Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Verloop van de procedure
2.Feiten en omstandigheden
3.Het verzoek
4.Beoordeling
Bij de herziening van de wettelijke regeling betreffende adoptie, die per 1 april 1998 van kracht is geworden, is de postume adoptie komen te vervallen en vervangen door de mogelijkheid van éénouderadoptie. De achtergrond van deze wijziging is de mogelijkheden tot adoptie te verruimen. In een geval als het onderhavige heeft de nieuwe wettelijke regeling, indien die naar de letter wordt toegepast, echter het omgekeerde effect. De rechtbank gaat ervan uit dat bij iedere adoptie het belang van het kind centraal moet staan, zoals ook uit de memorie van toelichting op de thans geldende wettelijke regeling naar voren komt. Ook het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) stelt in artikel 3 bij alle maatregelen het belang van het kind voorop; in artikel 21 van dit verdrag wordt dit beginsel met name op adopties toegespitst.
De rechtbank acht het van zwaarwegend belang dat ieder kind een vader en een moeder heeft, niet alleen in praktische maar ook in juridische zin. Het was en is de bedoeling van verzoekster en haar overleden man om dit ten aanzien van de minderjarige te realiseren. Naar het recht van Brazilië is dit ook gebeurd, en indien verzoekster en haar overleden man de in Brazilië uitgesproken adoptie in Nederland hadden laten erkennen, zou de minderjarige vanaf de erkenning naar Nederlands recht kind zijn geweest van verzoekster en haar overleden man. De minderjarige heeft vanaf zijn adoptie tot het overlijden van de man op 6 maart 2006 feitelijk een vader en een moeder gehad.
De rechtbank is van oordeel dat het belang van de minderjarige met zich brengt dat hij twee adoptief-ouders heeft; de rechtbank ziet niet in waarom het overlijden van de adoptief-vader dat anders zou maken. Mede gelet op bovengenoemde verdragsartikelen verklaart de rechtbank verzoekster ontvankelijk in haar verzoek tot adoptie van de minderjarige door haar overleden man.
Voorts is komen vast te staan dat de minderjarige, die inmiddels 12 jaar in Nederland verblijft en met verzoekster en zijn broer een gezin vormt, nu, en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is, niets meer van zijn Braziliaanse ouder of ouders in de hoedanigheid van ouder of ouders te verwachten heeft.
Nu ook overigens is voldaan aan de overige vereisten van de artikelen 1:227 en 228 BW en de adoptie in het belang van de minderjarige wordt geacht, zal de rechtbank de adoptie uitspreken van de minderjarige [minderjarige] door verzoekster en haar overleden man.