RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Sector Strafrecht
Parketnummer: 15/971007-12
Uitspraakdatum: 22 januari 2013
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 januari 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Visser en van wat verdachte en haar raadsman, mr. J.W. Soeteman, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 november 2010 tot en met 22 mei 2012, althans van 29 november 2010 tot en met 7 december 2011 te Krommenie, gemeente Zaanstad en/of Schiphol-Rijk, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland in het openbaar mondeling of bij geschrift of afbeelding, tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, immers heeft verdachte op haar (algemeen toegankelijke) website genaamd www.jokekaviaar.nl en/of de (algemeen toegankelijke) website www.indymedia.nl de volgende tekst(en) geplaatst:
- "tijd voor een nieuwe generatie om op te staan en de fakkel van Rara over te nemen!" (p.28 van het proces-verbaalnummer 29-878336) en/of
- "Waar blijft de Hollandse opstand? Wie gaat er mee om de kantoren van de IND te bestormen en leeg te trekken, de archieven en computers te overgieten met benzine en door vuur te vernietigen?" (p.36 van het proces-verbaalnummer 29-878336) en/of
- "ook beweerde hij (Leers) dat de IND medewerkers zouden worden bedreigd. "Dan komen ze naar mij toe" zei hij. Goed plan voor de verandering. Het wordt tijd dat we die uitnodiging aannemen, maar dan niet om te praten. Wie gaat er mee op visite bij Leers?" (p.153 van het proces-verbaalnummer 29-825900) en/of
- "Het feit dat Neederland zich een democratie noemt, vrijwaart de natiestaat niet van zulk broodnodig ingrijpen in de macht. Niet om de macht over te nemen, maar om deze af te breken. Het zal alles niet legaal zijn, maar ach. Er is wel meer niet legaal. Voor sommigen is de illegale actie een keuze. Voor anderen het illegaal verblijf een opgelegd feit. Laat ons allen daders zijn!" (p.151 van het proces-verbaalnummer 29-825900).
2. Voorvragen
2.1 Overweging met betrekking tot de partiële nietigheid van de dagvaarding
De raadsman heeft aangevoerd dat de dagvaarding gedeeltelijk nietig dient te worden verklaard voor de onderdelen ‘mondeling’ en ‘op afbeelding’ omdat in de verdere tenlastelegging slechts schriftelijke stukken tot het verwijt blijken te horen en de onderdelen ‘mondeling’ en ‘op afbeelding’ niet nader in de tenlastelegging worden uitgewerkt.
De rechtbank is van oordeel dat dit verweer niet kan leiden tot partiële nietigheid van de dagvaarding, nu in de tenlastelegging verwezen wordt naar pagina’s van processen-verbaal waarop afbeelding(en) voorkomen. Ook zijn de onderdelen “mondeling of bij geschrift of afbeelding” alternatief ten laste gelegd zodat bij de bewezenverklaring rekening gehouden kan worden met het verweer van de raadsman.
Voorts heeft de rechtbank vastgesteld dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2 Bewijsmiddelenverweer
De raadsman heeft aangevoerd dat het proces-verbaal met nummer 29-663530, zijnde het proces-verbaal van verdenking ter zake van opruiing opgemaakt door verbalisant [verbalisant], moet worden uitgesloten van het bewijs. Er is sprake van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek. De verbalisant maakt pas op 14 maart 2011 een proces-verbaal op van onderzoekshandelingen die op 29 november 2010 en 2 december 2010 plaats vonden. Dat is in strijd met de verbaliseringsplicht van artikel 152 Wetboek van Strafvordering (Sv) op grond waarvan “ten spoedigste” proces-verbaal moet worden opgemaakt van het door de ambtenaar opgespoorde strafbare feit of van wat door hem tot opsporing is verricht of is bevonden. Hier zitten respectievelijk 106 en 103 dagen tussen het bekijken van een artikel op de website www.jokekaviaar.nl en het maken van een proces-verbaal daarover. Verdachte is in haar belangen geschaad omdat zij op grond van dit proces-verbaal is aangehouden en er bevoegdheden jegens haar zijn ingezet. Het is ook een ernstig vormverzuim want het raakt de betrouwbaarheid en daarmee de integriteit van de opsporing. Subsidiair dient het bovenstaande tot strafvermindering te leiden, aldus de raadsman.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn verweer en overweegt hieromtrent als volgt.
Indien een proces-verbaal pas geruime tijd na de te relateren verrichting of bevinding wordt opgemaakt kan die omstandigheid voor de rechter aanleiding zijn om daaraan bij de beantwoording van de bewijsvraag geen of een geringe betekenis toe te kennen. Naar het oordeel van de rechtbank is weliswaar het onderhavige proces-verbaal op een later tijdstip opgemaakt dan de tijdstippen waarop op de website van “Joke Kaviaar” door verbalisant [verbalisant] de teksten werden aangetroffen die als opruiend zouden kunnen worden beoordeeld maar dit brengt niet zonder meer met zich dat artikel 152 Sv niet is nageleefd. Er is in feite sprake van een “relaas proces-verbaal” waarin de verbalisant weergeeft hoe de verdenking ter zake van opruiing jegens verdachte is gerezen en waarin het verdere verloop van het onderzoek wordt beschreven. Uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting komt enige omstandigheid naar voren op grond waarvan aan de betrouwbaarheid van het proces-verbaal moet worden getwijfeld. De verdediging heeft naar het oordeel van de rechtbank ook niet aannemelijk gemaakt op grond waarvan, anders dan door een gering tijdsverloop, de betrouwbaarheid van het proces-verbaal zou kunnen zijn aangetast. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat de belangen van de verdachte door dit tijdsverloop zijn geschaad, nu de jegens haar uitgeoefende bevoegdheden onder verantwoordelijkheid van de officier van justitie en/of de rechter-commissaris zijn uitgeoefend en ter terechtzitting door de rechter kunnen worden gecontroleerd.
3.3 Redengevende feiten en omstandigheden[1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 29 november 2010 ziet verbalisant [verbalisant] op de openbare website www.jokekaviaar.nl een artikel met de titel 'Rara, wiens rechtsorde is het?' ondertekend door Joke Kaviaar en op 20 november 2010 door Joke Kaviaar op die website geplaatst.[2] In dit artikel wordt verwezen naar een uitzending van 'Andere Tijden' over de RaRa- groepering. Joke Kaviaar eindigt haar artikel met de woorden 'Tijd voor een nieuwe generatie om op te staan en de fakkel van Rara over te nemen!'.[3] Op 2 december 2010 ziet verbalisant wederom op de voornoemde website een artikel van de hand van Joke Kaviaar met de titel 'Waar blijft de Hollandse opstand?'.[4] In dat artikel schrijft zij voorts: 'Wie gaat er mee om de kantoren van de IND te bestormen en leeg te trekken, de archieven en computers te overgieten met benzine en door vuur te vernietigen?' Hierbij is een afbeelding geplaatst van de brand in het detentiecentrum in Vincennes, Frankrijk.[5] De verbalisant leest op 14 april 2011 op diezelfde website een artikel geschreven door Joke Kaviaar gedateerd op 8 april 2011.[6] De titel luidt: 'Leers, het vuur en de dood'. In dit stuk wordt het asielbeleid van minister Leers bekritiseerd. Verdachte schrijft daarin ondermeer 'Ook beweerde hij (minister Leers) dat IND medewerkers zouden worden bedreigd. "Dan komen ze maar naar mij toe!" zei hij. Goed plan voor de verandering. Het wordt tijd dat we die uitnodiging aannemen, maar dan niet om te praten. Wie gaat er mee op visite bij Leers?'. Bij dit artikel is een afbeelding geplaatst van minister Leers voor een groot vuur.[7] Tenslotte ziet de verbalisant op 5 augustus 2011 een artikel van de hand van Joke Kaviaar op website www.jokekaviaar.nl met de titel 'Neederland wordt schoongeveegd'.[8] Het artikel gaat over illegalen in Nederland. Ondermeer schrijft verdachte het volgende: 'Het feit dat Neederland zich een democratie noemt, vrijwaart de natiestaat niet van zulk broodnodig ingrijpen in de macht. Niet om de macht over te nemen, maar om deze af te breken. Het zal alles niet legaal zijn, maar ach. Er is wel meer niet legaal. Voor sommigen is de illegale actie een keuze. Voor anderen het illegaal verblijf een opgelegd feit. Laat ons allen daders zijn'.[9] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij Joke Kaviaar is en dat ze deze teksten heeft geschreven.[10] Voorts is uit onderzoek gebleken dat verdachte deze teksten via de door haar gebruikte computer op haar woonadres op internet heeft gezet.[11] Deze teksten op de website www.jokekaviaar.nl zijn op 7 december 2011 onbereikbaar gemaakt.[12]
3.4 Bewijsoverweging
EVRM
De raadsman heeft aangevoerd dat de artikelen die door verdachte op haar website zijn geplaatst, worden beschermd door artikel 7 van de Grondwet en door artikel 10 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), omdat deze artikelen van verdachte bijdragen aan het maatschappelijk debat en de politieke discussie omtrent het asielbeleid. Er dient derhalve vrijspraak te volgen voor het ten laste gelegde feit indien de ten laste gelegde teksten geen overtreding van artikel 131 Sr opleveren, dan wel dient ontslag van rechtsvervolging te volgen wegens niet strafbaarheid van het feit als de beperking van artikel 131 verder gaat dan noodzakelijk is in een democratische samenleving, aldus de raadsman.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn betoog en overweegt hieromtrent als volgt.
Artikel 10 EVRM beschermt de vrijheid van meningsuiting. Dit recht, zoals gegarandeerd in het eerste lid van artikel 10 EVRM, kan ingevolge het tweede lid van dat artikel worden onderworpen aan bepaalde beperkingen die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van - onder meer - het voorkomen van strafbare feiten.
In het onderhavige geval is voldaan aan het in het tweede lid van artikel 10 EVRM gestelde vereiste dat in de beperking van de vrijheid van meningsuiting is voorzien bij wet. Opruiing tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag is immers strafbaar gesteld in artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Daarnaast dient de beperking van het recht op vrije meningsuiting een van de in het tweede lid van artikel 10 EVRM opgenomen doelen, te weten het voorkomen van strafbare feiten.
Dat betekent dat de vraag nog moet worden beantwoord of de inbreuk op de vrijheid van meningsuiting, zoals neergelegd in artikel 131 Sr. noodzakelijk is in een democratische samenleving.
De rechtbank overweegt hiertoe dat, hoewel het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft bepaald dat het recht van vrijheid van meningsuiting tevens uitlatingen kan inhouden die ‘shock, offend or disturb’, verdachte met haar artikelen verder is gegaan dan dat. Verdachte heeft immers in haar teksten, zoals hieronder nader zal worden uiteengezet, niet alleen op een kritische en prikkelende wijze getracht het maatschappelijk debat of de politieke discussie over het door Nederland gevoerde asielbeleid aan te zwengelen maar verdachte heeft in dat kader opgeroepen tot het plegen van strafbare feiten teneinde de door haar gewenste doeleinden te bereiken, zodat gezien in dat licht de inbreuk op haar vrijheid van meningsuiting in een democratische samenleving noodzakelijk is.
Overtreding van artikel 131 Sr.
Opruiing 1
De raadsman heeft betoogd dat verdachte haar mening heeft gegeven naar aanleiding van een televisie-uitzending van het programma 'Andere Tijden' over de RaRa. Dit heeft zij gedaan door middel van het gebruiken van metaforen en uitdrukkingen, zoals bijvoorbeeld “de fakkel overnemen”. Daarbij heeft zij geenszins de bedoeling gehad om daadwerkelijk panden in brand te (doen) steken. Daarom kan deze tekst ook niet worden beschouwd als opruiend in de zin van artikel 131 Sr, aldus de raadsman.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn betoog en overweegt hieromtrent als volgt.
Of sprake is van opruiing hangt af van de omstandigheden van het geval. Daarbij kunnen in aanmerking worden genomen eerdere ervaringen en eerdere (gewelddadige) gebeurtenissen die grote maatschappelijke en politieke onrust hebben veroorzaakt. De rechtbank beziet de ten laste gelegde zinsnede in de context van het gehele artikel waarin verdachte voorts schrijft : 'Maar is het in de fik steken van een bedrijf dat geld verdient aan apartheid eigenlijk wel geweld? Volgens mij niet. En datzelfde geldt voor al die kapitalistische uitbuiters die door democratieën worden gesteund en gehuldigd voor hun bijdrage aan 'onze economie'. Een affikkend bedrijfspand is geen geweld, het is het begin van gerechtigheid.' Verdachte heeft dit geschreven naar aanleiding van een uitzending van 'Andere Tijden' over de RaRa. De RaRa is een actiegroep die in de jaren 80 verantwoordelijk is geweest voor brandstichtingen en aanslagen die een grote maatschappelijke en politieke onrust hebben veroorzaakt. Naar het oordeel van de rechtbank roept verdachte door aan te zetten “de fakkel van RaRa over te nemen mensen op om het werk van de RaRa voort te zetten met inbegrip van het plegen van strafbare feiten zoals het stichten van brand en het plegen van aanslagen c.q. geweld en vernieling. Gezien de context waarin deze zinsnede is geschreven naar aanleiding van de uitzending van 'Andere Tijden' over de RaRa acht de rechtbank deze zinsnede opruiend in de zin van artikel 131 Sr.
Opruiing 2
De raadsman bepleit dat de ten laste gelegde zinsnede “Waar blijft de Hollandse opstand? Wie gaat er mee om de kantoren van de IND te bestormen en leeg te trekken, de archieven en computers te overgieten met benzine en door vuur te vernietigen?” niet opruiend is, maar dat verdachte - ruim 4,5 jaar geleden - een kritisch stuk heeft geschreven over het asielbeleid. De zinsneden die in de tenlastelegging zijn opgenomen dienen in de context van het gehele artikel te worden bezien. Verdachte roept niet op om naar de IND te gaan, maar vraagt wie er mee gaat. Er wordt geen datum genoemd, geen adressen van de IND, geen tips voor een paklijst. Verdachte is zelf niet van plan om te gaan, maar vraagt met andere woorden: wie is het met mij eens?
De rechtbank volgt het pleidooi van de raadsman niet en overweegt als volgt. Verdachte roept in haar artikel op de kantoren van de IND te bestormen en leeg te trekken en de archieven en computers van deze instantie te overgieten met benzine en door vuur te vernietigen. De rechtbank kan deze zinsnede ook, of zelfs juist, geplaatst in de bredere context van het gehele artikel niet anders lezen dan als opruiing tot vernieling en tot brandstichting van bezittingen van een overheidsinstantie, te meer nu er bij dit artikel een afbeelding is geplaatst van de brand in een detentiecentrum in Vincennes, Frankrijk. De rechtbank acht deze zinsneden dan ook opruiend in de zin van artikel 131 Sr.
Opruiing 3
Ten aanzien van de ten laste gelegde zinsneden: ook beweerde hij (Leers) dat de IND medewerkers zouden worden bedreigd. “Dan komen ze maar naar mij toe” zei hij. Goed plan voor de verandering. Het wordt tijd dat we de uitnodiging aannemen maar dan niet om te praten. Wie gaat er mee op visite bij Leers?” betoogt de raadsman dat Leers mensen uitnodigt om hem te komen bedreigen (in plaats van zijn medewerkers) en dat verdachte die uitnodiging aanneemt. Ze schrijft een kritisch stuk en sluit deze af met een leus. Dit is een bekend stijlmiddel - overdrijving, spot, cynisme, wanhoop -, zodat het stuk goed bij de lezer blijft hangen. Er is derhalve geen sprake van opruiing in de zin van artikel 131 Sr, aldus de raadsman.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt ook dit betoog niet en zij overweegt hiertoe als volgt. Verdachte schrijft in het onderhavige artikel voorts: 'Moet daarover gepraat worden met minister Leers? De tijd van praten met dit soort opdrachtgevers van de georganiseerde overheidsmisdaad zou al ruimschoots voorbij moeten zijn! en 'Er valt namelijk niet te praten over de manier (waarop) mensen moeten worden gechanteerd, gecontroleerd, geïntimideerd, opgesloten en gedeporteerd. Er valt niet te praten met mensen die wetten en regels maken om marteling en moord de schijn van legitimiteit te geven, om hen te helpen de maskers op te houden.' Bij dit artikel is een afbeelding geplaatst van minister Leers voor een groot vuur. De context waarin deze tekst is geschreven, de daarbij geplaatste afbeelding en de zin 'Het wordt tijd dat we die uitnodiging aannemen, maar dan niet om te praten' roepen naar het oordeel van de rechtbank op tot het plegen van enig strafbaar feit jegens minister Leers, zodat sprake is van opruiing in de zin van artikel 131 Sr.
Opruiing 4
Ten aanzien van de ten laste gelegde tekst: “Het feit dat Nederland zich een democratie noemt, vrijwaart de natiestaat niet van zulk broodnodig ingrijpen in de macht. Niet om de macht over te nemen maar om deze af te breken. Het zal niet alles legaal zijn maar ach. Er is wel meer niet legaal. Voor sommigen is de illegale actie een keuze. Voor anderen een illegaal verblijf een opgelegd feit. Laat ons allen dader zijn.” stelt de raadsman onder meer dat de zin 'Laat ons allen daders zijn' een mooie uitsmijter is en in de context van het stuk moet worden uitgelegd. Het geeft stof tot nadenken en dat is wat verdachte beoogt.
Naar het oordeel van de rechtbank is ook hier sprake van opruiing in de zin van artikel 131 Sr gezien de context van het onderhavige artikel. Zij overweegt daartoe als volgt. Verdachte schrijft tevens in het artikel: 'Dader? Men kan dan maar beter werkelijk dader zijn, en met recht! Geen vreten? Dan stelen. Geen geld? Dan de tas van een winkelende geldbuidel in de Kalverstraat. Geen woning? Dan het pand van de speculant' en 'Menig dictator werd in de loop van de geschiedenis een kopje kleiner gemaakt en er werd gedanst om zijn lijk, gejuicht om zijn einde, gevierd de vrijheid.' Verdachte roept gezien de context op tot het plegen van strafbare feiten nu zij in haar tekst met de slotwoorden “Laat ons allen dader zijn.” dit daderschap kennelijk heeft bedoeld te koppelen aan de eerdergenoemde strafbare feiten.
De raadsman heeft nog betoogd dat de door verdachte geschreven artikelen niet hebben geleid tot het plegen ( door verdachte en/of door anderen) van strafbare feiten en dat het feit derhalve ook om die reden niet bewezen kan worden verklaard en vrijspraak dient te volgen.
De rechtbank overweegt dienaangaande dat opruiing het aanzetten tot enig strafbaar feit behelst. Het gaat derhalve alleen om de opruiingsgedraging. Daarbij is niet vereist dat de opruiing het strafbare feit daadwerkelijk bewerkstelligt. Het gevaar dat een en ander zal kunnen plaatsvinden volstaat. Enig resultaat van de opruiing is dan ook niet vereist om het feit bewezen te achten.
De raadsman heeft tenslotte een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. In soortgelijke zaken van opruiing, waarvan door de raadsman enkele gevallen zijn aangegeven, is niet overgegaan tot vervolging van die personen waardoor gelijke gevallen ongelijk worden behandeld.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Van schending van het gelijkheidsbeginsel is slechts sprake bij een bestendig patroon van beslissen in een groot aantal vergelijkbare gevallen. Daarvan is hier naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Dat andere personen zich naar de mening van de verdediging wellicht evenzeer hebben schuldig gemaakt aan het schrijven van opruiende teksten rechtvaardigt het handelen van verdachte evenmin.
3.5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
zij op tijdstippen in de periode van 29 november 2010 tot en met 7 december 2011 te Krommenie, gemeente Zaanstad, in het openbaar bij geschrift of afbeelding, tot enig strafbaar feit heeft opgeruid, immers heeft verdachte op haar algemeen toegankelijke website genaamd www.jokekaviaar.nl de volgende teksten geplaatst:
- "tijd voor een nieuwe generatie om op te staan en de fakkel van Rara over te nemen!" (p. 28 van het proces-verbaalnummer 29-878336) en
- "Waar blijft de Hollandse opstand? Wie gaat er mee om de kantoren van de IND te bestormen en leeg te trekken, de archieven en computers te overgieten met benzine en door vuur te vernietigen?" (p. 36 van het proces-verbaalnummer 29-878336) en
- "ook beweerde hij (Leers) dat de IND medewerkers zouden worden bedreigd. "Dan komen ze naar mij toe" zei hij. Goed plan voor de verandering. Het wordt tijd dat we die uitnodiging aannemen, maar dan niet om te praten. Wie gaat er mee op visite bij Leers?" (p. 153 van het proces-verbaalnummer 29-825900) en
- "Het feit dat Neederland zich een democratie noemt, vrijwaart de natiestaat niet van zulk broodnodig ingrijpen in de macht. Niet om de macht over te nemen, maar om deze af te breken. Het zal alles niet legaal zijn, maar ach. Er is wel meer niet legaal. Voor sommigen is de illegale actie een keuze. Voor anderen het illegaal verblijf een opgelegd feit. Laat ons allen daders zijn!" (p. 151 van het proces-verbaalnummer 29-825900).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.6 Strafmaatverweer
De verdediging heeft bepleit dat de aanhouding, de inverzekeringstelling en de doorzoeking onrechtmatig zijn, nu deze op grond van artikel 131 lid 2 en 132 lid 2 Sr hebben plaats gevonden en het Openbaar Ministerie artikel 131 lid 1 Sr aan verdachte ten laste heeft gelegd. Dit moet leiden tot strafvermindering.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn pleidooi en overweegt hieromtrent als volgt. Het Openbaar Ministerie is - gelet op het opportuniteitsbeginsel - niet verplicht zijn tenlastelegging af te stemmen op de zwaardere variant waaronder een concrete gedraging strafbaar is gesteld. Het feit dat de aanhouding, de inverzekeringstelling en de doorzoeking op grond van de artikelen 131, lid 2 en artikel 132, lid 2 Sr. hebben plaats gevonden maakt deze niet onrechtmatig nu het Openbaar Ministerie heeft besloten om verdachte voor de lichtere variant te vervolgen.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
het in het openbaar bij geschrift of afbeelding opruien tot enig strafbaar feit, meermalen gepleegd.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het feit niet strafbaar is nu er geen dringende maatschappelijke noodzaak bestond in de zin van artikel 10 EVRM om het recht op vrije meningsuiting te beperken. Tevens is er bij de teksten van verdachte sprake van politieke satire, sarcastische toonzetting en overdrijving waardoor er ook om die reden minder snel moet worden aangenomen dat er sprake is van een in een democratische samenleving noodzakelijke beperking van de vrijheid van meningsuiting.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn betoog. Zij verwijst met betrekking tot haar oordeel omtrent de beperkingen ten aanzien van de vrijheid van meningsuiting die in een democratische samenleving in het belang van de voorkoming van strafbare feiten noodzakelijk zijn naar het hierboven onder het kopje EVRM overwogene.
Ten aanzien van het overigens aangevoerde overweegt de rechtbank nog als volgt.
De door verdachte geschreven artikelen bevatten voor de objectieve lezer niet de stijlfiguren van politieke satire, sarcastische toonzetting en overdrijving. Deze artikelen kunnen, meer in het algemeen, in redelijkheid niet worden opgevat als politieke satire. Zij zijn evenmin sarcastisch omdat elke vorm van humor of relativeringsvermogen ontbreekt en het agressieve element sterk overheerst. Door het telkens ontbreken van elke vorm van humor of relativeringsvermogen kan de objectieve lezer deze teksten niet anders begrijpen dan dat opsteller, verdachte, serieus, met kracht (en bij herhaling) actief oproept tot het plegen van strafbare feiten.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
6.2 Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich in de periode van 29 november 2010 tot en met 7 december 2011 schuldig gemaakt aan opruiing. Zij heeft op een openbare website artikelen geplaatst waarin zij mensen ophitst om strafbare feiten te plegen. Door haar handelen heeft verdachte gezorgd voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Bovendien heeft verdachte zich in het verleden meermalen schuldig gemaakt aan een feit waarbij de openbare orde in het geding was. De rechtbank neemt dit ten nadele van verdachte mee in haar oordeel.
Naar het oordeel van de rechtbank is echter gezien de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd een kortere vrijheidsbenemende straf meer passend en geboden dan de straf die de officier van justitie heeft gevorderd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 57, 131 van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4 vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Daalmeijer, voorzitter,
mr. G.D. de Jong en mr. E.A. Minderhoud, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.W. van der Hoek,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 januari 2013.
Mr. E.A. Minderhoud is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen
Voetnoten:
[1] De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
[2] Proces-verbaal van onderzoek en verdenking ex artikel 27 Sv. d.d. 14 maart 2011, dossierpagina 12.
[3] Proces-verbaal met proces-verbaalnummer 29-878336, dossierpagina 30.
[4] Proces-verbaal van onderzoek en verdenking ex artikel 27 Sv. d.d. 14 maart 2011, dossierpagina 16.
[5] Proces-verbaal met proces-verbaalnummer 29-878336, dossierpagina 38.
[6] Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 april 2011, dossierpagina 160.
[7] Proces-verbaal met proces-verbaalnummer 29-808905, dossierpagina 151-153.
[8] Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 augustus 2011, dossierpagina144.
[9] Proces-verbaal met proces-verbaalnummer 29-808905, dossierpagina 151.
[10] Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 8 januari 2013.
[11] Proces-verbaal onderzoek data K.01.01.001 d.d. 26 oktober 2011, p. 178-180 jo. proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 september 2011, p. 206.
[12] Proces-verbaal aanvullend d.d. 22 mei 2012 (los opgenomen in het strafdossier).