ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ0111

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
585671 / VV EXPL 12-328
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een woning wegens ernstige overlast door gedaagde met een strafrechtelijke achtergrond

In deze zaak heeft de stichting Elan Wonen, eiseres, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die eerder is veroordeeld voor zedenmisdrijven met minderjarigen. De vordering betreft de ontruiming van de woning van gedaagde wegens ernstige overlast die hij veroorzaakt aan omwonenden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde zich provocerend en intimiderend opstelt tegenover de buurtbewoners, wat heeft geleid tot een onhoudbare situatie. De rechter oordeelt dat de overlast van gedaagde zulke ernstige proporties heeft aangenomen dat Elan, als verhuurder, niet kan worden gevergd gedaagde nog langer in de woning te laten verblijven. De procedure begon met een dagvaarding op 21 december 2012, gevolgd door een mondelinge behandeling op 7 januari 2013. De rechter heeft de vordering van Elan toegewezen en gedaagde veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen 7 dagen na betekening van het vonnis, met een dwangsom van € 10.000,-- bij niet-tijdige voldoening. De rechter heeft ook de proceskosten aan gedaagde opgelegd, omdat hij in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 21 januari 2013.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Sectie kanton Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 585671 / VV EXPL 12-328
datum uitspraak: 21 januari 2013
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING
inzake
de stichting Stichting Elan Wonen
te Haarlem
eiseres
hierna te noemen Elan
gemachtigde mr B.E.J.M. Tomlow
tegen
[gedaagde]
te [woonplaats]
gedaagde
hierna te noemen [gedaagde]
gemachtigde mr R.S. van der Beek.
De procedure
Elan heeft [gedaagde] gedagvaard op 21 december 2012. [gedaagde] heeft schriftelijk voor antwoord geconcludeerd. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 januari 2013. De gemachtigde(n) van Elan heeft pleitnotities overgelegd. Partijen hebben stukken in het geding gebracht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen naar voren hebben gebracht.
De feiten
Elan verhuurt sinds 24 november 2005 aan [gedaagde] woonruimte aan de [adres] te [woonplaats]. In september 2011 verneemt Elan van de burgemeester van Haarlem dat [gedaagde] door de rechtbank te Alkmaar bij vonnis van 6 september 2011 is veroordeeld wegens ontucht met een meisje van 5 jaar oud. In het vonnis wordt er melding van gemaakt dat [gedaagde] vanaf 2007 drie keer eerder is veroordeeld voor ontucht met minderjarigen, waarbij in één van de zaken ook een vijfjarig meisje was betrokken. Op 9 september 2011 organiseert de burgemeester een bijeenkomst voor de bewoners van de Muiderslotweg. Elan informeert de buurtbewoners op 27 september 2011 over de veroordeling van [gedaagde]. De ingeslagen ramen van de woning van [gedaagde] worden vervangen door kunststof ramen en de woning wordt tijdelijk onder politiecameratoezicht geplaatst. Nadien ontvangt Elan van omwonenden ([XXX] op nummer 237, [YYY] op nummer 241 en van [adres] 305). De klachten betreffen provocerend, dreigend, intimiderend en gewelddadig gedrag van [gedaagde]. Tevens klagen de bewoners onder voortdurende aanwezigheid van camera’s, die hun privacy-belangen schenden, terwijl [gedaagde] zelf niet in de woning verblijft. Na op drie eerdere uitnodigingen voor een gesprek met Elan niet te zijn ingegaan, verschijnt [gedaagde] op 10 oktober 2012 bij Elan voor een gesprek in aanwezigheid van de dames [AAA] en [BBB] van Elan, [gedaagde] zelf met zijn gemachtigde en E. Errol, uitvoerend teamchef bij de Politie Haarlem. In het gespreksverslag van 22 oktober 2012 wordt aangetekend dat [gedaagde] met Errol zal gaan kijken of de camera’s verplaatst of verwijderd dienen te worden. Tevens wordt vermeld dat is afgesproken dat [gedaagde] in de komende periode geen confrontatie met de buurtbewoners aangaat. Vervolgens weigert [gedaagde] toegang aan Errol om de plaatsing van de camera’s te bekijken en ontvangt Elan klachten van buurtbewoners (van nummers 235, 233 en 237) over de confronterende opstelling van [gedaagde] jegens hen tijdens een gemeentelijke hoorzitting op 16 november 2012. Hierna ontvangt Elan op 10 december 2012 een brief, ondertekend door meer dan tien buurtbewoners (eveneens huurders van Elan), waarin dringend het verzoek wordt gedaan direct maatregelen tegen [gedaagde] te nemen, omdat zij niet meer met hem in de straat kunnen samenleven.
De vordering
Elan vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat) veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van de woonruimte binnen uiterlijk 7 dagen na betekening van dit vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom van 10.000,-- bij niet-tijdige voldoening aan dit gebod en met zijn veroordeling in de proceskosten. Elan stelt dat uit de klachten en verklaringen van de buurtbewoners blijkt dat [gedaagde] veelvuldig overlast bezorgt aan de omwonenden door zijn provocerende en agressieve houding jegens hen. Daarnaast handelt hij jegens hen ook onrechtmatig doordat hij hen met vier camera’s in de gaten houdt, waardoor zij zich voortdurend bespied voelen. De omstandigheid dat hij meermalen is veroordeeld wegens ontucht met minderjarigen speelt hierbij eveneens een rol, aldus Elan, die voorts betoogt dat [gedaagde] in strijd met zijn contractuele verplichtingen de woning niet of nauwelijks bewoont en dat zij het tot haar taak rekent om een bijdrage te leveren aan een doelmatige woonruimteverdeling, welke taak door de handelwijze van [gedaagde] wordt doorkruist.
Het verweer
[gedaagde] betwist de vordering en voert aan dat Elan de ontstane commotie met de buurtbewoners geheel aan zichzelf heeft te wijten door voortdurend ruchtbaarheid te blijven geven aan het vonnis van de rechtbank Alkmaar. Bovendien betwist hij de concrete gevallen van intimidatie en provocatie waarvan de buurtbewoners hem een verwijt maken. [gedaagde] erkent dat hij de woning op dit moment nauwelijks gebruikt maar dat doet hij op aanraden van Elan en in afwachting van de uitspraak in het hoger beroep van de zedenzaak waarover de rechtbank Alkmaar heeft geoordeeld. Hij ontkent zich tijdens voornoemde hoorzitting confronterend te hebben opgesteld. Ten aanzien van de camera’s verweert hij zich met het betoog dat hij meerdere malen in zijn tuin door de buren is aangevallen en dat deze (vooral) zijn gericht op zijn eigen terrein en op de gehandicaptenparkeerplaats aan de voorzijde van de woning, die al een keer door de buurman is vernield. [gedaagde] stelt met klem dat zijn veroordeling door de rechtbank Alkmaar in deze zaak geen rol mag spelen, nu hij daartegen beroep heeft ingesteld en daardoor op dit moment onverkort van het vermoeden van zijn onschuld dient te worden uitgegaan.
De beoordeling
Gelet op de bestaande commotie tussen de andere, naaste bewoners van de Muiderslotweg en [gedaagde], waarvan zowel blijkt uit de overgelegde stukken als uit de aanwezigheid van een aantal van die bewoners ter zitting (die hun grieven ter zitting desgevraagd nader hebben toegelicht met voorbeelden van concrete gedragingen waarvan zij [gedaagde] een verwijt maken) heeft Elan voldoende aannemelijk gemaakt in haar hoedanigheid van verhuurder bij de door haar gevraagde voorziening een spoedeisend belang te hebben.
De gevorderde voorlopige voorzieningen zijn slechts toewijsbaar als aan de hand van de feiten en omstandigheden in dit geding de verwachting gewettigd is dat in een tussen partijen nog te voeren bodemprocedure soortgelijke vorderingen zullen worden toegewezen. Daarbij staat in deze zaak voorop dat een verhuurder als Elan, die op de hoogte is geraakt van klachten van omwonende huurders over ernstige overlast van een andere huurder, in beginsel is gehouden een onderzoek in te stellen om vervolgens, indien de uitkomst van het onderzoek daartoe aanleiding geeft, zodanige maatregelen te nemen dat de omwonende huurders het huurgenot weer ten volle wordt verschaft, desnoods door een ontruimingsprocedure te beginnen tegen de overlast veroorzakende huurder.
Naar het oordeel van de kantonrechter verschaffen de door Elan overgelegde klachten/meldingen van de omwonende huurders, met name hun voornoemde brief van 10 december 2012 (hierna: de gezamenlijke klachtbrief) toereikende grond om aan te nemen dat [gedaagde] meermalen zonder directe reden of aanleiding een provocerende en/of intimiderende houding tegen hen aanneemt en dat hij er daarbij kennelijk ook niet voor terugschrikt een dergelijke houding aan te nemen wanneer minderjarige kinderen van hen in de buurt zijn. Klaarblijkelijk heeft deze houding ook tot gevolg gehad dat die kinderen thans niet meer buiten (mogen) spelen. Met name in het tweede, zesde en zevende onderdeel van de gezamenlijke klachtbrief worden deze punten tot uitdrukking gebracht. [gedaagde] erkent ook zelf dat meermalen sprake is geweest van confrontaties. Waar hij vervolgens betoogt dat deze confrontaties niet door zijn toedoen zijn ontstaan, maar door gedragingen van de andere huurders/omwonenden mist zijn betoog gewicht tegen de gezamenlijke klachtbrief, mede gelet op de omstandigheid dat hij zich van zijn kant zo te zien nog nimmer met een concrete klacht over (één van de) de omwonenden tot Elan heeft gewend. Voorts valt niet in te zien dat [gedaagde] zich van meerdere camera’s moet (blijven) bedienen ter bescherming van zijn directe leefomgeving wanneer hij daar zelf niet of nauwelijks verblijft en hem een aantal malen is voorgehouden dat de omwonenden reeds de aanwezigheid van die camera’s als zeer belastend ervaren. Daarbij komt dat, anders dan [gedaagde] stelt, hij er wel degelijk rekening mee dient te houden dat het bekend worden van zijn strafrechtelijke veroordelingen wegens zedenmisdrijven met minderjarigen van directe invloed zijn op zijn verhouding met -en op de wijze waarop hij wordt bekeken door zijn omwonenden. Door hieraan voorbij te gaan draagt hij temeer bij aan een situatie waarin zijn gedrag door zijn omgeving, waarin ook jonge kinderen verkeren, als provocerend en hinderlijk wordt ervaren.
Uit de vrijwel eensluidende klachten van zijn naaste buren ([XXX] op nummer 237 en [YYY] op nummer 241) kan worden afgeleid dat [gedaagde] in bepaalde gevallen ook agressief gedrag niet schuwt. Zo heeft hij op 18 juni 2012 klaarblijkelijk met een honkbalknuppel de tuinkabouters van de kinderen van [XXX] kapot geslagen (in het bijzijn van die kinderen) en vervolgens met die knuppel ook nog op de handen van [YYY] geslagen nadat deze hem op zijn gedrag had aangesproken.
Al met al is voldoende aannemelijk geworden dat de overlast die [gedaagde] aan de omwonende huurders/bewoners veroorzaakt zulke ernstige proporties heeft aangenomen dat van Elan, gelet op haar spoedeisend belang bij de nakoming van haar verplichtingen jegens haar huurders tot het verschaffen van huurgenot, niet kan worden gevergd [gedaagde] nog langer in het genot van de woonruimte te laten. De vordering van Elan zal daarom worden toegewezen met versterking van het ontruimingsgebod met een dwangsom als gevorderd.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt [gedaagde] bij wijze van voorlopige voorziening om de woonruimte aan de [adres] te [woonplaats] uiterlijk binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen, leeg op te leveren en de sleutels aan Elan over te dragen;
- bepaalt dat [gedaagde] jegens Elan een eenmalige dwangsom van € 10.000,-- verbeurt voor het geval hij aan vorenstaand ontruimingsgebod niet of niet tijdig voldoet;
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Elan tot en met vandaag worden begroot op de volgende bedragen:
dagvaarding € 100,64
griffierecht € 437,00
salaris gemachtigde € 400,00
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.P. Ruitinga en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
Coll.