2.7.Onderhoudsbijdragen
2.7.1.De vrouw heeft verzocht een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen vast te stellen van[euro] 592,50 per maand per kind.
De man heeft zich bereid verklaard dit bedrag te betalen. De rechtbank zal aldus beslissen.
2.7.2.De vrouw heeft verzocht een door de man te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud (hierna ook: partnerbijdrage) van [euro] 10.000 per maand vast te stellen.
2.7.3.Ter zitting heeft de vrouw haar verzoek nader toegelicht. Zij begroot haar netto behoefte op[euro] 4.710 per maand, bruto ca [euro]9.420, en wijst erop dat niet gezegd is dat de man dit bedrag ook volledig dient te voldoen. Per 23 april 2013 is zij op basis van een zogenaamd “0-uren-contract” twee dagen per week op Schiphol aan de slag gegaan. Zij verwacht hiermee een netto inkomen van ca.[euro] 550 per maand te verdienen en dit inkomen incidenteel met inkomsten uit door haar te geven toeristische rondleidingen, te kunnen aanvullen.
De vrouw heeft aangevoerd dat deze toeristische onderneming, die zij was gestart, niet de opbrengsten heeft gebracht waar zij op hoopte. Ter zitting heeft zij verklaard dat zij heeft moeten besluiten met die onderneming te stoppen.
De vrouw heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de man om te bepalen dat een eventuele partnerbijdrage in duur zal worden beperkt tot een periode van maximaal vijf jaar.
2.7.4.De man heeft primair de (hoogte van de) behoefte van de vrouw aan de door haar verzochte partnerbijdrage betwist. Hij heeft een beroep gedaan op de verdiencapaciteit van de vrouw. Volgens de man kan de vrouw zelfstandig in haar behoefte voorzien, aangezien zij inkomsten heeft uit arbeid en uit vermogen (onroerend goed), en rente ontvangt uit overig vermogen. De man voert aan dat de vrouw hoogopgeleid en ambitieus is. Hij heeft een cv van de vrouw overgelegd, waaruit blijkt dat zij in het verleden goed betaalde banen heeft gehad.
Subsidiair heeft de man verzocht een eventueel vast te stellen partnerbijdrage in duur te beperken en hieraan een termijn van vijf jaar te verbinden. Zowel met betrekking tot zijn primaire als zijn subsidiaire verzoek heeft de man verzocht te bepalen dat, indien een bijdrage wordt vastgesteld, de wettelijke indexering daarvan wordt uitgesloten.
2.7.5.De man heeft aangevoerd dat hij, ervan uitgaande dat hij maandelijks een kinderbijdrage van[euro] 1.185 betaalt, geen draagkracht (meer) heeft om een partnerbijdrage te betalen. De vrouw heeft dit betwist.
2.7.6.De rechtbank overweegt als volgt. Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe ten aanzien van het alimentatieverzoek.
2.7.7.De rechtbank zal op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 Nederlands recht toepassen op dit verzoek, nu de onderhoudsgerechtigde haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
2.7.8.Naar aanleiding van de standpunten van partijen over de (hoogte van de) behoefte van de vrouw overweegt de rechtbank dat bij het bepalen van de aan de welstand gedurende het huwelijk gerelateerde behoefte, rekening moet worden gehouden met alle relevante omstandigheden. Dit betekent dat zowel waar het betreft de inkomsten tijdens de laatste jaren van het huwelijk als het uitgavenpatroon in die periode, een globaal inzicht in aanmerking wordt genomen.
Partijen hebben op 5 augustus 2012 een overeenkomst gesloten waarin zij, voor zover hier van belang, financiële uitgangspunten en afspraken hebben opgenomen. Uit deze overeenkomst blijkt dat partijen verschillende bronnen van inkomsten hadden en dat zij hun netto gezinsinkomen berekenden op € 6.800 per maand. De rechtbank zal hierbij aansluiten.
2.7.9.Door de gerechtshoven is voor de bepaling van de huwelijksgerelateerde behoefte de zogenaamde hofnorm ontwikkeld. Deze norm houdt in dat van het netto gezinsinkomen ten tijde van de samenwoning de kosten van de kinderen worden afgetrokken, waarna 60[procent] van het overblijvende bedrag als netto behoefte van de alimentatiegerechtigde echtgenoot wordt beschouwd. De hofnorm heeft als voordeel dat de behoefte van de ex-echtgenoten eenvoudig kan worden bepaald, zonder discussie over allerlei uitgaven. De werkgroep alimentatienormen heeft de hofnorm overgenomen (paragraaf 3.2 Rapport Werkgroep Alimentatienormen 2013).
2.7.10.De rechtbank stelt vast dat de vrouw onvoldoende heeft aangetoond dat in haar geval aanleiding bestaat om, in afwijking van de toepasselijke richtlijnen, haar behoefte op andere wijze te bepalen. Dit betekent dat, uitgaand van een netto gezinsinkomen van [euro] 6.800 en kosten van de kinderen van[euro] 1.185, de totale behoefte van de vrouw begroot wordt op
[euro]3.369 (60[procent] x ([euro] 6.800- [euro] 1.185) netto per maand.
2.7.11.Naar aanleiding van de stellingen van partijen over de inkomsten van de vrouw uit werkzaamheden als gids voor Russische toeristen, wordt het volgende overwogen. De man heeft gewezen op de nota waaruit blijkt dat de vrouw voor een bedrag van [euro] 400 een busje heeft gehuurd. Volgens de man zal de vrouw dit bedrag niet uitgeven als hier geen inkomsten tegenover staan. Hij stelt zich op het standpunt dat de vrouw meer inkomsten uit haar activiteiten als gids heeft dan zij nu heeft aangegeven.
De rechtbank acht het redelijk de inkomsten van de vrouw uit deze werkzaamheden te begroten op een bedrag van[euro] 500 netto per maand, in aansluiting op de uitgangspunten van partijen bij bovengenoemde overeenkomst. Hieraan doet niet af dat partijen hierbij de aantekening “onzeker” hebben geplaatst. Gelet op het kader waarin deze overeenkomst is gesloten, wordt thans ervan uitgegaan dat sprake is van een bestendige bron van inkomsten, maar dat de hoogte van die inkomsten varieert.
2.7.12.De vrouw ontvangt de helft van de opbrengst van de verhuur van een woning van partijen net buiten Moskou, in Yamsova. De huur ervan bedraagt[euro] 1.300 per maand. Na betaling van vaste lasten resteert gemiddeld[euro] 956 per maand. De vrouw heeft niet aangetoond dat de opbrengst wordt gebruikt voor de aflossing van een gemeenschappelijke schuld, zodat rekening wordt gehouden met het aandeel van de vrouw in de opbrengst van de woning in Yamsova van [euro] 478 per maand.
2.7.13.Met inkomsten uit verhuur van de woning in Moskou zal geen rekening worden gehouden, aangezien niet in geschil is dat die woning momenteel niet wordt verhuurd.
2.7.14.Nu de man zijn stelling dat de vrouw inkomsten uit vermogen heeft onvoldoende heeft onderbouwd, zal de rechtbank daar bij haar beslissing verder geen rekening mee houden.
2.7.15.Rekening houdend met voornoemde inkomsten van de vrouw van [euro] 1.528 per maand, bedraagt haar aanvullende behoefte[euro] 1.842 netto per maand. Voor zover het verzoek van de vrouw strekt tot vaststelling van een bijdrage die deze behoefte overtreft, zal dit worden afgewezen.
2.7.16.Aangezien de man heeft aangevoerd dat hij geen draagkracht heeft om een partnerbijdrage te betalen, zal zijn draagkracht worden beoordeeld.
Partijen verschillen van mening over het in aanmerking te nemen inkomen van de man. ‘
De man is werkzaam als zelfstandig ondernemer. Als basis voor de berekening van de draagkracht van een zelfstandige, wordt gewoonlijk uitgegaan van de winst in de onderneming over de laatste drie jaren. De vrouw heeft aangevoerd dat de door de man overgelegde stukken een incompleet overzicht van zijn inkomsten bieden. Zij verzoekt daarom een deskundige te benoemen, die de inkomens- en vermogenspositie van de man moet bepalen. Zij heeft voorts kanttekeningen geplaatst bij posten uit de jaarcijfers van ondernemingen van de man en zich op het standpunt gesteld dat de man de laatste vijf jaarrekeningen van zijn bedrijven in het geding moet brengen. Volgens de vrouw zijn de overgelegde stukken in het licht van de echtscheiding opgesteld en geeft dit mogelijk geen correct beeld van de financiële positie van de man.
2.7.17.De man heeft aangevoerd dat de overgelegde stukken zijn financiële situatie correct weergeven en dat hij geen andere inkomsten heeft dan hierin zijn opgenomen. Hij betwist dat sprake is van jaarstukken die in het licht van de echtscheiding zijn opgemaakt en bestrijdt dat aanleiding zou bestaan om over een periode van vijf jaar jaarstukken in te brengen. De man stelt dat met behulp van het organogram een compleet beeld van zijn inkomsten is verstrekt, zodat er geen aanleiding bestaat een deskundige benoemen. Hij benadrukt dat hij niet bereid is de kosten hiervan voor zijn rekening te nemen.
2.7.18.De rechtbank is van oordeel dat de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat moet worden afgeweken van het uitgangspunt dat in gevallen als de onderhavige wordt uitgegaan van de gemiddelde winst van drie voorafgaande jaren, in dit geval 2010, 2011 en 2012.
De overgelegde (jaar-)stukken van de ondernemingen van de man, in samenhang met de belastingaangiftes, bevatten voorts voldoende concrete informatie om de draagkracht van de man te beoordelen, zodat het verzoek van de vrouw om een deskundige te benoemen, zal worden afgewezen.
Bij de berekening van de draagkracht wordt uitgegaan van de volgende gegevens:
- de man ontvangt een salaris van Sipsu B.V. Volgens zijn belastingaangifte in 2010 bruto
[euro]76.730, in 2011 en in 2012[euro] 57.830. Gemiddeld per jaar [euro] 64.130;
- de man ontvangt een dividenduitkering van Redcoxx Booking Systems; in 2010[euro] 16.638, in 2011[euro] 8.903, in 2012[euro]4.686. Gemiddeld [euro] 10.075 per jaar.
In aansluiting op de wijze waarop partijen in augustus 2012 hun netto gezinsinkomen hebben berekend, wordt ervan uitgegaan dat de man geen inkomsten uit andere ondernemingen heeft, nu de vrouw niet inhoudelijk heeft onderbouwd dat aanleiding bestaat om voor de vaststelling van de inkomsten van de man in het kader van deze procedure andere uitgangspunten te hanteren dan partijen destijds zelf hebben gedaan.
2.7.19.De berekening van de draagkracht van de man wordt overigens bemoeilijkt door de omstandigheid dat partijen hebben verzuimd draagkrachtberekeningen in te brengen, evenals concrete, actuele informatie over hun lasten.
2.7.20.Rekening wordt gehouden met de volgende heffingskortingen:
- algemene heffingskorting;
- arbeidskorting.
Als niet bestreden maandelijkse lasten van de man worden in aanmerking genomen:
- een huur van[euro]1.200 per maand;
-[euro] 115 per maand voor bijlessen van de kinderen;
- kosten omgangsregeling, te begroten op [euro] 100 per maand.
Tot slot wordt rekening gehouden met de bijstandsnorm voor een alleenstaande, exclusief de woonkostencomponent, en een draagkrachtpercentage van 60.
Uitgaande van bovenstaande gegevens berekent de rechtbank het besteedbaar inkomen van de man op [euro]3.974 per maand en zijn draagkrachtloos inkomen op [euro]2.121.
Rekening houdend met de te betalen kinderbijdragen en met het fiscaal voordeel ter zake,
is de conclusie dat de man geen draagkracht van betekenis heeft om een partnerbijdrage te betalen. Het daartoe strekkende verzoek van de vrouw zal dan ook worden afgewezen.