ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ0032

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810201-12
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs en beroep op noodweer-exces in strafzaak

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 januari 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en bedreiging met een mes. De feiten vonden plaats op 4 mei 2012 in Den Helder, waar de verdachte betrokken raakte bij een conflict met meerdere personen, waaronder het slachtoffer. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een mes ter hand nam, maar niet overtuigend kon worden bewezen dat hij opzettelijk het slachtoffer heeft verwond. De verklaringen van getuigen waren tegenstrijdig en er ontbrak medisch bewijs dat de verwondingen van het slachtoffer aan de verdachte kon worden toegeschreven. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet en sprak de verdachte vrij van de poging tot zware mishandeling. Echter, de rechtbank erkende dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond en dat zijn reactie disproportioneel was, maar het was het gevolg van een hevige gemoedsbeweging. Daarom werd de verdachte voor de bewezen verklaarde bedreiging met een mes niet strafbaar verklaard en ontslagen van alle rechtsvervolging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Sectie Strafrecht
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 14/810201-12
Uitspraakdatum: 30 januari 2013
Tegenspraak
Promisvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 januari 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres en woonplaats].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.J. van Aert en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.W.P. Beijen, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlaste gelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 4 mei 2012 in de gemeente Den Helder ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een mes ter hand heeft genomen en/of één of meermalen (met kracht) heeft gestoken in de arm(en) en/of in de/het been/benen en/of (elders) in het lichaam van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 mei 2012 in de gemeente Den Helder opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), één of meermalen (met kracht) in diens arm(en) en/of in diens been/benen en/of (elders) in diens lichaam heeft gestoken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
feit 2:
hij op of omstreeks 4 mei 2012 in de gemeente Den Helder [getuige 1] en/of [getuige 2] en/of [getuige 3] en/of [getuige 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes ter hand genomen en/of een/dat mes zichtbaar voor die [getuige 1] en/of die [getuige 2] en/of die [getuige 3] en/of die [getuige 4] vastgehouden en/of met een/dat mes in de nabijheid en/of in de richting(en) van die [getuige 1] en/of die [getuige 2] en/of die [getuige 3] en/of die [getuige 4] één of meer stekende bewegingen gemaakt en/of (daarbij) deze(n) dreigend (in het Papiaments) de woorden toegevoegd: "Ik maak jullie allemaal dood" en/of "Ik vermoord jullie allemaal", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Inleiding
Op 4 mei 2012 is [slachtoffer], vergezeld door zijn huidige vriendin [getuige 3], haar vriendin [getuige 2], zijn zus [getuige 1] en zijn nichtje [getuige 4], naar de woning gegaan van zijn ex-vriendin [getuige 5] omdat hij zijn dochter wilde zien. Aan de deur van de woning is een ruzie ontstaan tussen in eerste instantie [slachtoffer] en [getuige 5]. Verdachte die achter [getuige 5] in de deuropening kwam staan, is bij de ruzie betrokken geraakt. Vervolgens is iedereen het halletje van de woning van [getuige 5] binnengekomen. Verdachte heeft geprobeerd iedereen weer naar buiten te duwen en heeft daarbij op enig moment een mes getrokken. [slachtoffer] heeft verwondingen opgelopen aan zijn arm en zijn been. De rechtbank zal dienen te beoordelen of poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, subsidiair mishandeling van [slachtoffer] door verdachte wettig en overtuigend is bewezen. Voorts zal de rechtbank dienen te beoordelen of verdachte [getuige 3], [getuige 2], [getuige 1] en [getuige 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven.
4. Bewijs
4.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten.
4.2 Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij het mes slechts heeft gepakt om af te schrikken en er geen stekende bewegingen mee heeft gemaakt. Hij heeft het mes steeds op heuphoogte gehouden en met zijn andere hand mensen weggeduwd. Het is mogelijk dat hij [slachtoffer] in de worsteling heeft verwond, maar dat is niet de opzet van verdachte geweest. Wellicht zijn de verwondingen van [slachtoffer] ontstaan doordat de personen achter hem hem steeds de kant van verdachte op duwden.
[slachtoffer] zelf heeft niet gezien dat verdachte een mes in zijn handen heeft gehad, noch dat verdachte meermalen onder- en bovenhands op [slachtoffer] zou hebben ingestoken. De getuige [getuige 2] heeft pas buiten voor het eerst een mes gezien. De verklaringen van [getuige 4], [getuige 1] en [getuige 3] zijn onderling dermate verschillend dat de rechtbank hieruit niet de overtuiging kan bekomen dat verdachte welbewust op [slachtoffer] heeft ingestoken.Voorts ontbreken een medische verklaring en een technisch onderzoek die duidelijkheid zouden kunnen scheppen omtrent de vraag of verdachte [slachtoffer] doelbewust met het mes heeft gestoken of dat de verwondingen van [slachtoffer] zijn ontstaan in een worsteling zonder dat gerichte kracht is gebruikt bij het ontstaan van de verwondingen.
4.3. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en subsidiair ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie van 6 mei 2012 verklaard dat een hele stoet mensen de woning van zijn vriendin, [getuige 5], binnenkwam en dat hij hen probeerde tegen te houden. Verdachte werd naar achteren geduwd en vervolgens heeft hij een mes uit zijn broekzak gepakt. Volgens verdachte stond hij met zijn hoofd voorover gebogen, heeft hij met zijn linkerhand personen weggeduwd en hield hij in zijn rechterhand het mes. Verdachte heeft verklaard dat hij geen stekende bewegingen heeft gemaakt. Ter terechtzitting heeft verdachte tevens verklaard dat hij zijn rechterhand, met daarin het mes, stilhield ter hoogte van zijn rechterheup .
[slachtoffer], de ex-vriend van [getuige 5], heeft in zijn verhoren bij de politie van 5 en 6 mei 2012 verklaard dat hij verdachte met zijn armen zag zwaaien en dat hij iets voelde aan zijn lichaam dat hij als raar ervoer. Hij heeft geen mes gezien.
Getuige [getuige 2], een vriendin van getuige [getuige 3], heeft in haar verhoor bij de politie van 5 mei 2012 verklaard dat zij heeft gezien dat [slachtoffer] door verdachte naar buiten werd geduwd, en dat verdachte daar een mes in zijn hand had. Zij heeft niet heeft gezien dat verdachte een mes in zijn handen had op het moment dat hij voor [slachtoffer] stond.
Getuige [getuige 5], de vriendin van verdachte, heeft in haar verhoren bij de politie van 5 en 6 mei 2012 verklaard dat zij niet heeft gezien dat er gestoken is.
Getuige [getuige 4], een nichtje van [slachtoffer], heeft in haar verhoor bij de politie van 4 mei 2012 verklaard dat zij heeft gezien, terwijl de hele groep buiten stond, dat verdachte richting [slachtoffer] stapte en dat hij [slachtoffer] stak. Volgens [getuige 4] stak verdachte [slachtoffer] in zijn linker bovenarm en zijn linker bovenbeen.
Getuige [getuige 3], de vriendin van [slachtoffer], heeft in haar verhoor bij de politie van 5 mei 2012 verklaard dat verdachte vier keer heeft gestoken en dat zij heeft gezien dat [slachtoffer] door het heen en weer bewegen van het mes geraakt werd.
Getuige [getuige 1] tenslotte, de zus van [slachtoffer], heeft in haar verhoor bij de politie van 4 mei 2012 verklaard dat zij zag dat verdachte een mes uit zijn jas of broek haalde, dat zij zag dat hij op [slachtoffer] begon in te steken, bovenhands en onderhands en dat hij in de rondte stak. Volgens [getuige 1] raakte verdachte [slachtoffer] twee keer in zijn arm en twee keer in zijn been.
Tegenover de verklaringen van de getuigen [getuige 4], [getuige 3] en [getuige 1], dat zij hebben gezien dat verdachte [slachtoffer] met een mes heeft gestoken, staan de verklaring van verdachte dat hij het mes ter hoogte van zijn rechterheup stil heeft gehouden en dat hij geen stekende bewegingen heeft gemaakt, de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer] waaruit blijkt dat hij evenmin heeft gezien dat verdachte hem heeft gestoken, en de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 5], die niet hebben gezien dat verdachte [slachtoffer] heeft gestoken. De rechtbank is daarom niet overtuigd door de verklaringen van de getuigen [getuige 4], [getuige 3] en [getuige 1], te meer daar laatstgenoemden zich allen bevonden in het gezelschap van [slachtoffer] dat de woning van [getuige 5] was binnengedrongen. Daarnaast stemt de verklaring van getuige [getuige 4], dat het steken door verdachte buiten de deur zou hebben plaatsgevonden niet overeen met verklaringen van alle overige getuigen, dat [slachtoffer] zijn verwondingen opliep in het halletje van de woning van [getuige 5]. Voorts is het op zijn minst opmerkelijk dat de boven- en onderhandse steekbewegingen en het steken door verdachte in de rondte, zoals door getuige [getuige 1] benoemd, niet door andere aanwezigen zijn waargenomen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 4 mei 2012 , waaruit blijkt dat hij zag dat [slachtoffer] twee kleine snijwonden van 1 à 2 cm had op zijn linker bovenarm en een kleine steekwond van 1 à 2 cm in zijn linkerbeen en uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 5 mei 2012 , waaruit blijkt dat in de jas van [slachtoffer] in de linkermouw twee scheuren zaten, vermoedelijk veroorzaakt door een scherp voorwerp, en in de spijkerbroek van [slachtoffer] eveneens twee scheuren, mogelijk veroorzaakt door een scherp voorwerp op de linker pijp ter hoogte van de heup, kan evenmin worden geconcludeerd dat verdachte [slachtoffer] gericht heeft gestoken. De verdediging heeft in dit verband terecht naar voren gebracht dat een medisch en/of technisch onderzoek ontbreekt om de veronderstelling van de officier van justitie te staven dat de verwondingen van [slachtoffer] en de beschadiging van zijn kleding zijn veroorzaakt door gerichte messteken en niet door de worsteling die heeft plaatsgevonden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank niet ervan overtuigd dat verdachte het mes ter hand heeft genomen met de intentie om aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en daartoe [slachtoffer] een of meermalen (gericht) heeft gestoken, noch dat hij daarbij welbewust de aanmerkelijk kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] heeft aanvaard, zodat het opzet aan de zijde van verdachte niet kan worden bewezen. De rechtbank acht daarom het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken.
4.4. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor door de politie d.d. 6 mei 2001, waarin opgenomen de bekennende verklaring van verdachte (dossierpagina 64);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 5 mei 2012 (dossierpagina’s 77-78);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [getuige 6] d.d. 5 mei 2012 (dossierpagina 115);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [getuige 6] d.d. 5 mei 2012 (dossierpagina 118);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] d.d. 4 mei 2012 (dossierpagina’s 113-114);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] d.d. 4 mei 2012 (dossierpagina 110);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] d.d. 5 mei 2012 (dossierpagina’s 120-121);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] d.d. 5 mei 2012 (dossierpagina’s 125-126).
4.5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 4 mei 2012 in de gemeente Den Helder [getuige 1] en [getuige 2] en [getuige 3] en [getuige 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes ter hand genomen en dat mes zichtbaar voor die [getuige 1] en die [getuige 2] en die [getuige 3] en die [getuige 4] vastgehouden en daarbij dezen dreigend in het Papiaments de woorden toegevoegd: "Ik maak jullie allemaal dood" en/of “ik vermoord jullie allemaal”.
Hetgeen aan verdachte onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. De kwalificatie van het feit en de strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Beroep op noodweer-exces
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien het bewezenverklaarde op het standpunt gesteld dat aan verdachte een beroep toekomt op noodweer-exces. Onder invloed van de angst die het rechtstreekse gevolg was van de ontstane noodweersituatie, het door de groep personen binnendringen van de woning van [getuige 5] waarbij verdachte en [getuige 5] werden geslagen, heeft verdachte de grenzen van zijn noodzakelijke verdediging overschreden. De aanval was afgeslagen, de hele groep had na het zien van het mes van verdachte de vlucht genomen en desondanks is verdachte tot enige meters over de drempel de groep achterna gegaan, waarbij hij het mes nogmaals toonde en riep dat hij hen allemaal zal vermoorden.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het beroep op noodweer-exces af te wijzen en daartoe aangevoerd dat geen sprake is geweest van een noodweer-situatie. Er was weliswaar sprake van een bedreigende situatie, gecreëerd door [slachtoffer] en de zijnen, maar de verdediging was niet noodzakelijk.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat voor het aannemen van een noodweersituatie, een voorwaarde voor een geslaagd beroep op noodweer-exces, vereist is dat sprake is van een aanranding, die ogenblikkelijk en wederrechtelijk is en gericht tegen eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed, waartegen de verdediging noodzakelijk is.
De rechtbank acht aannemelijk dat van een dergelijke situatie sprake is geweest. Na een ruzie tussen [slachtoffer] en [getuige 5] bij de voordeur van [getuige 5], zijn [slachtoffer], [getuige 4] , [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] de woning van [getuige 5] binnengedrongen , waarbij verdachte zich in eerste instantie direct achter [getuige 5] bevond in het halletje achter de voordeur en vervolgens enkele meters naar achteren richting de wc-deur werd geduwd aan de andere zijde van het halletje, recht tegenover de voordeur. , In elk geval [getuige 5] werd hierbij op haar hoofd geslagen , waarbij zij letsel aan haar hoofd heeft opgelopen , . Daarmee was sprake van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding gericht tegen andermans lijf (namelijk dat van de vriendin van verdachte). Daarbij is van belang dat de aanval van [slachtoffer] en zijn vier medestanders richting verdachte en [getuige 5] plaatsvond in een zeer kleine ruimte, het halletje direct achter de voordeur , . Dat verdachte of [getuige 5] onder die omstandigheden een concrete, reële mogelijkheid heeft gehad zich op enig moment aan de binnendringers te onttrekken, is niet gebleken. De rechtbank betrekt hierbij voorts dat de (nog jonge) kinderen van [getuige 5] zich in de woonkamer bevonden. Verdachte heeft zich derhalve tegen deze aanval mogen verdedigen.
De hierop volgende handelingen van verdachte, te weten het vanuit het portiek van de woning met zijn mes dreigen richting [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4] en het daarbij roepen ‘Ik maak jullie allemaal dood’, acht de rechtbank echter disproportioneel. [slachtoffer] en zijn vier medestanders waren, nadat verdachte in het halletje zijn mes tevoorschijn had gehaald en zij dit mes hadden gezien, immers al het halletje uit naar buiten gerend. Verdachte heeft vervolgens alsnog vanuit de portiek voor de voordeur met het mes gedreigd terwijl de noodweersituatie inmiddels was geëindigd. De grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft verdachte derhalve overschreden.
De rechtbank acht echter aannemelijk dat de grenzen van de noodzakelijke verdediging zijn overschreden als onmiddellijk gevolg van een hevige gemoedsbeweging bij verdachte, door de daaraan voorafgaande aanranding veroorzaakt. Verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij zich in het nauw gedreven voelde en ten overstaan van de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat hij het een angstige situatie vond . De rechtbank acht dat aannemelijk, gegeven de situatie dat vijf personen het kleine halletje binnendrongen en verdachte en [getuige 5] richting de achterwand met wc-deur werden geduwd en [getuige 5] daarbij werd geslagen. Daarbij komt dat de kinderen van [getuige 5] zich in de woonkamer bevonden. Naar het oordeel van de rechtbank was derhalve sprake van een situatie waarin verdachte een beroep op noodweer-exces toekomt.
Gelet op het voorgaande is verdachte voor de onder 2 bewezen geachte feiten niet strafbaar. De rechtbank zal daarom verdachte terzake van het onder 2 bewezen verklaarde ontslaan van alle rechtsvervolging.
7. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5 vermelde feiten opleveren.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C. Haverkate, voorzitter,
mr. N. Cuvelier en mr. J. van der Kluit, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 januari 2013.