In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 augustus 2013 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [A sr] en de besloten vennootschap [B]. De zaak betreft de uitleg van een pensioenbepaling die is opgenomen in een overnameovereenkomst. [A sr] vorderde dat [B] gehouden is om hem maandelijks een bedrag van € 6.959,- te betalen als ouderdomspensioen, gebaseerd op de pensioenbepaling uit de notariële akte van 6 augustus 2001. [B] betwistte deze vordering en stelde dat de pensioenverplichting slechts € 2.500,- per maand bedraagt, zoals vastgelegd in eerdere pensioenovereenkomsten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerste zin van de pensioenbepaling in de akte duidelijk aangeeft dat [B] zich heeft verbonden om gedurende het leven van [A sr] maandelijks € 10.000,- te betalen. De rechtbank oordeelde dat de uitleg van [B] niet houdbaar is, omdat er onvoldoende feiten zijn aangedragen die de stelling van [B] ondersteunen. De rechtbank wees erop dat [B] jarenlang aan deze verplichting heeft voldaan, wat de bedoeling van partijen bevestigt.
De rechtbank heeft de vordering van [A sr] toegewezen en verklaarde dat [B] gehouden is om aan [A sr] maandelijks het bedrag van € 6.959,- te betalen. Tevens werd [B] veroordeeld in de proceskosten. De vorderingen van [B] in reconventie werden afgewezen. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke afspraken in contracten en de noodzaak om de intenties van partijen bij het aangaan van overeenkomsten goed vast te leggen.