ECLI:NL:RBNHO:2013:9723

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 oktober 2013
Publicatiedatum
21 oktober 2013
Zaaknummer
15/740115-13 en 15/710387-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Criminele organisatie en gewoontewitwassen door phishing

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met phishing. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van oplichting en gewoontewitwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel hij niet direct betrokken was bij de phishing-gesprekken, een cruciale rol speelde als ronselaar van 'money mules' en als witwasser. Gedurende een langere periode werden aanzienlijke geldbedragen van slachtoffers, die door hun kwetsbaarheid en goedgelovigheid waren geselecteerd, onterecht verkregen en via verschillende rekeningen ontraceerbaar gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders wisten dat de gelden afkomstig waren uit misdrijven en dat zij de herkomst van het geld verborgen en verhuld hebben. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de ten laste gelegde oplichting, maar vond hem schuldig aan gewoontewitwassen en deelneming aan een criminele organisatie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en het vertrouwen in het betalingsverkeer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740115-13 en 15/710387-13 (ter terechtzitting gevoegd)
Uitspraakdatum: 21 oktober 2013
Tegenspraak
Promisvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 1, 2 en 7 oktober 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zwaag, te Zwaag.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.J. van Bree en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M. Berbee, advocaat te Den Helder, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging en nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in de artikelen 313 en 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
parketnummer 15/740115-13
Feit 1
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2012 tot en met 13 februari 2013 op verschillende plaatsen in Nederland (waaronder Amsterdam en/of Diemen en/of Den Helder), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, hierna te noemen (rechts)perso(o)n(en) (telkens) heeft/hebben bewogen tot afgifte van:
-het/de serienummer(s) van de digi-pas(sen) en/of inlogapparaten (voor digitaal betalingsverkeer) en/of
-de (signeer)code(s) en/of inloggegevens (behorende bij internetbankieren), van voornoemd(e) (rechts)perso(o)n(en), in elk geval ter beschikking stellen van gegevens, en/of (telkens) heeft/hebben bewogen tot de afgifte van (grote) geldbedragen, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, zich (telkens) voorgedaan als medewerker van de (ABN-AMRO- en/ of Rabo- en/ of ING- en/ of SNS bank) (genaamd [naam 1]) waardoor (de vertegenwoordigers van) de hierna te noemen (rechts)perso(o)n(en), althans (een) ander(en), (telkens) werd(en) bewogen tot afgifte van voornoemde serienummer(s) en/of (signeer)code(s) en/of inloggegevens, (waarmee) verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) toegang heeft/ hebben verkregen tot de banktegoeden van hierna te noemen (rechts)perso(o)n(en) althans van (een) ander(en), waarna (zonder dat voornoemde rechthebbende(n) hiervan bewust was/waren) (telkens) opdracht werd gegeven tot overboeking van geldbedragen naar de bankrekening(en) van niet rechthebbenden (waaronder [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3])
immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) de (gemachtigde(n) en/of vertegenwoordiger(s) van de) een of meerdere van de volgende (rechts)perso(o)n(en) tot de hiervoor beschreven afgifte van gegevens en/of geld bewogen:
[zaak 2; 24 december 2012]
[slachtoffer 4] (Alblasserdam) (voor een bedrag van € 17.897,00)
[zaak 3; 13 februari 2013]
[slachtoffer 5] (Harderwijk) (voor een bedrag van € 10.560,90)
[zaak 8; 26 oktober 2012]
[slachtoffer 6] (Aalten) (voor een bedrag van € 8.977,00)
[zaak 9; 30 oktober 2012]
[slachtoffer 7] (Emmeloord) (voor een bedrag van € 9.653,00)
[zaak 10; 12 september 2012]
[slachtoffer 8] (Assen) (voor een bedrag van € 13.000,87)
[zaak 13; phishing met het nr [telefoonnummer 1] in de periode 10 jan t/m 13 feb 2013]
6. [slachtoffer 9] (Ede) (voor een bedrag van € 21.966,89)
[zaak 14; phishing met het nr [telefoonnummer 2] in de periode 17 mei t/m 21 dec 2012]
8. [slachtoffer 11] (Huizen) (voor een bedrag van € 24.855,00)
14. [slachtoffer 12] (Berghem) (voor een bedrag van € 6.978,00)
[zaak 15; phishing met het nr [telefoonnummer 3] in de periode 17 sept t/m 29 okt 2012]
5. [slachtoffer 13] (Kerkwerve) (voor een bedrag van € 10.000,83)
6. - [slachtoffer 14] (Sittard) (voor een bedrag van € 21.987,00)
- [slachtoffer 15] (Sittard) (voor een bedrag van € 3.000,00);
Feit 2
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september
2012 tot en met 13 februari 2013, te Amsterdam en/of Diemen en/of Hoofddorp,
gemeente Haarlemmermeer, en/of Den Helder, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/ hebben hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) van een voorwerp, te weten één of meer geldbedrag(en), (telkens) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten één of meer geldbedrag(en), was of wie van bovenomschreven voorwerp gebruik heeft/ hebben gemaakt, terwijl hij en/of
zijn mededader(s) wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit het misdrijf;
parketnummer 15/710387-13
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2012 tot en met 13 februari 2013 te Diemen en/of Alblasserdam en/of Assen en/of Harderwijk en/of Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, en/of Amsterdam en/of te Den Helder, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven,
welke organisatie (al dan niet in wisselende samenstellingen) bestond uit verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer andere perso(o)n(en),
welke misdrijven waren:
[Oplichting]
- het tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, plegen van oplichting als bedoeld in artikel 326 Wetboek van Strafrecht en/of
[(Gewoonte)witwassen]
- het tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, plegen van (gewoonte) witwassen als bedoeld in (de) artikel(en) 420bis en/of 420ter en/of 420quater Wetboek van Strafrecht.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Inleiding
Onder feit 1 (van de zaak met parketnummer 15/740115-13) is aan verdachte ten laste gelegd dat hij tezamen en in vereniging met een ander of anderen een groot aantal (rechts)personen heeft opgelicht door middel van een vorm van fraude die bekend staat onder de naam "phishing". Bij deze vorm van fraude worden rekeninghouders onder valse voorwendselen bewogen tot afgifte van (inlog)gegevens en/of (signeer)codes die nodig zijn om te kunnen internetbankieren. Vervolgens worden met die gegevens, zonder dat de betreffende rekeninghouder zich daarvan bewust is, gelden van diens bankrekening overgemaakt naar rekeningen van personen die hun rekening, bankpas en pincode, al dan niet bewust en al dan niet vrijwillig, ter beschikking hebben gesteld.
Deze personen worden ook wel katvangers, begunstigden of moneymules genoemd.
Hierna wordt het geld zo snel mogelijk van laatstgenoemde rekeningen opgenomen, via geldautomaten, contante opnames aan de balie van een bankkantoor of via aankopen in winkels.
Het moge duidelijk zijn dat deze vorm van fraude uit de aard der zaak een behoorlijke mate van organisatie vereist. Er worden immers rekeninghouders gebeld door iemand die zich voordoet als bankmedewerker, er zijn rekeningen met bijbehorende passen en pincodes nodig om gelden naar te kunnen overboeken en er zijn mensen nodig die, binnen een zo kort mogelijke termijn na overboeking van gelden naar de rekeningen van deze zogeheten begunstigden, geld opnemen.
4. Bewijs
4.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de in de zaak met parketnummer 15/740115-13 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en het in de zaak met parketnummer 15/710387-13 ten laste gelegde feit.
4.2. Vrijspraak feit 1
De onder feit 1 (van de zaak met parketnummer 15/740115-13) ten laste gelegde oplichting zou er volgens de bewoordingen van de tenlastelegging - kort gezegd - in hebben bestaan dat verdachte samen met anderen met behulp van het in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddel, te weten het zich voordoen - al dan niet onder de naam [naam 1] - als medewerker van één van de in de tenlastelegging genoemde banken, (vertegenwoordigers van) rekeninghouders heeft bewogen tot de afgifte van bepaalde gegevens horende bij digitaal betalingsverkeer (inloggegevens, (signeer)codes, serienummers) en/of tot de afgifte van geldbedragen.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank op grond van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat in de zaak tegen verdachte het bewijs voor het medeplegen van de ten laste gelegde oplichting ontbreekt.
Het dossier bevat immers geen bewijs dat verdachte zelf op enigerlei wijze een rol heeft gespeeld bij het in de tenlastelegging opgenomen oplichtingsmiddel, te weten het zich voordoen als bankmedewerker waardoor de gedupeerde (vertegenwoordigers van rechts)personen zijn bewogen tot afgifte van gegevens waarmee toegang kon worden verkregen tot de banktegoeden van die betrokken (rechts)personen. Verdachte komt bij de aan hem ten laste gelegde afzonderlijke zaakdossiers pas in beeld op het moment dat met gebruikmaking van de via oplichting verkregen gegevens, gelden worden overgeboekt naar de (bank)rekeningen van zogeheten begunstigden van welke rekeningen vervolgens gelden worden opgenomen.
Zo kan uit het dossier worden afgeleid dat verdachte betrokken is bij het regelen van personen die hun bankrekening ter beschikking willen stellen en bij het opnemen van geld van die bankrekeningen (zaken 2, 3 en 8). Daarnaast heeft verdachte ook een keer zelf zijn bankrekening ter beschikking gesteld (zaak 10) en heeft hij via de ping contacten met onder meer medeverdachte [medeverdachte 2] aan wie hij namen en rekeningnummers doorspeelt van vermoedelijk begunstigden, opdat naar deze rekeningen geld kan worden overgemaakt.
De hiervoor genoemde betrokkenheid van verdachte zou mogelijk wel kunnen worden aangemerkt als het medeplegen van diefstal met behulp van valse sleutels, maar dat is niet ten laste gelegd. Zelfs indien het ervoor moet worden gehouden dat verdachte wist dat en hoe anderen rekeninghouders oplichtten, is dat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om op grond daarvan te kunnen concluderen dat sprake is van een zodanig nauw en bewust samenwerkingsverband tussen de oplichters enerzijds en verdachte anderzijds dat laatstgenoemde als medepleger van die oplichting kan worden aangemerkt en daarmee mede verantwoordelijk kan worden gehouden voor de oplichting van rekeninghouders en het ter beschikking stellen van inloggegevens, serienummers en (signeer)codes.
Het voorgaande leidt ertoe dat verdachte voor dit feit moet worden vrijgesproken.
4.3. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 15/740115-13 onder feit 2 en het in de zaak met parketnummer 15/710387-13 ten laste gelegde op grond van het volgende.
In de periode van april 2012 tot en met half februari 2013 doet een groot aantal gedupeerden aangifte van oplichting door middel van het hiervoor beschreven proces van phishing.
Uit de aangiften komt met betrekking tot de verrichte oplichtinghandelingen steeds de volgende modus operandi naar voren. Vertegenwoordigers van allerlei organisaties, zoals onder meer sportverenigingen, bridgeclubs en ouderenbonden, maar soms ook personen in privé worden telefonisch benaderd door een persoon die zich voordoet als een medewerkster van een bankinstelling (vaak onder de naam “[naam 1]”). Zij doet zich afwisselend voor als medewerkster van de ABN-AMRO Bank, de Rabobank of de SNS-Bank dan wel de Regiobank, zijnde een onderdeel van SNS Reaal, afhankelijk van de omstandigheid door welke bank de bankzaken van de betreffende organisatie of persoon worden behartigd.
In bepaalde gevallen vindt het telefoongesprek plaats nadat eerder een valse bankmail, al dan niet in combinatie met een valse website is verzonden en waarmee wordt geprobeerd bankgegevens op te vragen. Door op de hoogte te zijn van bijvoorbeeld de namen van penningmeesters en/of voorzitters of van bestuurswisselingen die binnen de organisatie hebben plaats gevonden, wekt de (quasi) medewerkster bij de beheerders van de rekeningen een betrouwbare indruk. Onder het mom van het leveren van een nieuwe digipas (inlogapparaat voor telebankieren), een nieuwe bankpas of het doorvoeren van een adreswijziging vraagt zij vervolgens aan (vertegenwoordigers van) rekeninghouders om codes te genereren en aan haar door te geven, zodat zij de passen en wijzigingen voor hen in orde kan maken. Met deze codes wordt vervolgens via internetbankieren toegang verkregen tot de tegoeden op de spaar- en betaalrekeningen van de betreffende organisaties en personen, waarna direct geld van en via deze rekeningen wordt overgeboekt naar bankrekeningen, die beschikbaar zijn gesteld door derden, zogenoemde katvangers of moneymules. Deze derden zijn tevoren benaderd om hun rekening beschikbaar te stellen om daarop de “gephishte” bedragen te ontvangen, waarvoor zij (in de meeste gevallen) een vergoeding ontvangen. Van deze rekeningen wordt het geld direct opgenomen, ofwel cash via geldautomaten of contante opnames aan de balie van een bankkantoor, ofwel door de aankoop van luxe goederen, zoals horloges of computerapparatuur via betaalautomaten in winkels. Soms wordt een bedrag doorgeboekt naar een rekening van een andere moneymule, opdat ook van die rekening gelden kunnen worden onttrokken aan het girale geldcircuit. [2]
De aanleiding voor het onderzoek naar de hiervoor beschreven feiten was het volgende.
Op 24 december 2012 [3] worden naar aanleiding van een observatie door politieagenten in Hoofddorp vier mannen aangehouden, onder wie een man genaamd [slachtoffer 2]. [4]
Deze [slachtoffer 2] heeft naar zijn zeggen onder dwang zijn bankgegevens ter beschikking gesteld. [5]
Op de rekening van [slachtoffer 2] is een bedrag gestort van € 7.998,-- afkomstig van [slachtoffer 4]te Alblasserdam, namens welke vereniging op 28 december 2012, zoals eerder vermeld, aangifte is gedaan van phishing van een bedrag van
€ 17.897,--. Het resterende bedrag van € 9.899,-- is overgeboekt naar een rekening ten name van [slachtoffer 1]. Van deze rekening zijn op 24 december 2012 kort na binnenkomst van het gephishte geldbedrag bij de ING Bank en een geldautomaat van deze bank in Den Helder grote bedragen opgenomen respectievelijk gepind en bij de BCC in Den Helder een viertal Ipads aangeschaft, die via een pinautomaat van de rekening van [slachtoffer 1] zijn betaald. [6]
Vastgesteld is dat zowel de penningmeester als de voorzitter van de [slachtoffer 4] op 21 en 24 december 2012 zijn gebeld door het nummer [telefoonnummer 4], dat in gebruik is bij een vrouw die zich voordeed als [naam 1], medewerkster van de SNS bank. [7] [8] Uit onderzoek naar de contacten via het nummer [telefoonnummer 4] komen diverse telefoonnummers naar voren, waaronder het nummer [telefoonnummer 1] en wordt vastgesteld dat de persoon die zich voordoet als [naam 1], in werkelijkheid [medeverdachte 1] is. [9] [slachtoffer 1] verklaart met betrekking tot de transacties via zijn rekening te zijn benaderd met het verzoek zijn rekening daartoe beschikbaar te stellen. Vervolgens heeft hij samen met een zekere [naam 2] of [naam 2] in totaal € 5.300,-- cash opgenomen van zijn rekening. Hij heeft het geld daarna aan [naam 2] afgegeven. Deze [naam 2] gaf hem daaropvolgend de opdracht om spullen te kopen bij de BCC. Vervolgens heeft [slachtoffer 1] bij de BCC 4-I Pads aangeschaft en afgegeven aan een persoon die vervolgens bij [naam 2] in de auto stapte. [10]
Als [slachtoffer 1] een foto van verdachte [verdachte] wordt getoond, herkent hij deze persoon als de door hem genoemde [naam 2] of [naam 2]. [11]
Naar aanleiding van het live door de politie meegeluisterde phishing-gesprek dat [medeverdachte 1] op 13 februari 2013 voert met [slachtoffer 16] van de [slachtoffer 5] Harderwijk wordt een aantal personen, onder wie [verdachte], aangehouden ter zake van witwassen dan wel heling van het bij deze stichting gephisthe geldbedrag. [12] Twee dagen eerder heeft [verdachte] contact met [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5]. Zij willen geld verdienen en [medeverdachte 5] wil daarom zijn bankrekening ter beschikking stellen. [medeverdachte 4] heeft aan [verdachte] gevraagd of hij in dat kader contact wil maken met een zekere [slachtoffer 19]. Dit is de persoon aan wie [verdachte] in het verleden ook al eens zijn bankrekening ter beschikking had gesteld. [verdachte] heeft vervolgens contact met deze [slachtoffer 19] opgenomen en heeft hem de bankgegevens en het telefoonnummer van [medeverdachte 5] gegeven. Op 13 februari 2013 is [verdachte] door [slachtoffer 19] benaderd om [medeverdachte 5] voor hem te zoeken. [verdachte] wordt vervolgens opgehaald door [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5].
Via de telefoon van [verdachte] geeft [slachtoffer 19] [medeverdachte 5] opdracht te gaan pinnen en zoveel mogelijk van zijn bankrekening op te nemen. [13] [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] noemen [verdachte] [bijnaam 1]. [medeverdachte 4] verklaart dat er in oktober 2012 geld op zijn rekening is gestort waarvan hij een deel zelf mocht houden, dat hij toen met dezelfde man was met wie hij nu is aangehouden (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte]) en dat hij het geld aan [bijnaam 1] heeft afgegeven. [14]
[verdachte] verklaart dat hij in het verleden in Den Helder is benaderd door twee personen, onder wie de hiervoor genoemde [slachtoffer 19] met het verzoek om een rekening te openen. Op die rekening is vervolgens op 12 september 2012 geld gestort waarvan hij 30% zelf mocht houden. [15] Volgens [verdachte] is [slachtoffer 19] kaal en ongeveer net zo groot als hij. Hij woont in Amsterdam. Hij noemt hem ook wel [bijnaam 2]. [verdachte] geeft vervolgens vanuit de contactenlijst in zijn telefoon de politie de telefoonnummers door die [slachtoffer 19] in gebruik heeft, waaronder de nummers [telefoonnummer 5] en [telefoonnummer 6]. [verdachte] maakt zelf gebruik van de telefoonnummers [telefoonnummer 7], [telefoonnummer 8] en [telefoonnummer 9]. Hij laat verder weten dat hij dit soort opdrachten 5 of 6 keer heeft gedaan. [16]
Uit de in beslag genomen telefoons in de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] en zijn verklaring daarover komt naar voren dat hij gebruik maakt van de nummers [telefoonnummer 5], [telefoonnummer 6] en [telefoonnummer 10]. [17] [medeverdachte 2] zegt dat hij [bijnaam 1] kent als iemand die ook wel houdt van een handeltje, dat hij hem daarom regelmatig over de telefoon spreekt en dat zijn bijnaam [bijnaam 3] is. [18]
Uit het onderzoek naar de op 13 februari 2013 onder [medeverdachte 1] in beslag genomen telefoons, simkaarten en computer [19] komt naar voren dat zij gebruik heeft gemaakt van de volgende vijf telefoonnummers, te weten: [telefoonnummer 1], [telefoonnummer 4], [telefoonnummer 2], [telefoonnummer 11] en [telefoonnummer 3]. [20] Uit onderzoek naar de telefoons die in gebruik zijn bij [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] komt naar voren dat er in de periode van 13 augustus 2012 tot en met 13 februari 2013 veelvuldig contacten tussen genoemde telefoonnummers plaatsvinden. [21]
De contacten tussen de telefoons in gebruik bij [medeverdachte 2] en [verdachte] vinden plaats op en rondom tijdstippen dat er een succesvolle phishing wordt uitgevoerd, zoals op 26 oktober 2012 bij [slachtoffer 6], op 30 oktober 2012 bij [slachtoffer 7], op 17 januari 2013 bij [slachtoffer 9], op 1 oktober 2012 bij [slachtoffer 11], op 17 september 2012 bij [slachtoffer 13] en op 6 december 2012 bij [slachtoffer 20]. Het onderzoek laat voorts zien dat het gephishte geld in bepaalde gevallen wordt overgeboekt naar contacten van [verdachte], zoals [medeverdachte 4] ([slachtoffer 6]), [slachtoffer 22] ([slachtoffer 11]), [slachtoffer 23] ([slachtoffer 13]) en [medeverdachte 3] [22] ([slachtoffer 4]).
Daarnaast onderhoudt [verdachte] intensief telefonisch contact met [slachtoffer 25], die in de phishingzaak van [slachtoffer 9] als moneymule heeft gefungeerd.
Daarbij is op basis van de aangestraalde zendmasten van de telefoons in gebruik bij [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 1] te zien dat de telefoon van [medeverdachte 2] zich ten tijde van of korte tijd na het plaatsvinden van succesvolle phishing ([slachtoffer 6], [slachtoffer 7], [slachtoffer 13]) naar [geboorteplaats] (zijnde de woonplaats van [verdachte] en de betreffende moneymule) begeeft of naar de plaats waar het geld wordt gepind ([slachtoffer 9]). Ook de telefoon van [verdachte] straalt zendmasten aan in de buurt van de plekken waar op dat moment het cashen van het gephishte geld plaats vindt ([slachtoffer 11]). [23] In de onder [verdachte] in beslag genomen telefoon van het merk BlackBerry worden pingberichten aangetroffen die gaan over het sturen van namen en rekeningnummers en kennelijk betrekking hebben op het regelen van moneymules en het informeren of er bedragen zijn gestort. Ook ontvangt [verdachte] op 8 december 2012 van een contact het pingbericht met de volgende inhoud: “Ik denk dat deze fraude shit jou nog een hoop problemen gaat opleveren…iedereen op straat weet ervan…mocht er iemand gepakt worden of wat dan ook dan heb jij meteen 50 getuigen tegen je =))”. Uit de inhoud van gevoerde pinggesprekken tussen de telefoon in gebruik bij [verdachte] en de telefoon in gebruik bij [medeverdachte 2] op 10 en 11 december 2012 kan worden afgeleid dat [verdachte] moneymules in [geboorteplaats] heeft klaar staan en dat [medeverdachte 2] al dan niet samen met anderen geld aan het overboeken is naar deze moneymules. [24]
4.4 Bewijsoverwegingen
Ten aanzien feit 2 (parketnummer 15/740115-13)
De rechtbank is op grond van de hiervoor onder de redengevende feiten en omstandigheden vermelde bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen en overweegt daartoe het volgende.
Vastgesteld kan worden dat verdachte en haar mededaders geldbedragen hebben verkregen die afkomstig zijn van oplichting van rekeninghouders, gepleegd door twee of meer mededaders, waarbij vervolgens gelden zijn overgeboekt naar en opgenomen van bankrekeningen die onder meer door verdachte zijn geregeld. Verdachte en zijn mededaders wisten dan ook dat deze gelden van misdrijf afkomstig waren. Anders dan de raadsman van verdachte heeft betoogd staat aan een bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde witwassen niet in de weg dat in de tenlastelegging niet is aangegeven om welke specifieke geldbedragen het gaat.
De rechtbank stelt verder voorop dat op zichzelf noch de tekst noch de geschiedenis van de totstandkoming van de artikelen 420bis en 420quater van het Wetboek van Strafrecht eraan in de weg staat dat iemand die een in die bepalingen omschreven gedraging verricht ten aanzien van een voorwerp dat afkomstig is uit enig door hemzelf begaan misdrijf, wordt veroordeeld wegens - kort gezegd - witwassen. Om tot een bewezenverklaring van witwassen te komen moet de verdachte het voorwerp niet slechts voorhanden hebben gehad, maar haar gedragingen moeten ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp. De rechtbank overweegt in dit verband dat verdachte en haar mededaders de herkomst van het geld hebben proberen te verhullen door de gelden door te sluizen naar rekeningen van personen, zogeheten moneymules, die hun rekening daartoe veelal bewust en tegen betaling ter beschikking hebben gesteld en van welke rekeningen vervolgens geldbedragen veelal contant zijn opgenomen. Dit alles gebeurde in een zeer kort tijdbestek van hooguit enkele uren na het overboeken van de geldbedragen. Hierdoor was het voor de banken vaak onmogelijk om een overboeking op tijd te blokkeren of het overgeboekte geld (geheel) terug te halen en bestond er geen zicht op de geldstromen. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat er sprake is van witwassen. Dat in het onderzoek niet duidelijk is geworden waar het geld is gebleven doet daaraan niet af. De rechtbank is tevens van oordeel, gelet op de langere periode van bijna een jaar gedurende welke de hiervoor bedoelde feiten hebben plaatsgevonden en de hoeveelheid witgewassen geld, dat verdachte en haar mededaders van witwassen een gewoonte hebben gemaakt.
Ten aanzien van parketnummer 15/710387-13
De rechtbank is op grond van de hiervoor onder de redengevende feiten en omstandigheden vermelde bewijsmiddelen tevens van oordeel dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie en overweegt daartoe het volgende.
Voor een bewezenverklaring ter zake van deelneming aan een criminele organisatie dient te worden vastgesteld dat sprake is van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband tussen twee of meer personen dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven èn dat de verdachte aan die organisatie heeft deelgenomen. Waar bewezenverklaring van naast deelneming aan een criminele organisatie ten laste gelegde feiten nog niet meebrengt dat daarmee ook die deelneming bewezen kan worden, heeft andersom te gelden dat een eventuele vrijspraak van zulke feiten niet tevens vrijspraak van die deelneming tot gevolg heeft. Waar dat laatste van de zijde van de verdediging is bepleit wordt miskend dat de strafbaar gestelde gedraging bestaat in de deelneming aan een criminele organisatie voor de bewezenverklaring waarvan een andere grondslag geldt dan voor die van individuele gedragingen waarin bestanddelen van afzonderlijke strafbare feiten herkend moeten worden. Overigens wordt verdachte veroordeeld voor het medeplegen van gewoontewitwassen en kan op grond van de hiervoor onder 4.3 opgenomen redengevende feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat verdachte gedurende geruime tijd deel heeft uitgemaakt van een georganiseerd samenwerkingsverband met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] waarbij rekeninghouders door middel van phishing van bankgegevens, geld afhandig werd gemaakt. Verdachtes betrokkenheid bestond eruit dat hij, nadat hij één keer zelf zijn bankrekening ter beschikking had gesteld, mensen regelde die hun bankrekening, bankpas en pinpas ter beschikking stelden om daarop de van oplichting afkomstige geldbedragen te ontvangen en op te nemen. Voorts werd het door oplichting buitgemaakte geld witgewassen door het doorsluizen naar andere rekeningen en opnemen daarvan. Verdachte vormde naar het oordeel van de rechtbank een onmisbare schakel in deze organisatie. Uit de redengevende feiten en omstandigheden volgt naar het oordeel van de rechtbank bovendien dat het samenwerkingsverband zich kenmerkte door een duidelijke structuur, waarbij in verschillende elkaar opvolgende fasen handelingen moesten worden verricht die de nodige afstemming vergden. Zo moesten er slachtoffers worden geselecteerd en de benodigde informatie worden vergaard teneinde succesvolle phishing-gesprekken te kunnen voeren. Vrijwel tegelijkertijd waren er mensen (zogeheten moneymules) nodig die hun bankrekening, bankpas en bijbehorende pincode beschikbaar stelden om de met de oplichting verkregen gelden zo snel mogelijk na het met een gedupeerde rekeninghouder gevoerde phishing-gesprek te kunnen overboeken en op te nemen. Deze handelwijze vereist een planmatige aanpak, intensieve samenwerking en duidelijke afstemming tussen de daarbij betrokken personen. In dat kader onderhield verdachte intensieve telefonische contacten met onder meer medeverdachte [medeverdachte 2]. Aan het voorgaande doet geenszins af dat verdachte mogelijk niet met alle deelnemers van dit samenwerkingsverband bekend is geweest.
4.5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 15/740115-13 onder feit 2 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 15/710387-13 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
parketnummer 15/740115-13
feit 2
hij de periode van 1 september 2012 tot en met 13 februari 2013, te Amsterdam en Diemen en Den Helder, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben zij, verdachte en/of zijn mededaders van geldbedragen, de herkomst verborgen en/of verhuld, terwijl hij en zijn mededaders wisten dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit misdrijf;
parketnummer 15/710387-13
hij in de periode van 1 september 2012 tot en met 13 februari 2013 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, welke organisatie bestond uit verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en een of meer andere
perso(o)n(en), welke misdrijven waren:
- het tezamen en in vereniging met een ander of anderen plegen van oplichting als bedoeld in artikel 326 Wetboek van Strafrecht
en
- het tezamen en in vereniging met een ander of anderen plegen van gewoontewitwassen als bedoeld in artikel 420ter Wetboek van Strafrecht.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 15/740115-13
feit 2
medeplegen van het een gewoonte maken van witwassen
parketnummer 15/710387-13
het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de straf
7.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de hem in de zaak met parketnummer 15/740115-13 onder 1 en 2 en het in de zaak met parketnummer 15/710387-13 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen, te weten de Rabobankgroep, SNS Reaal N.V. en ABN-AMRO Bank N.V. heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde bedragen, inclusief de kosten voor het vaststellen van de schade en inclusief de wettelijke rente, volledig kunnen worden toegewezen, met toepassing van de hoofdelijkheidsclausule en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2. Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met anderen gedurende een langere periode gelden witgewassen die afkomstig waren van een vorm van fraude die bekend is onder de naam “phishing”.
Door middel van phishing zijn aanzienlijke geldbedragen van een groot aantal – kennelijk op hun kwetsbaarheid en goedgelovigheid geselecteerde – slachtoffers weggesluisd en tijdelijk geparkeerd op de rekening van begunstigden, met de bedoeling om het geld direct van die rekening op te nemen, zodat het niet langer traceerbaar zou zijn. De rechtbank dicht aan verdachte binnen het samenwerkingsverband, dat door de duurzaamheid en gestructureerde vorm daarvan door de rechtbank als criminele organisatie wordt gekwalificeerd, in vergelijking met de thans terechtstaande medeverdachten, een beperkte rol toe nu niet is vast komen te staan dat verdachte rechtstreeks bij de phishing-gesprekken betrokken is geweest. Niettemin is de wel bewezen rol van verdachte als ronselaar van money-mules en witwasser evenzeer kwalijk en cruciaal voor het functioneren van de criminele organisatie.
Verdachtes handelen is enkel gericht geweest op geldelijk gewin, zonder zich rekenschap te geven van de gevolgen. Door deze vorm van phishing wordt het vertrouwen, dat door consumenten moet kunnen worden gesteld in het betalingsverkeer en bankwezen, ernstig ondermijnd. Wanneer dit vertrouwen niet meer aanwezig is, bestaat het risico van een ernstige ontwrichting van het maatschappelijk en economisch verkeer. Daarnaast heeft de handelwijze van verdachte geleid tot financiële schade voor diverse Nederlandse banken. Bovendien is aan de rekeninghouders die slachtoffer van de phishing zijn geworden veel stress en overlast toegebracht.
Bij deze inbreuk op de rechtsorde past een aanzienlijke vrijheidsbenemende straf. Het moet voor verdachte en voor een ieder die overweegt zich te lenen voor het frauduleus opnemen van geld, duidelijk zijn dat anderen door dit soort gedrag op grove wijze worden benadeeld.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 30 september 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder wegens (onder meer) vermogensmisdrijven tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden te recidiveren.
Voorts heeft rechtbank kennis genomen van de over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapporten gedateerd 15 februari 2013 van E. Bonke, reclasseringswerker bij GGZ Palier Haarlem, 25 april 2013 van B.H.V. Dölle, reclasseringswerker bij GGZ Victas Utrecht en 1 oktober 2013 van S. Blokdijk, reclasseringswerker bij GGZ Reclassering Palier Heerhugowaard. Geadviseerd wordt om het reeds bestaande, bij een andere veroordeling opgelegde toezicht te verlengen. De rechtbank is van oordeel dat hiertoe in het kader van de onderhavige zaak geen aanleiding of mogelijkheid bestaat, hetgeen overigens onverlet laat dat dit eerder opgelegde toezicht aan verdachte onverminderd van kracht blijft.
De rechtbank wijkt enigszins af van de eis van de officier van justitie aangezien zij verdachte vrijspreekt van het hem onder feit 1 (in de zaak met parketnummer 15/740115-13) ten laste gelegde. Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank, alles afwegende, na te noemen onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
8. Vorderingen benadeelde partijen
De Rabobank Groep, SNS Reaal N.V. en de ABN AMRO N.V. hebben als benadeelde partij vorderingen tot schadevergoeding van respectievelijk € 171.415,16, € 248.430,30 en
€ 87.708,44 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg de ten laste gelegde feiten zouden hebben geleden.
De raadsman heeft primair betoogd dat niet is vastgesteld of degenen die namens de Rabobank Groep, SNS Reaal N.V en ABN AMRO N.V. vorderingen tot schadevergoeding middels de daartoe aangewezen voegingsformulieren hebben ingediend, daartoe wel gevolmachtigd zijn. Gelet daarop zouden de benadeelde partijen niet in hun vorderingen kunnen worden ontvangen.
Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de bedragen niet per vordering zijn gespecificeerd en dat bij geen van de vorderingen is aangegeven of enig bedrag door de verzekering aan de bank is vergoed dan wel dat enig bedrag aan de gedupeerden/ rekeninghouders is vergoed door de bank. Verder hebben de vorderingen betrekking op een grote hoeveelheid zaken terwijl verdachte slechts een beperkt aantal zaken ten laste is gelegd, zodat hij hooguit voor slechts een deel van de vordering zou kunnen worden veroordeeld.
Met betrekking tot de vordering van de ABN-AMRO N.V. heeft te gelden dat niet is komen vast te staan of degene die de vordering heeft ingediend daartoe gemachtigd was.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft ABN-AMRO N.V., zijnde een professionele partij, voldoende gelegenheid gehad om dit gebrek te herstellen. Dat zij ervoor heeft gekozen niet ter terechtzitting te verschijnen dient in dit verband voor haar rekening en risico te blijven. Reeds om die reden maar ook om de reden die hierna aan de orde komt, kan ABN-AMRO N.V. niet in haar vordering worden ontvangen.
De rechtbank is met betrekking tot de vorderingen van de Rabobank Groep en SNS Reaal N.V. van oordeel dat op grond van de inhoud van de ter terechtzitting van 2 oktober 2013 overgelegde faxberichten gedateerd 2 oktober 2013 van het bedrijfshoofd Veiligheidszaken van SNS Reaal en de directeur Toezicht van de Rabobank Nederland voldoende is vast komen te staan dat hun vertegenwoordigers gemachtigd waren om deze in te dienen.
Niettemin zullen ook deze vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard in verband met het navolgende. Zowel de Rabobank Groep als SNS Reaal hebben met betrekking tot de onderbouwing van het gevorderde bedrag volstaan met een verwijzing naar de door hen gedane aangifte en een daarbij gevoegde grote hoeveelheid bescheiden (SNS Reaal) of een enkel overzicht (Rabobank Groep). Een duidelijke opstelling of specificatie van de schadeposten die tot het gevorderde totaalbedrag hebben geleid ontbreekt, terwijl in de overgelegde bescheiden en overzichten ook schadebedragen staan vermeld die geen relatie met de ten laste gelegde oplichtingszaken hebben. Ook de hoogte van de gevorderde onderzoekskosten is niet voorzien van enige onderbouwing.
De mede hierdoor ontstane complexiteit van het vaststellen van de hoogte van de daadwerkelijk geleden schade maakt dat de behandeling van de vorderingen van de Rabobank Groep, SNS Reaal N.V. en de ABN-AMRO N.V. een onevenredige belasting voor het strafproces vormt.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partijen Rabobank Groep en SNS Reaal N.V. niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
de artikelen 47, 57, 140 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte in de zaak met parketnummer 15/740115-13 onder feit 1 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 15/740115-13 onder feit 2 en het in de zaak met parketnummer 150710387-13 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 4.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 4.5 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TIEN (10) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij de Rabobank Groep niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij SNS Reaal N.V. niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij ABN-AMRO N.V. niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Hoendervoogt, voorzitter,
mr. A.C. Haverkate en mr. D. Gruijters, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier B.H.E. Zuidam
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 oktober 2013.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 4] te Alblasserdam d.d. 28 december 2012, dossierpagina 11 tot en met 14, inclusief bijlagen dossierpagina 15 tot en met 18, zaaksdossier 2; het proces-verbaal bevindingen d.d. 11 mei 2013, dossierpagina 010 tot en met 014, zaaksdossier 3; het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 16] namens [slachtoffer 5] te Harderwijk d.d. 14 februari 2013, dossierpagina 016 tot en met 018, zaaksdossier 3; het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] te Aalten d.d. 29 oktober 2012, dossierpagina 005 tot en met 007, zaaksdossier 8; het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 7] te Emmeloord d.d. 31 oktober 2012, dossierpagina 009 tot en met 012, zaaksdossier 9; het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 8] te Assen d.d. 14 september 2012, dossierpagina 005 tot en met 007, zaaksdossier 10;
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 december 2012, dossierpagina 14 tot en met 17, zaaksdossier 1.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 december 2012, , dossierpagina 18 tot en met 19, zaaksdossier 1.
5.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 24 december 2012, dossierpagina 33 tot en met 38, zaaksdossier 1.
6.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 december 2012, dossierpagina 23 tot en met 30, inclusief bijlagen dossierpagina 31 tot en met 33, zaaksdossier 2 en schriftelijke bescheiden, zijnde twee bankafschriften en een transactiebewijs van de ING Bank, dossierpagina 43 tot en met 45, zaaksdossier 2.
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2013, dossierpagina 19 tot en met 21, zaaksdossier 2.
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 december 2013, dossierpagina 22, zaaksdossier 2.
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 februari 20013, dossierpagina 100 tot en met 103, zaaksdossier 1.
10.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 1] d.d. 1 februari 2013, dossierpagina 48 tot en met 50, zaaksdossier 2.
11.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 mei 2013, dossierpagina 51, zaaksdossier 2; het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 1], dossierpagina 54 tot en met 55, inclusief fotobijlagen dossierpagina 56 tot en met 57, zaaksdossier 2.
12.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 februari 2013, dossierpagina 323 tot en met 325, persoonsdossier.
13.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 februari 2013, dossierpagina 353 tot en met 354, persoonsdossier.
14.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 5] d.d. 14 februari 2013, dossierpagina 032 tot en met 034, zaaksdossier 3; het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] d.d. 14 februari 2013, dossierpagina 038 tot en met 043, zaaksdossier 3.
15.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 februari 2013, dossierpagina 81 tot en met 88, zaaksdossier 2.
16.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 februari 2013, dossierpagina 89 tot en met 93, zaaksdossier 2.
17.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. d.d. 27 augustus 2013, dossierpagina 43 tot en met 45, aanvullend hoofd proces-verbaal en het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 14 februari 2013, dossierpagina 278, persoonsdossier.
18.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 21 februari 2013, dossierpagina 019 tot en met 021, zaaksdossier 7.
19.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 februari 2013, dossierpagina 200 tot en met 201, inclusief bijlagen dossierpagina 202 tot en met 206, persoonsdossier.
20.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. d.d. 27 augustus 2013, dossierpagina 43 tot en met 45, aanvullend hoofd proces-verbaal.
21.Het proces-verbaal bevindingen contacten tussen [verdachte]-[medeverdachte 2] en [verdachte]-[medeverdachte 1] d.d. 31 juli 2013, dossierpagina 74 tot en met 75, aanvullend hoofd proces-verbaal; het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 maart 2013, dossierpagina 86 tot en met 88, aanvullend hoofd proces-verbaal.
22.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 5 februari 2013, dossierpagina 58 tot en met 60, zaaksdossier 2.
23.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 juli 2013 dossierpagina 113 tot en met 115, inclusief bijlage dossierpagina 116, aanvullend hoofd proces-verbaal; het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 juli 2013 dossierpagina 117 (verkeerd genummerd), inclusief bijlage dossierpagina 118, aanvullend hoofd proces-verbaal; het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 augustus 2013 dossierpagina 128 tot en met 135, aanvullend hoofd proces-verbaal; het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 augustus 2013 dossierpagina 154 tot en met 160, aanvullend hoofd proces-verbaal; het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 augustus 2013 dossierpagina 177 tot en met 180, aanvullend hoofd proces-verbaal; het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 mei 2013, dossierpagina 256 tot en met 258, hoofd proces-verbaal.
24.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 september 2013, aanvullend proces-verbaal 201213893, 23 pagina’s.