ECLI:NL:RBNHO:2013:9987

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 oktober 2013
Publicatiedatum
25 oktober 2013
Zaaknummer
AWB-12_541
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtspositie van eiseres na oplegging van lasten onder dwangsom

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 24 oktober 2013, staat de rechtspositie van eiseres centraal na de oplegging van lasten onder dwangsom door het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland. Eiseres, een besloten vennootschap, had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin het bezwaar tegen de opgelegde lasten ongegrond werd verklaard. De rechtbank beoordeelt of de brief van verweerder van 4 augustus 2011, waarin gedragingen werden genoemd die in strijd zijn met de lasten, kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank concludeert dat de brief van verweerder geen wijziging in de rechtspositie van eiseres teweegbrengt en niet gericht is op enig zelfstandig rechtsgevolg. Hierdoor is de brief niet aan te merken als een besluit en is het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en verklaart het beroep gegrond. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 944,- worden vastgesteld. De rechtbank bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit, waardoor verweerder niet opnieuw hoeft te beslissen op het bezwaar van eiseres.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: ALK 12/541

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 oktober 2013 in de zaak tussen

de besloten vennootschap[naam 1], te[woonplaats], eiseres

(gemachtigden: mr. M.W. Rijkhold Meesters en mr. A.H. Gaastra),
en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland, verweerder.

Procesverloop

Bij brief van 4 augustus 2011 heeft verweerder eiseres bericht dat op 1 augustus 2011 in de inrichting gedragingen zijn geconstateerd die in strijd zijn met een tweetal aan eiseres opgelegde lasten onder dwangsom.
Bij besluit, verzonden 19 januari 2012 (het bestreden besluit), heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2013. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 2], [naam 3] en haar gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Speekenbrink, [naam 4] en [naam 5].
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Overwegingen

1.
De rechtbank dient ambtshalve te beoordelen of verweerders brief van 4 augustus 2011 een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.1
In de brief van 4 augustus 2011 noemt verweerder gedragingen die volgens hem in strijd zijn met twee eerder aan eiseres opgelegde onherroepelijke lasten onder dwangsom. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat voor deze gedragingen geen dwangsommen zijn verbeurd. Er zijn bij deze brief ook geen verbeurde dwangsommen ingevorderd.
2.2
De brief van 4 augustus 2011 brengt, nu eiseres daarin enkel is geïnformeerd over gedragingen die volgens verweerder in strijd zijn met aan haar opgelegde lasten, geen wijziging in de rechtspositie van eiseres. De brief is ook overigens niet gericht op enig zelfstandig rechtsgevolg en is dan ook niet aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid van de Awb. De brief is dus niet vatbaar voor bezwaar. Verweerder had het bezwaar van eiseres daarom niet-ontvankelijk moeten verklaren. Nu verweerder dit niet heeft gedaan, is het bestreden besluit genomen in strijd met artikel 7:1, in samenhang met artikel 8:1, van de Awb.
3.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding om zelf een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres en dit alsnog niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Dit betekent dat verweerder niet opnieuw hoeft te beslissen op het bezwaar.
4.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 944,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 472,- en een wegingsfactor 1).
Daarnaast dient verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar tegen verweerders brief van 4 augustus 2011 niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 310,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 944,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Lauryssen, voorzitter, en mr. M. Kraefft en mr. drs. B. Veenman, leden, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2013.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.