2.8.De toelichting bij de Beleidsregels 2008 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Integriteitbeoordeling
Toepassing van de Wet Bevordering Integriteitbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (hierna: Wet BIBOB) moet voorkomen dat de provincie Noord-Holland, door het verlenen van vergunningen, het verstrekken van subsidies of het gunnen van overheidsopdrachten, criminele activiteiten faciliteert. (…)
Gedeputeerde staten beoordelen op grond van de uitkomsten van het onderzoek en het advies van de eenheid SBA of er voldoende aanleiding is om de betrokkene uit te sluiten, op grond van de gestelde selectiecriteria.
(…)
Om handvatten te hebben voor de invulling van het begrip fraude wordt in de onderhavige regeling uiteengezet wat hieronder in ieder geval kan worden verstaan. Dit wordt gedaan door een nadere invulling te geven aan twee uitsluitingcriteria uit de Europese aanbestedingsrichtlijn:
• schending van de beroepsmoraliteit, respectievelijk de professionele integriteit, en
• ernstige fout in de uitoefening van het beroep.
(…)
Artikelsgewijze toelichting
(…)
Artikelen 10 en 11
Uitsluitinggronden in de Europese aanbestedingsrichtlijnen
(…)
Voor de problematiek rond de bouwfraude zijn met name de gronden c tot en met g van belang.
(…)
Omdat onder de c-grond en de d-grond een breed scala van frauduleus of niet-integer gedrag begrepen kan worden, achten wij het van belang een nadere invulling te geven van deze gronden.
Hiermee wordt bereikt dat zowel voor de ondernemingen als voor de provincie duidelijk is welke gedragingen of feiten in ieder geval als zodanig ernstig worden aangemerkt, dat wanneer een onderneming zich hieraan schuldig heeft gemaakt, deze onderneming in beginsel niet in aanmerking komt voor een overheidsopdracht.
(…)
Het is wenselijk dat frauderende bedrijven van aanbestedingen uitgesloten worden. Daarom is bij de invulling van de c-grond en de d-grond naast bovengenoemde beginselen tevens het begrip fraude als uitgangspunt genomen. In het spraakgebruik wordt onder fraude verstaan:
bedrog bestaande uit vervalsing van administratie of ontduiking van voorschriften.
Fraude wordt meestal gerelateerd aan overtreding van strafbaar gestelde gedragingen met een oogmerk van bevoordeling.
(…)
Hoewel fraude in Europese kader wordt beperkt tot de bescherming van financiële belangen betekent dit niet dat dit begrip in het kader van de aanbestedingsrichtlijnen met hun eigen specifieke belangen zoals voltooiing van de interne markt en bescherming van marktdeelnemers niet breder kan worden geïnterpreteerd.
(…)
Ernstige fout in de beroepsuitoefening (de d-grond)
Uit de formulering van deze uitzonderingsgrond blijkt duidelijk dat de ernstige fout gerelateerd moet zijn aan de uitoefening van het beroep. In tegenstelling tot het geen ook wel wordt verdedigd betekent dat echter niet dat voor bijvoorbeeld de bouwsector de ernstige fout alleen betrekking kan hebben op bouwfouten.
(…)
Uitgaande van het begrip fraude moet bij de d-grond in ieder geval worden gedacht aan de in artikel 9 genoemde gedragingen, althans voorzover zij plaatsvinden in het kader van de beroepsuitoefening:
1 Het doen van een gift of belofte of het aanbieden van een dienst indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daarmee wordt beoogd iemand iets te laten doen wat in strijd is met zijn plicht;
2 Het vervalsen of valselijk opmaken van een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen;
3 Het verstrekken van onjuiste gegevens of het ten onrechte niet verstrekken van juiste gegevens, indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daarmee wordt beoogd financieel voordeel te behalen;
4 Het handelen of nalaten waardoor de lichamelijke integriteit van werknemers of andere personen ernstig in gevaar wordt gebracht;
5 Het opgelegd hebben gekregen van een boete of last onder dwangsom in de zin van artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet;
6 Het in het kader van de uitvoering van een opdracht hebben begaan van een onrechtmatige daad waaruit ernstige schade is voortgevloeid.
Bij onderdeel 4 kan gedacht worden aan overtreding van voorschriften betreffende de gezondheid, arbeidsomstandigheden, milieu- en rijtijdenwet, en kan in de zin van delicten o.m. sprake zijn van dood door schuld of ernstige mishandeling.
(…)
In tegenstelling tot bij de c-grond is bij de d-grond niet noodzakelijkerwijze sprake van een onherroepelijke rechterlijke veroordeling, maar kan Gedeputeerde Staten alle feiten (elke grond) aanbrengen op basis waarvan hij meent een ernstige fout aannemelijk te kunnen maken.
Voorts kan het hier (in tegenstelling tot bij de c-grond) ook gaan om een civiele of bestuursrechtelijke (rechterlijke) uitspraak. Daarbij dient de betreffende gedraging ernstig genoeg te zijn om een uitsluiting te rechtvaardigen (proportionaliteit). (…)
Transacties
Indien een bedrijf met het OM een transactie is aangegaan, kan dit leiden tot uitsluiting op grond van de d-grond. Daarom zal de opdrachtgever nagaan of een bedrijf dat met het OM een transactie is aangegaan, moet worden uitgesloten wegens het begaan van een ernstige fout in de uitoefening van het beroep.
Een transactie kan weliswaar niet gelijkgesteld worden met een onherroepelijke veroordeling, maar vormt wel een sterke indicatie dat het betrokken bedrijf een strafbaar feit heeft gepleegd. Het OM biedt immers alleen een transactie aan indien het van oordeel is dat het feit bewijsbaar is en de verdachte strafbaar.
Niet-limitatieve opsomming
De opsommingen in beide artikelen zijn niet limitatief. Dat betekent dat gedeputeerde staten, bijvoorbeeld vanwege de bijzondere kenmerken van de sector waaraan zij opdrachten verstrekt, de mogelijkheid heeft om bij haar afweging omtrent de integriteit van een betrokkene ook andere feiten of gedragingen in aanmerking te nemen als uitsluitinggrond. (…)”