ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ0119

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/5879
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A.C. Terwiel-Kuneman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in sociale zekerheidszaak met betrekking tot bijstandsbehoefte

In deze zaak heeft verzoeker op 24 december 2012 bezwaar gemaakt tegen de beslissing van verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Purmerend, om hem niet in aanmerking te brengen voor een uitkering op basis van de Wet werk en bijstand (Wwb). Dit besluit volgde op een huisbezoek dat niet heeft plaatsgevonden, waardoor verzoekers recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De voorzieningenrechter heeft op 8 januari 2013 uitspraak gedaan, waarbij het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen.

De voorzieningenrechter overweegt dat het aan verzoeker is om aan te tonen dat hij in bijstandsbehoevende omstandigheden verkeert en dat hij hoofdverblijf heeft in de gemeente waar hij de aanvraag indient. Verweerder heeft op basis van onderzoeksbevindingen geconcludeerd dat verzoeker niet zijn hoofdverblijf heeft in Purmerend. Tijdens het huisbezoek op 21 december 2012 zijn er aanwijzingen gevonden die deze conclusie ondersteunen, zoals het ontbreken van voedsel en de verklaring van verzoeker dat hij voornamelijk in Zaandam verblijft.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf heeft in de door hem gehuurde woning in Purmerend. De enkele intentie om daar te wonen is niet voldoende om de feitelijke afwezigheid te compenseren. De voorzieningenrechter heeft daarom geoordeeld dat er voldoende feitelijke grondslag bestaat voor het standpunt van verweerder en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
zittingsplaats Haarlem
bestuursrecht
zaaknummer: HAA AWB 12/5879
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van
8 januari 2013 in de zaak tussen
[naam verzoeker], te [woonplaats], verzoeker
(gemachtigde: R. Kücükünal),
en
het college van burgemeester en wethouders van Purmerend, verweerder
(gemachtigde: J.M. Dekker-Koenders).
Procesverloop
Bij uitspraak van 21 december 2012 (reg. nr. 12/5568) heeft de voorzieningenrechter een eerder verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker afgwezen.
Onmiddellijk na afloop van de zitting heeft bij verzoeker een huisbezoek plaatsgevonden.
Verzoeker heeft op 24 december 2012 bezwaar gemaakt tegen verweerders beslissing naar aanleiding van het huisbezoek, om verzoeker niet in aanmerking te brengen voor een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (Wwb). Bij besluit van 4 januari 2013 heeft verweerder verzoekers daartoe strekkende aanvraag van 14 december 2012 afgewezen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2013. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens waren ter zitting aanwezig R. Stam, werkzaam bij de gemeente Purmerend en [naam broer verzoeker], broer van verzoeker.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.
Beslissing
De voorzieningenrechter :
wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Overwegingen
1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Het gaat in dit geval om een Wwb-aanvraag. Uitgangspunt hierbij is dat het aan verzoeker is om voldoende aannemelijk te maken dat hij hoofdverblijf heeft in de gemeente waar hij de aanvraag indient. Ook rust op hem de bewijslast om aan te tonen dat hij bijstandsbehoevend is.
3. In artikel 40, eerste lid, Wwb is bepaald dat het recht op bijstand bestaat jegens het college van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft als bedoeld in artikel 10, eerste lid, en 11, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. De vraag waar iemand woonplaats heeft als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Wwb dient naar vaste rechtspraak te worden beantwoord aan de hand van concrete feiten en omstandigheden.
4. Verzoeker stelt zijn hoofdverblijf te hebben en dat ook te willen hebben in de door hem gehuurde woning aan de [adres] te Purmerend. Hij staat op dat adres ingeschreven, heeft een huurcontract en heeft de sleutels van de woning.
5. Verweerder stelt zich op grond van onderzoeksbevindingen op het standpunt dat verzoeker niet zijn hoofdverblijf heeft in [woonplaats]. De onderzoeksbevindingen bestaan uit een gesprek met verzoeker op 14 december 2012 en een huisbezoek op 21 december 2012.
6. De voorzieningenrechter ziet zich gesteld voor de vraag of er voldoende feitelijke grondslag bestaat voor het standpunt van verweerder dat verzoeker niet zijn hoofdverblijf heeft in Purmerend. Het gaat niet om fraude en er wordt verzoeker ook niets verweten. Het gaat om vaststelling van feiten en om de beoordeling daarvan.
7. Verzoeker heeft een aantal redenen genoemd die moeten verklaren waarom hij niet vaker ter plaatste is in Purmerend en die zijns inziens maken dat dat in het kader van deze procedure ook niet van hem kan worden verlangd: er is geen bed in de woning, er is geen verwarming en er is geen eten.
8. Bij het huisbezoek op 21 december 2012 heeft verweerder echter geconstateerd dat er in de woning verwarming (warm water) en elektra aanwezig zijn. Verzoeker erkent dat ook wel, maar hij maakt geen gebruik van deze voorzieningen, omdat hij al een hoge huurschuld heeft van meer dan € 700,-- per maand en niet extra in de min wil komen. Voorts heeft verzoeker zelf verklaard op 14 december 2012 dat hij van maandag tot en met donderdag overdag in Zaandam is, dat hij daar dan ook slaapt en eet. Op 21 december 2012 heeft verzoeker verklaard dat hij de afgelopen twee weken drie of vier nachten in Purmerend heeft geslapen. Daar komt bij dat buren tegenover verweerder hebben verklaard dat zij niet het idee hebben dat er op het adres [adres] iemand woont.
9. Tijdens het huisbezoek op 21 december 2012 is geconstateerd dat er in de woning geen eten was. Er was wel enige frisdrank, maar toiletartikelen waren er niet, terwijl de toilet en de keukenwasbak droog stonden. Het is vaste jurisprudentie dat de afwezigheid van voedsel in een woning er niet toe leidt dat aannemelijk is dat er iemand woont. De enkele intentie van verzoeker dat hij in Purmerend wil wonen, kan zijn feitelijke afwezigheid in de bewuste woning niet compenseren.
10. De voorzieningenrechter is op grond van het voorgaande van oordeel dat er voldoende feitelijke grondslag bestaat voor verweerders standpunt dat verzoeker niet zijn hoofdverblijf heeft in Purmerend.
11. Het voorgaande leidt tot afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Terwiel-Kuneman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van P.M. van der Pol, griffier, op 8 januari 2013.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.