ECLI:NL:RBNHO:2013:9819

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 januari 2013
Publicatiedatum
22 oktober 2013
Zaaknummer
C/15/196608 / FA RK 12-3392
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 januari 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen de ouders van de minderjarige [minderjarige]. De vader verzocht de rechtbank om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij hem te bepalen en de moeder te verplichten om met [minderjarige] niet te verhuizen naar [woonplaats]. De moeder had echter al plannen gemaakt om te verhuizen naar [woonplaats] om daar samen te wonen met haar nieuwe partner. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag over [minderjarige] uitoefenen, maar dat de hoofdverblijfplaats van het kind bij de moeder ligt. De vader heeft verweer gevoerd tegen de verhuizing en stelde dat hij nooit toestemming had gegeven voor deze verhuizing. De rechtbank heeft de belangen van het kind als uitgangspunt genomen en alle omstandigheden van het geval in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de moeder naar [woonplaats] mag verhuizen, omdat het contact tussen de vader en [minderjarige] niet onaanvaardbaar zal veranderen, maar anders ingedeeld zal worden. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader afgewezen en de moeder vervangende toestemming verleend om met [minderjarige] te verhuizen. Tevens is de toedeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld, waarbij de moeder verantwoordelijk is voor het brengen en halen van [minderjarige]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Familie & Jeugd
omgang
zaak-/rekestnr.: C/15/196608 / FA RK 12-3392
beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 30 januari 2013
in de zaak van:
[de vader],
wonende te[woonplaats],
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. H.L.J.M. Kersten, kantoorhoudende te Zwolle,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. T.A. Bruins, kantoorhoudende te Haarlem.

1.Procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de vader, ingekomen op 8 oktober 2012;
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 15 november 2012;
- de brief van de advocaat van de vader van 11 oktober 2012;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de vader van 15 november 2012.
1.2
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 17 december 2012 in aanwezigheid van partijen, de vader bijgestaan door mr. Kersten en de moeder door mr. Bruins. Ter zitting is gebleken dat de standpunten van partijen haaks op elkaar (blijven) staan en dat zij niet tot een vergelijk kunnen komen.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
Partijen hebben van medio 2005 tot medio 2010 een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2
Uit deze relatie is geboren de minderjarige[minderjarige]:
- [minderjarige], geboren op[geboortedatum] in [woonplaats].
De vader heeft het kind erkend.
2.3
De ouders hebben gezamenlijk het gezag over [minderjarige]. De hoofdverblijfplaats van het kind is bij de moeder. De ouders hebben nooit in gezinsverband samengewoond.

3.Verzoek

3.1
De vader verzoekt de rechtbank zakelijk weergegeven:
-
primairte bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij hem zal zijn en hem toestemming te verlenen[minderjarige] in te schrijven op de school [school] te[woonplaats];
- subsidiairte gelasten dat de moeder met[minderjarige] terug zal keren naar [woonplaats] althans te verhuizen naar een woonplaats binnen een straal van maximaal 50 km hemelsbreed van [woonplaats] voor 1 januari 2013, althans met ingang van een door de rechtbank vast te stellen datum, bij gebreke waarvan [woonplaats] met ingang van een door de rechtbank vast te stellen datum zijn hoofdverblijfplaats bij de vader heeft;
- meer subsidiairverzoekt de vader te bepalen dat [woonplaats] een weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag uit school tot zondagmiddag 17.00 uur bij hem zal zijn, waarbij de moeder gehouden is om [woonplaats] op vrijdagmiddag uit school van [woonplaats] naar [woonplaats] te brengen en op zondagmiddag om 17.00 uur bij vader op te halen, alsmede te bepalen dat [minderjarige] de helft van alle schoolvakanties bij de vader zal doorbrengen.

4.Verweer en zelfstandig verzoek

4.1
De moeder heeft daartegen gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt het primaire en subsidiaire verzoek van de man af te wijzen.
4.2
De moeder heeft de rechtbank bij zelfstandig verzoek verzocht zakelijk weergegeven:
-
primairvoor recht te verklaren dat de vader toestemming heeft verleend voor de verhuizing van [minderjarige] naar [woonplaats];
-
subsidiairvervangende toestemming aan de moeder te verlenen voor de verhuizing van [minderjarige] naar [woonplaats].
Voorts verzoekt de moeder ten aanzien van de toedeling van de zorg- en opvoedingstaken te bepalen dat:
- [minderjarige] eenmaal per twee weken van vrijdag 12.00 uur tot zondag 16.30 uur bij de vader zal verblijven en dat de vader [minderjarige]uit school ophaalt (of laat ophalen) en dat zij[minderjarige] op zondag in[woonplaats] zal ophalen;
-[minderjarige] tijdens de zomervakantie twee weken bij de vader zal verblijven, alsmede gedurende de helft van de overige vakanties.
4.3
De moeder heeft daarnaast ook nog een verzoek ingediend tot vaststelling van een door de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. Dit verzoek is afgesplitst en als afzonderlijke procedure in behandeling genomen. De rechtbank zal daarom hierover in deze beschikking geen beslissing nemen.

5.Beoordeling

5.1
Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) dient de rechtbank in geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag over een kind een zodanige beslissing te nemen als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Zowel de verzoeken van de vader als die van de moeder vallen onder dit artikel en zullen, omdat zij nauw met elkaar zijn verbonden, in deze beschikking gezamenlijk worden behandeld.
5.2
In geschil is de verhuizing van de moeder met [minderjarige] naar[woonplaats] in augustus 2012, om aldaar samen te gaan wonen met haar nieuwe partner.
De moeder stelt primair dat zij van de vader toestemming heeft gekregen om met[minderjarige] te verhuizen. Zij stelt hiertoe dat de vader door zijn gedragingen en verklaringen in juli en augustus 2012 toestemming heeft gegeven voor de verhuizing van [minderjarige] naar [woonplaats], althans dat de moeder er op mocht vertrouwen dat hij toestemming zou geven. De vader betwist dat hem ooit om toestemming voor de verhuizing is gevraagd en stelt dat hij altijd duidelijk is geweest dat een verhuizing van[minderjarige] naar[woonplaats] bij hem op grote bezwaren stuitte.
5.3
Op grond van de stukken en hetgeen ter zitting door partijen is verklaard, is gebleken dat de vader weliswaar heeft meegedacht over de gevolgen van een eventuele verhuizing van[minderjarige] naar [woonplaats] door met de moeder mee te gaan naar een mogelijke nieuwe school voor [minderjarige] en door een (concept)overeenkomst op te stellen over het halen en brengen van[minderjarige] van [woonplaats] naar [woonplaats], doch altijd in woord en geschrift (blijkende uit de uitvoerige mailwisseling tussen partijen zoals door partijen in het geding gebracht) heeft aangegeven het niet eens te zijn met de voorgenomen verhuizing. Niet is komen vast te staan dat de vader onvoorwaardelijk en ondubbelzinnig heeft ingestemd met de verhuizing van[minderjarige]; het feit dat de vader mee is gegaan naar een mogelijk geschikte school in[woonplaats] wordt door de rechtbank niet gezien als een door de vader gegeven toestemming.
Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat de vader geen toestemming heeft gegeven voor de verhuizing van [minderjarige], zal de rechtbank beoordelen of aan de moeder alsnog vervangende toestemming zal worden gegeven om met [minderjarige] te verhuizen.
5.4
Om hierover een beslissing te kunnen nemen in het kader van artikel 1:253a BW dienen de belangen van het kind een eerste overweging van de rechtbank te vormen. Echter, volgens vaste rechtspraak dient de rechtbank bij een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle belangen af te wegen, waaronder:
- de vrijheid van een ouder om haar leven opnieuw in te richten;
- de noodzaak om te verhuizen;
- een goede voorbereiding van de verhuizing;
- aanbieding van alternatieven of compensatie voor de vermindering van omgangsmogelijkheden;
- de extra kosten van omgang na de verhuizing;
- de mate waarin ouders nog in staat zijn tot overleg;
- de rechten van de andere ouder en het kind op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen het kind en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van het kind en de mate waarin het kind geworteld is in zijn omgeving.
5.5
Het staat vast dat partijen nimmer in gezinsverband hebben samengewoond en dat[minderjarige] altijd zijn hoofdverblijfplaats bij zijn moeder heeft gehad samen met zijn halfbroer [halfbroer] (16 jaar) en zijn halfzuster [halfzuster](14 jaar), de kinderen uit een eerdere relatie van de moeder. De moeder is verantwoordelijk voor de dagelijkse verzorging en opvoeding van [minderjarige]. De vader had eenmaal per twee weken van vrijdagavond tot zondagmiddag omgang met [minderjarige], alsmede een dag door de week.
De vader heeft sinds 26 juli 2011, toen [minderjarige] 3 jaar oud was, samen met de moeder het gezag over [minderjarige]. Zowel uit de stukken als uit hetgeen de vader ter zitting heeft verklaard, is gebleken dat de moeder in de zomer van 2011 aan de vader te kennen heeft gegeven dat zij in de toekomst uit [woonplaats] wilde verhuizen en dat de moeder bij het invullen van het formulier voor het aanvragen van het gezamenlijk gezag zou hebben gevraagd of de vader het gezamenlijk gezag over [minderjarige] tegen haar zou gebruiken wanneer zij zou willen verhuizen.
Hoewel de daadwerkelijke verhuizing van de moeder en [minderjarige] naar [woonplaats] in de zomervakantie van 2012 voor de vader onverwacht snel heeft plaatsgevonden, gaat de rechtbank ervan uit dat de vader er vanaf de zomer 2011 rekening mee heeft kunnen houden dat de moeder niet altijd in [woonplaats] zou blijven wonen en elders een nieuw leven zou willen opbouwen.
5.6
De moeder heeft, toen zij een relatie kreeg met haar huidige partner, binnen een heel korte termijn besloten om bij hem in[woonplaats] in te trekken. Toen duidelijk werd dat haar dochter [halfzuster] mee wilde verhuizen naar [woonplaats] zijn de plannen in een stroomversnelling gekomen en is de vader overvallen door de snelheid waarmee de moeder haar plannen wilde doorzetten. Hoewel de vader geen toestemming heeft verleend voor de verhuizing, leidt de rechtbank uit het gedrag van de vader af dat hij er wel rekening mee heeft gehouden dat de moeder en[minderjarige] op enig moment naar [woonplaats] zouden verhuizen. De vader is meegegaan naar de nieuwe school van [minderjarige] en heeft het aanmeldingsformulier ingevuld en ondertekend. De vader heeft een voorstel opgesteld voor het halen en brengen van [minderjarige] van [woonplaats] naar [woonplaats]. De rechtbank is van oordeel dat de moeder er rekening mee heeft mogen houden dat de vader op enig moment zijn toestemming zou geven voor de verhuizing, althans de aangekondigde verhuizing niet zou tegenhouden. Toen de vader uiteindelijk schriftelijk aangaf de verhuizing van [minderjarige] te willen tegenhouden was dat voor de moeder te laat, namelijk twee dagen voor de verhuizing. De moeder kon toen niet alles terugdraaien mede gezien de belangen van haar dochter[halfzuster], die meeverhuisde naar [woonplaats]. Het had echter op de weg van de moeder gelegen om tijdig, voorafgaand aan de verhuizing, de vader schriftelijk toestemming te vragen. Ook neemt de omstandigheid dat de moeder inmiddels verhuisd is niet weg dat de rechtbank alsnog een belangenafweging dient te maken.
5.7
Door de verhuizing van de moeder met [minderjarige] naar [woonplaats] en de afstand tussen[woonplaats] en [woonplaats], wordt het doordeweekse contact dat de vader en [minderjarige] hadden, naast het tweewekelijkse weekendcontact, onmogelijk gemaakt. Daarnaast wordt ook het contact tussen[minderjarige] en zijn (bijna) volwassen halfbroer en halfzusters van vaderszijde bemoeilijkt. De moeder heeft hiervoor aan de vader compensatie aangeboden door een voorstel te doen dat [minderjarige] om de week op vrijdag om 12.00 uur naar de vader gaat in plaats van vrijdagavond. Bovendien wil de moeder de schoolvakanties van [minderjarige] met de vader delen. Dit betekent een flinke uitbreiding van het contact tussen de vader en[minderjarige] omdat [minderjarige] tot de zomer van 2012 niet met de vader met vakantie ging. Ook biedt de moeder aan dat de (bijna) volwassen kinderen van de vader altijd welkom zijn in [woonplaats].
5.8
[minderjarige] is vier jaar oud en heeft altijd bij zijn moeder gewoond. De vader heeft daar ook nooit problemen mee gehad en heeft ook aangegeven dat de moeder een goede moeder is. De vader heeft primair verzocht dat [minderjarige] zijn hoofdverblijf bij hem zal hebben. Dit verzoek is ingegeven door de verhuizing van de moeder naar [woonplaats]. Nu vaststaat dat het zwaartepunt van de verzorging en opvoeding van[minderjarige] bij de moeder ligt, is de rechtbank van oordeel dat het niet in het belang van het kind is dat de hoofdverblijfplaats zal worden gewijzigd bij de vader. De rechtbank acht daarbij de continuïteit van de hoofdverzorger van [minderjarige] van groter belang dan de continuïteit van zijn leefomgeving. Bij de moeder heeft het kind ook een inwonende halfzuster, waarmee hij is opgegroeid, terwijl [minderjarige] bij de vader geen inwonende halfbroer en -zusters zou hebben.
De rechtbank is voorts van oordeel dat op zich de moeder de mogelijkheid moet hebben om haar leven opnieuw in te richten mits de belangen van het kind daarbij niet worden geschaad. [minderjarige] is vier jaar oud en hij is net op de basisschool begonnen. Ervan uitgaand dat de relatie van de moeder met haar vriend bestendig is en de moeder ook haar toekomst in /rond [woonplaats] zal hebben, zal [minderjarige] in[woonplaats] opgroeien en daar een leven opbouwen met school, sport en vrienden. De vader en [minderjarige] kunnen hun contact bijhouden in het lange weekend om de week en hun contact verdiepen door de uitgebreide vakantieregeling.
5.9
Alles overwegende, is de rechtbank van oordeel dat de moeder naar [woonplaats] mag verhuizen. De rechtbank acht het in het licht van deze belangenafweging niet onaanvaardbaar dat het contact tussen de vader en [minderjarige] als gevolg van de verhuizing zal wijzigen, nu het aandeel van de vader in de opvoeding en verzorging van[minderjarige] door de verhuizing niet zozeer vermindert, maar anders ingedeeld zal worden. De rechtbank zal de door de vader meer subsidiair verzochte toedeling van de zorg- en opvoedingstaken toewijzen, waarbij de rechtbank ook zal bepalen dat de moeder het brengen en halen van[minderjarige] voor haar rekening zal nemen. De rechtbank is van oordeel dat dit het logische gevolg is van de door de moeder zo gewenste verhuizing.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1
Wijst af het primaire en subsidiaire verzoek van de vader.
6.2
Verleent de moeder vervangende toestemming om met [minderjarige] naar[woonplaats] te verhuizen.
6.3
Stelt de toedeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt vast:
De minderjarige [minderjarige]:
-[minderjarige], geboren op [geboortedatum] in de gemeente [woonplaats]
verblijft eenmaal per twee weken van vrijdag uit school tot zondag 17.00 bij de vader, waarbij de moeder gehouden is om [minderjarige]op vrijdagmiddag uit school van [woonplaats] naar [woonplaats] te brengen en op zondagmiddag om 17.00 uur bij de vader op te halen, alsmede gedurende de helft van de schoolvakanties.
6.4
Verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
6.5
Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, en mr. M.R. Cox en mr. M.C. Schenkeveld, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van M.P. Joukes, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2013.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.