melding van dat hij tijdens de vlucht nieuwe informatie van [AAA] had gekregen, te weten dat [AAA] ook bij [verzoekster] en [verzoekster in procedure met zaaknummer 577391] rond 16:00 uur alcoholhoudende drank op tafel had zien staan. En voorts dat hij deze informatie bij [verzoekster] ter sprake heeft gebracht, maar dat [verzoekster] daarop heeft gezegd dat wijn/bier rond 12:30 uur was besteld en onmiddellijk was opgedronken. Vervolgens verklaart de gezagvoerder dat hij [verzoekster] heeft gesuggereerd om bij het restaurant na te gaan hoe laat de bestellingen waren gedaan, nu iedere bestelling tegenwoordig electronisch wordt geregistreerd.
Het als productie 4 bij het herroepingsverzoek overgelegde verslag van [AAA] over de gebeurtenissen van 21 maart 2012 tot 10 april 2012 werpt al evenmin nieuw licht op de zaak. Ook daarin kan niet worden gelezen dat zij, [AAA], de gezagvoerder voor vertrek heeft verteld dat zij ook [verzoekster] alcohol heeft zien drinken binnen de 10-uurs grens op de dag van vertrek. Integendeel: zij meldt dat de gezagvoerder tijdens de vlucht (nadat zij zelf aan hem heeft verteld dat [verzoekster] ook alcohol heeft gedronken) tegen haar heeft gezegd: als je me dat in het hotel zou hebben gezegd, had ik ook iedereen kunnen laten blazen. Uit de door alle betrokkenen afgelegde verklaringen kan worden afgeleid dat slechts het alcohol-gebruik door [AAA] voor het vertrek door [BBB] met naam en toenaam aan de gezagvoerder was gemeld en dat die melding aanleiding vormde voor het gesprek daarover tussen de gezagvoerder, [verzoekster] en [verzoekster in procedure met zaaknummer 577391] in de lobby van het hotel kort voor vertrek.
In het verlengde hiervan wordt ten aanzien van voornoemde vijf verzwijgingsverwijten het volgende overwogen: [verzoekster] is eerst bij de behandeling van het herroepingsverzoek op 14 januari 2013 met een nieuwe versie gekomen van hetgeen in de lobby kort voor vertrek tijdens zojuist genoemd gesprek door haar aan de gezagvoerder is verteld, te weten dat zij, [verzoekster], toen heeft erkend dat zij een glas wijn had gedronken en dat zij in zijn bijzijn haar twijfels erover heeft uitgesproken of dat binnen 10 uur voor aanvang van de werkzaamheden was geweest of niet. De gezagvoerder had hiervan evenwel niet willen horen, aldus [verzoekster], want dan had hij -4 moeten vliegen. Daarom wilde hij dat er over werd gezwegen en dat alle communicatie hierover via hem zou lopen. [verzoekster] heeft hieraan nog toegevoegd dat de gezagvoerder haar had gezegd dat hij met KLM contact zou gaan opnemen om te horen wat hij met de situatie aan moest. Hierover heeft zij echter niets naders meer vernomen, ook niet toen zij tijdens de vlucht alleen bij de gezagvoerder in de cockpit was om over het gebeurde te praten. Aldus steeds [verzoekster].
In deze herroepingsprocedure doet zich nu het navolgende voor: [verzoekster] maakt KLM het verwijt dat zij haar gezagvoerder wil beschermen, nu hij al voor vertrek zou hebben geweten van het alcoholgebruik van [verzoekster] binnen de 10-uurs grens, althans van de reële mogelijkheid daarvan, zodat een blaastest was geïndiceerd, welke blaastest niet heeft plaatsgevonden met alle voor [verzoekster] nadelige gevolgen van dien. Het punt is evenwel dat in het hele dossier tot aan deze (herroepings-) procedure niets erop wijst dat de gezagvoerder reeds voor vertrek de wetenschap heeft gehad die [verzoekster] hem thans omtrent haar alcoholgebruik toedicht. KLM heeft ter zitting ook met nadruk ontkend dat de gezagvoerder kort voor vertrek met KLM contact heeft gezocht naar aanleiding van een melding van [verzoekster] aan de gezagvoerder over alcoholgebruik binnen de 10-uurs grens. Indien thans al wordt aangenomen dat [verzoekster] die melding wel heeft gedaan, dan moet worden vastgesteld dat de oorzaak dat hiervan tijdens de ontbindingsprocedure niet is gebleken niet is gelegen in verzwijging zijdens de KLM (met het oogmerk haar gezagvoerder te beschermen), maar in verzwijging zijdens [verzoekster], waarvan zij zelf ter zitting heeft verklaard dat zij die bewust tot dat moment heeft volgehouden en wel juist om de gezagvoerder te beschermen (omdat haar beroepstrots haar daartoe verplichtte).
De eerste vijf hiervoor behandelde verzwijgingsverwijten zijn dus ten onrechte aan het adres van KLM gericht. De eerst thans, na de ontbindingsprocedure, door [verzoekster] geopenbaarde melding kan binnen het kader van deze procedure daarom niet meer op juistheid en gewicht worden onderzocht.
Nagenoeg alle overige verwijten komen er in de kern op neer dat KLM in de ontbindings¬procedure bedrog heeft gepleegd doordat zij in die procedure ten onrechte heeft voorgewend dat zij inzake alcoholgebruik door personeel een eenduidig beleid voert en dat iedere overtreding van de 10-uurs grens dan ook zonder meer aanleiding vormt voor ontslag.
Deze verwijten missen feitelijke grondslag, nu KLM bij herhaling heeft betoogd en ook aannemelijk heeft gemaakt dat de enkele overtreding van de 10-uursgrens door [verzoekster] in de gegeven omstandigheden niet reeds de grond heeft gevormd om de ontbinding van haar dienstverband te verzoeken, maar dat daarvoor in deze een samenstel van omstandigheden bepalend is geweest, waaronder de wijze waarop [verzoekster] in haar hoedanigheid van Senior Purser met de situatie is omgegaan vanaf het moment waarop haar duidelijk werd dat [AAA] door [BBB] op overtreding van de 10-uurs grens was betrapt en aan [BBB] had gemeld dat zij ook anderen binnen die grens met alcoholhoudende drank aan tafel had zien zitten.
Ten slotte heeft [verzoekster] KLM ook nog bedrog verweten doordat KLM zou hebben verzwegen dat er veel tegenstrijdige verklaringen omtrent het incident bestaan en dat zij in de ontbindingsprocedure alleen de verklaringen heeft gebruikt die haar goed uitkwamen. Ten aanzien van de verklaringen van de gezagvoerder is hiervoor reeds vastgesteld dat deze weliswaar in de gekozen bewoordingen hier en daar uiteenlopen maar dat zij op de essentiële onderdelen met elkaar sporen waaraan niet afdoet dat niet alle drie de verklaringen het gehele traject vanaf de melding van [BBB] ten aanzien van [AAA] in Johannesburg tot de aankomst in Schiphol beslaan. Ten aanzien van de andere verklaringen is evenmin gebleken dat daarvan door de betrokkenen op andere momenten zozeer is afgeweken dat KLM het verwijt van bedrog kan worden gemaakt door in de ontbindingsprocedure geen andere verklaringen over te leggen dan zij heeft gedaan.
Slotsom
Al het voorgaande in aanmerking nemende komt de kantonrechter tot de conclusie dat het verzoek niet kan worden toegewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij dient [verzoekster] in de proceskosten te worden verwezen.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst het verzoek af;
- veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten die aan de zijde van KLM tot heden worden begroot op € 500,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.P. Ruitinga en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
Coll.