ECLI:NL:RBNHO:2013:BY8164

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/740535-12
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord door het plaatsen van een scherfhandgranaat onder een auto

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 januari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot moord en andere strafbare feiten. De verdachte heeft op 24 april 2012 een scherfhandgranaat onder de auto van het slachtoffer [slachtoffer 1] bevestigd, met de intentie om deze te laten ontploffen. De explosie vond plaats toen het slachtoffer in de auto stapte, maar hij overleefde de aanslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was, waaronder een DNA-match tussen het aangetroffen DNA op het ijzerdraad van de granaat en het DNA van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorbedachten rade handelde, gezien zijn eerdere conflicten met het slachtoffer en zijn kennis van explosieven. De verdachte werd ook beschuldigd van het opzettelijk vernielen van meerdere voertuigen en het voorhanden hebben van verboden wapens. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan alle ten laste gelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5]. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en de rechtsorde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740535-12
Uitspraakdatum: 3 januari 2013
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 december 2012 in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
thans gedetineerd [detentieadres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M.H.G. Peters en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M. van Dam, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 24 april 2012 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een scherfhandgranaat onder de bodemplaat van de auto (Citroën Jumpy, kenteken [kenteken]) van die [slachtoffer 1] heeft bevestigd en/of (vervolgens) op scherp heeft gezet (zodanig dat die scherfhandgranaat bij het wegrijden tot ontploffing zou komen) tengevolge waarvan een ontploffing is ontstaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Feit 2:
hij op of omstreeks 24 april 2012 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, opzettelijk en wederrechtelijk vier auto's, althans een of meer auto's, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (respectieveljk) [slachtoffer 2 BV] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, telkens) heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers
heeft hij, verdachte, een scherfhandgranaat onder de bodemplaat van de auto (Citroën Jumpy, kenteken [kenteken]) van [slachtoffer 2 BV] heeft bevestigd en/of (vervolgens) op scherp heeft gezet (zodanig dat die scherfhandgranaat bij het wegrijden tot ontploffing zou komen) tengevolge waarvan een ontploffing is ontstaan,en welke ontploffing:
- aan de auto (merk Citroën Jumpy) van [slachtoffer 2 BV] (onder meer) een (lekke) band(en) en/of een of meer kapotte ruiten en/of een geperforeerde dorpel en/of een geperforeerde bodemplaat en/of een kapotte deur heeft toegebracht en/of
- aan de auto (merk Skoda) van [slachtoffer 3] (lichte) lakschade en een lekke band heeft toegebracht en/of
- aan de auto van [slachtoffer 4] (merk Honda) (onder meer) een kapotte ruit en/of een perforatie in het (linker)portier en/of schade aan de lak heeft
toegebracht en/of
- aan de auto (merk Toyota) van [slachtoffer 5] (onder meer) een kapotte band en/of schade aan de lak/ het plaatwerk heeft toegebracht.
Feit 3:
hij op of omstreeks 10 september 2012 te Zaandijk, gemeente Zaanstad, een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (merk Ruger, kaliber.22 LR), en/of munitie van categorie III, te weten 17 randvuurpatronen(kaliber.22 LR) en/of 7 centraal vuurpatronen (kaliber .38 special), voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Feit 4:
hij op of omstreeks 10 september 2012 te Zaandijk, gemeente Zaanstad, (een) wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten een handwapen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, niet zijnde een medisch hulpmiddel, voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Feit 5:
hij op of omstreeks 10 september 2012 te Zaandijk, gemeente Zaanstad, een
wapen van categorie I onder 7°, te weten een veerdrukpistool, zijnde een
voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis
vertoonde met een vuurwapen en/of met een voor ontploffing bestemde voorwerp
voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft - kort samengevat - ten aanzien van de feiten 1 en 2 aangevoerd dat er een DNA-match is tussen het aangetroffen DNA op het ijzerdraad verbonden aan de scherfgranaat en het DNA-profiel van verdachte. Het DNA spoor is dader gerelateerd. Er is voldoende redengevend steunbewijs. Verdachte heeft geen alibi, maar wel een motief. Verdachte had al ruzie met [slachtoffer 1] en heeft kennis van het gebruik van een handgranaat. Voor verdachte zal het, gelet op de verboden wapens die bij hem in de woning zijn aangetroffen en zijn lidmaatschap van de Hell’s Angels, niet onmogelijk zijn om in het bezit van een handgranaat te komen. Daar komt bij dat uit onderzoek is gebleken dat verdachte na het incident op zijn laptop heeft gezocht op ‘Mosakker’ en beelden van het incident. Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten 3, 4 en 5 heeft de officier van justitie erop gewezen dat verdachte deze heeft bekend.
3.2 Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft ten aanzien van de ten laste gelegde feiten poging moord en het opzettelijk vernielen van goederen vrijspraak betoogd wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De raadsman heeft daartoe - zoals verwoord in zijn pleitnota -kort gezegd aangevoerd, dat verdachte ontkent de scherfhandgranaat onder de auto van het slachtoffer te hebben bevestigd en deze op scherp te hebben gezet. Uit de dossierstukken kan dit volgens de raadsman ook niet worden afgeleid. Het enige bewijs is het DNA-materiaal op het ijzerdraadje, zijnde een verplaatsbaar goed. Ander redengevend steunbewijs ontbreekt en niemand heeft verdachte op de plaatsdelict gezien. Er zijn alternatieve scenario’s die kunnen verklaren hoe het DNA-materiaal van verdachte op het ijzerdraad is terecht gekomen. Zo is het mogelijk dat [slachtoffer 1], of een ander, in de schuur van verdachte is geweest en daar het ijzerdraad heeft weggenomen. Daarnaast is het mogelijk dat het DNA van verdachte op een eerder moment op het ijzerdraad is terechtgekomen. Voorts ontbreekt een motief. Hetgeen de officier van justitie aanvoert berust enkel op vooronderstellingen. Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van feit 1 ontslag van alle rechtsvervolging bepleit, omdat de ontploffing van de scherfhandgranaat niet tot dodelijk letsel kan leiden. Ten aanzien van de feiten 3, 4 en 5 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3 Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van de feiten 1 en 2[1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
In de ochtend van 24 april 2012 heeft een explosie plaatsgevonden van een handgranaat bevestigd onder een blauwe bestelauto, merk Citroën Jumpy, met kenteken [kenteken], op de Mosakker te Koog aan de Zaan. Het slachtoffer [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) is op 24 april 2012 omstreeks 06.30 uur in de blauwe bestelauto gestapt. Nadat hij twee meter had gereden hoorde hij ineens een harde knal. [Slachtoffer 1] is uitgestapt. Hij zag dat er aan de onderkant van de auto diesel weg stroomde en dat er veel schade was. Ook voelde hij pijn aan zijn linkerkuit, die rood was. [Slachtoffer 1] verklaarde tegenover de politie dat [verdachte] (hierna: verdachte) de dader zou kunnen zijn.[2]
Door de politie is een onderzoek ingesteld op de plaatsdelict, zijnde de parkeerplaats op de openbare weg Mosakker te Koog aan de Zaan, ter hoogte van perceel Mosakker [nummer].[3] Daaruit is gebleken dat de Citroën Jumpy lekke banden had, een verbrijzelde ruit van het rechter voorportier, een geperforeerde dorpel en bodemplaat en een kapotte deur. Ook bleek dat achter de auto, op een afstand van 118 centimeter vanaf de trekhaak, zich in de grond een haak bevond.[4] De haak was voorzien van een schroefdraad en in een voeg van de straatklinkers vastgedraaid. Om de haak was ijzerdraad gewikkeld. Aan de uiteinden van het ijzerdraad bevonden zich respectievelijk een koperkleurige ring en een ring met daaraan een pin. De haak, met daaraan het ijzerdraad en de ringen,is veiliggesteld en ingezonden naar het Nederlands Forensisch Institiuut (hierna: NFI) ten behoeve van nader forensisch onderzoek (AADD6437NL). Ook de paperclip die in de directe omgeving van de haak lag werd veiliggesteld en ingezonden (AADD6417NL).[5]
De politie is hierna de in de omgeving van de Citroën Jumpy staande voertuigen gaan onderzoeken, waarbij werd vastgesteld dat alle in de directe omgeving staande auto’s waren beschadigd. De beschadigingen waren vrijwel zeker veroorzaakt door rondvliegende metaaldelen. De zwarte Skoda Octavia, met kenteken [kenteken 2], had lichte lakschade en een lekke voorband. De rode Toyota Avensis, met kenteken [kenteken 3], had lak- en plaatwerkschade aan de linkerzijkant en de linkervoorband was lek. De zwarte Honda HR-V, met kenteken [kenteken 4], had lak- en plaatwerkschade, onder andere een perforatie in het linkervoorportier. De ruit aan de linkerachterzijde was stuk.[6] Door of namens de eigenaren van deze auto’s is aangifte gedaan van vernielingen van/aan de auto.[7]
Uit onderzoek van het NFI bleek dat op het ingezonden spoor AADD6437NL celmateriaal is aangetroffen op basis waarvan een DNA profiel is gegenereerd. Tot 31 mei 2012 werd geen match gevonden met andere DNA-profielen.[8]
Op basis van het sporenonderzoek en de door het NFI gedane bevindingen kan worden vastgesteld dat de explosie en de beschadiging van de Citroën Jumpy is veroorzaakt door een scherfhandgranaat. Nadat [slachtoffer 1] in de auto is gaan rijden, is de draad gespannen en de pin (beveiliging) uit de granaat getrokken, waarna de beugel vrij kwam en de granaat tot ontploffing is gekomen.[9] Doordat de handgranaat zich ten tijde van de explosie direct onder een chassisbalk van de auto bevond, is de explosieve kracht en de scherfwerking van de granaat verticaal omhoog, deels opgevangen door het chassis van de auto. Volgens het NFI kan het teweegbrengen van een explosie onder een auto met een dergelijk explosief ernstig letsel dan wel de dood ten gevolge hebben voor de inzittenden van de auto alsook voor personen in de omgeving, tot op een afstand van enkele tientallen meters.[10]
Door de politie is vervolgens DNA-materiaal afgenomen bij verdachte. Uit de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek is door het NFI geconcludeerd dat het DNA-profiel van verdachte matcht met het celmateriaal dat werd aangetroffen op het ijzerdraad. De kans dat een willekeurig gekozen persoon hetzelfde DNA-profiel heeft is kleiner dan één op één miljard. [11] Verdachte is hierna aangehouden.
Gebleken is dat verdachte van september 2008 tot juni 2010 een geheime relatie heeft gehad met de vriendin van [slachtoffer 1], die door verdachte op 24 juni 2010 aan [slachtoffer 1] bekend is gemaakt.[12] Daarna is er tussen [slachtoffer 1] en verdachte onenigheid ontstaan[13] en heeft [slachtoffer 1] meermalen de ruiten van de woning van verdachte ingegooid, laatstelijk in het weekend voorafgaand aan het incident, waarbij voor verdachte vast stond dat [slachtoffer 1] dit telkens had gedaan,[14]
Verdachte heeft verklaard dat hij in het verleden twee jaar bij de commando’s heeft gediend, en vier jaar bij de mariniers heeft gezeten. Verdachte is lid van de Hell’s Angels, chapter Haarlem, en vervult binnen die organisatie de functie van ‘Sergeant of Arms’. [15]
De politie heeft in de woning van verdachte diverse verboden wapens aangetroffen.[16] Ook is onderzoek gedaan in de voor- en achtertuin van het perceel, omdat verdachte verklaarde dat het gebruikte ijzerdraad mogelijk afkomstig was van in zijn tuin opgebonden planten of struiken. Uit onderzoek blijkt dat de daar aanwezige klimplanten niet met ijzerdraad waren bevestigd.[17] In de garage van verdachte werd een rol verzinkt binddraad aangetroffen. Het aangetroffen binddraad op de Mosakker had een diameter van ongeveer 1 millimeter en was niet geoxideerd. De rol binddraad (hierna verder te noemen: ijzerdraad) in de schuur van verdachte had eenzelfde diameter en was weinig geoxideerd.[18]
3.4 Bewijsoverweging
Naar het oordeel van de rechtbank is het aantreffen van DNA van verdachte op het ijzerdraad waarmee de scherfhandgranaat aan de haak in de grond was bevestigd, een duidelijk daderspoor. Een alternatief scenario voor het aantreffen van dit DNA van verdachte op de plaatsdelict is in het onderhavige geval op geen enkele wijze aannemelijk geworden. In het dossier bevinden zich geen aanwijzingen dat een ander dan verdachte betrokken is geweest bij het incident. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij wist dat [slachtoffer 1] in een blauwe bus reed en dat hij wist waar [slachtoffer 1] woont. Gelet op voornoemd daderspoor, alsmede het feit dat dit spoor op het bevestigende onderdeel tussen de scherfhandgranaat en de haak in de grond is aangetroffen, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte degene is geweest die de scherfhandgranaat onder de auto heeft geplaatst en op scherp heeft gezet, waardoor de granaat bevestigd onder de auto, bij het wegrijden tot ontploffing is gekomen. Dat verdachte niet door getuigen op de plaatsdelict is gezien, staat aan een bewezenverklaring niet in de weg. Hoewel door de ontkenning van verdachte de rechtbank geen duidelijk beeld heeft kunnen vormen van het motief dat verdachte tot deze daad heeft geleid, zou als zodanig wel in aanmerking kunnen komen de - door de affaire tussen verdachte en de vriendin van [slachtoffer 1] – ontstane spanningen tussen verdachte en [slachtoffer 1]. De rechtbank wijst daarbij op de kopstoot die [slachtoffer 1] in oktober 2011 op een terras aan verdachte heeft uitgedeeld en het tot driemaal toe ingooien van een ruit van de woning van verdachte, de laatste keer twee dagen voor de aanslag. Hoewel verdachte wist wie de dader daarvan was kon hij dat – vanwege de geheime relatie die hij met de vriendin van [slachtoffer 1] had gehad - niet met zijn echtgenote (en de politie, nadat aangifte daarvan was gedaan) bespreken.
Door verdachte zijn kennis van explosieven en het feit dat onder hem verboden wapens zijn aangetroffen, voelt de rechtbank zich gesterkt in haar overtuiging. Hieruit leidt de rechtbank namelijk af dat verdachte in staat moet worden geacht een scherfhandgranaat te verwerven en deze ook daadwerkelijk te bevestigen en op scherp te zetten.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, door de scherfhandgranaat onder de auto te plaatsen en deze op scherp te zetten - zodanig dat die scherfhandgranaat bij het wegrijden tot ontploffing zou komen -. willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer [slachtoffer 1] als gevolg hiervan zou overlijden.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, kan het ontploffen van een scherfhandgranaat op deze wijze wel degelijk de dood ten gevolge hebben, zoals ook blijkt uit het rapport van het NFI, waarin staat dat de explosieve kracht en de scherfwerking verticale omhoog door de plaatsing onder de chassisbalk deels is verminderd.
De rechtbank is voorts van oordeel dat sprake is van voorbedachte raad. Immers verdachte is, doelbewust naar de auto van het slachtoffer [slachtoffer 1] gegaan, heeft daar de scherfhandgranaat onder de auto bevestigd en op scherp gezet. Vervolgens is verdachte naar zijn eigen woning teruggekeerd en heeft gewacht totdat de granaat onder de auto bij het wegrijden tot ontploffing zou komen. Verdachte heeft aldus ruim de tijd en gelegenheid gehad om zich te beraden op zijn daad en hier alsnog van af te zien. Dit heeft hij evenwel niet gedaan, waardoor de handgranaat tot ontploffing is gekomen onder de auto met daarin het slachtoffer [slachtoffer 1]. Derhalve acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot moord.
3.5 Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van de feiten 3, 4 en 5
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor door de politie
d.d. 11 september 2012, waarin opgenomen de bekennende verklaring van verdachte (dossierpagina’s 29-31, dossiermap 1, zaaksdossier 2);
- het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van doorzoeking
d.d. 12 september 2012 (dossierpagina’s 12-17, dossiermap 1, zaaksdossier 2);
- het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van technisch onderzoek wapens & munitie d.d. 14 september 2012 (dossierpagina’s 18-22, dossiermap 1, zaaksdossier 2);
- het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek wapen
d.d. 20 september 2012 (dossierpagina 23, dossiermap 1, zaaksdossier 2).
3.6 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:
hij op 24 april 2012 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een scherfhandgranaat onder de bodemplaat van de auto (Citroën Jumpy, kenteken [kenteken]) van die [slachtoffer 1] heeft bevestigd en op scherp heeft gezet zodanig dat die scherfhandgranaat bij het wegrijden tot ontploffing zou komen tengevolge waarvan een ontploffing is ontstaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Feit 2:
hij op 24 april 2012 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, opzettelijk en wederrechtelijk vier auto's, geheel of ten dele toebehorende aan respectievelijk [slachtoffer 2 BV] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5], heeft vernield en beschadigd en onbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, een scherfhandgranaat onder de bodemplaat van de auto (Citroën Jumpy, kenteken [kenteken]) van [slachtoffer 2 BV] bevestigd en op scherp gezet zodanig dat die scherfhandgranaat bij
het wegrijden tot ontploffing zou komen tengevolge waarvan een ontploffing is
ontstaan, en welke ontploffing:
- aan de auto (merk Citroën Jumpy) van [slachtoffer 2 BV] (onder meer) lekke banden en een kapotte ruit en een geperforeerde dorpel en een geperforeerde bodemplaat en een kapotte deur heeft toegebracht en
- aan de auto (merk Skoda) van [slachtoffer 3] (lichte) lakschade
en een lekke band heeft toegebracht en
- aan de auto van [slachtoffer 4] (merk Honda) (onder meer) een kapotte ruit en een perforatie in het linkerportier en schade aan de lak heeft toegebracht en
- aan de auto (merk Toyota) van [slachtoffer 5] (onder meer) een kapotte band en schade aan de lak/het plaatwerk heeft toegebracht.
Feit 3:
hij op 10 september 2012 te Zaandijk, gemeente Zaanstad, een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Ruger, kaliber.22 LR), en munitie van categorie III, te weten 17 randvuurpatronen (kaliber .22 LR) en 7 centraalvuurpatronen (kaliber .38 special), voorhanden heeft gehad.
Feit 4:
hij op 10 september 2012 te Zaandijk, gemeente Zaanstad, een wapen van categorie II onder 5°, te weten een handwapen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, niet zijnde een medisch hulpmiddel, voorhanden heeft gehad.
Feit 5:
hij op 10 september 2012 te Zaandijk, gemeente Zaanstad, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een veerdrukpistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen en/of met een voor ontploffing bestemde voorwerp voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
poging tot moord.
feit 2
in eendaadse samenloop met feit 1: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een andere toebehoort, vernielen.
feiten 3 en 4
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie.
feit 5
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien (10) jaren.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij Nieuwenhuis heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie gevorderd dat het materiële deel van de vordering wordt toegewezen tot een bedrag ter hoogte van € 486,96. Ten aanzien van het immateriële deel heeft de officier van justitie gevorderd dat een voorschot ter hoogte van € 10.000 wordt toegekend, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient te vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
6.2 Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een vijftal ernstige feiten, waaronder het zeer ernstige feit poging tot moord op slachtoffer [slachtoffer 1]. Verdachte heeft het misdrijf gepland en voorbereid. Verdachte is naar de auto van het slachtoffer gegaan, heeft onder die auto een scherfhandgranaat bevestigd en op scherp gezet. Daarna is verdachte vertrokken en heeft hij rustig afgewacht totdat de granaat onder de auto, met daarin het slachtoffer [slachtoffer 1], tot ontploffing kwam. Verdachte wilde aldus het slachtoffer [slachtoffer 1] op brute wijze van het leven beroven. De kans dat het slachtoffer [slachtoffer 1] zou overlijden was groot. Daar komt bij dat ook voorbijgangers ten tijde van de ontploffing een groot risico op zwaar lichamelijk letsel dan wel de dood liepen. Dat het misdrijf niet is voltooid, lijkt enkel te danken te zijn aan externe omstandigheden, zoals de chassisbalk die ernstigere schade heeft voorkomen. Niet alleen het slachtoffer is - zoals onder meer naar voren komt uit de schriftelijke slachtofferverklaring - door dit feit in zijn lichamelijke en psychische integriteit geraakt, een dergelijk feit schokt bovendien ook de rechtsorde zeer en brengt een sterke angst en gevoelens van onveiligheid teweeg. Bij het beoordelen van de strafmaat heeft de rechtbank ten voordele van verdachte rekening gehouden met het feit dat verdachte niet eerder wegens soortgelijke delicten met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur dient te worden opgelegd. De rechtbank ziet in de omstandigheid dat de gevolgen van de explosie relatief beperkt zijn gebleven, ondanks dat dit niet aan het handelen van verdachte te danken is geweest, aanleiding ten gunste van verdachte af te wijken van de straf zoals door de officier van justitie is gevorderd.
7. Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 921,71 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit schade aan de personenauto Toyota Avensis met het kenteken [kenteken 3].
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit de onder 3.6 bewezen verklaarde feiten. De vordering zal dan ook worden toegewezen. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 104.966,90 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit de kosten voor een nieuw hoortoestel, acupunctuur van zijn partner, het mislopen van inkomsten uit werk, de kosten voor treinkaartjes, het opnemen van vrije dagen en een nog aan te schaffen camera-alarmsysteem.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 486,96 rechtstreeks voortvloeit uit de onder 3.6 bewezen verklaarde feiten. De rechtbank overweegt voorts dat op grond van de thans beschikbare gegevens, de rechtbank de schade niet kan begroten op meer dan het thans toewijsbare bedrag van € 10.000.
De behandeling van het resterende gedeelte van de vordering van de benadeelde partij is levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering niet-ontvankelijk is. Desgewenst kan de benadeelde partij dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van het bewezen verklaarde aanleiding ter zake van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1] de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 36f, 45, 289, 350 van het Wetboek van Strafrecht;
13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
12. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.6 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde feiten opleveren.
Verklaart deze feiten strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht (8) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 5] geleden materiële schade tot een bedrag van € 921,71, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 5], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 5] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 921,71, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 18 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden materiële schade tot een bedrag van € 486,96 en wijst toe - bij wijze van voorschot - de vordering tot vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 10.000,- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 10.486,96, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 87 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C.M. Rutten, voorzitter,
mr. H.A.M. Röell-Mulder en mr. D. Gruijters, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier M.M. Kuipers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 januari 2013.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen
Voetnoten:
[1] De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
[2] Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 24 april 2012, dossierpagina 38 (dossiermap 2).
[3] Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 april 2012, dossierpagina 97 (dossiermap 2).
[4] Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 30 juli 2012, dossierpagina 126 (dossiermap 2).
[5] Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 30 juli 2012, dossierpagina 127 (dossiermap 2).
[6] Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 30 juli 2012, dossierpagina 127 (dossiermap 2).
[7] Proces-verbaal van aangifte [aangever 1] d.d. 9 mei 2012, dossierpagina’s 67-84 (dossiermap 2); proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] d.d. 24 april 2012, dossierpagina’s 85-86 (dossiermap 2); proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] d.d. 24 april 2012, dossierpagina’s 87-88 (dossiermap 2); proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] d.d. 24 april 2012, dossierpagina’s 90-96 (dossiermap 2).
[8] Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 30 juli 2012, dossierpagina 129 (dossiermap 2); schriftelijk bescheid, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek, d.d. 31 mei 2012, dossierpagina’s 148-150 (dossiermap 2).
[9] Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 30 juli 2012, dossierpagina 130 (dossiermap 2).
[10] Schriftelijk bescheid, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek, d.d. 31 mei 2012, dossierpagina’s 148-150 (dossiermap 2); schriftelijk bescheid, te weten een gecorrigeerd rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, Explosievenonderzoek naar aanleiding van een explosie, d.d. 24 juli 2012, dossierpagina’s 151-165 (dossiermap 2).
[11] Schriftelijk bescheid, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, Vergelijkend DNA-onderzoek, d.d. 28 augustus 2012, dossierpagina’s 166-168 (dossiermap 2).
[12] Proces-verbaal van onderzoek data uit gsm d.d. 5 oktober 2012, dossierpagina’s 241-247 (dossiermap 2).
[13] Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 24 april 2012, dossierpagina’s 38-44 (dossiermap 2).
[14] Proces-verbaal onderzoek van een mogelijk motief aanslag door [verdachte] d.d. 15 mei 2012, dossierpagina’s 110-114 (dossiermap 2); proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 juni 2012, dossierpagina 52 (dossiermap 2).
[15] Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting.
[16] Proces-verbaal van doorzoeking d.d. 12 september 2012, dossierpagina’s 12-17, dossiermap 1, zaaksdossier 2
[17] Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 september 2012, dossierpagina’s 179-187 (dossiermap 2).
[18] Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 oktober 2012, dossierpagina 234 (dossiermap 2).