Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Parketnummer: 15/741278-12
Uitspraakdatum: 30 september 2013
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren op de terechtzittingen van 18 juni 2013 en 16 september 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.C.M. Wildemors en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. W.A. Monster, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering en na de door de rechtbank ter terechtzitting van 16 september 2013 toegestane wijzing van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
[zaaksdossier 1]
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 april 2011 tot en met 9 september 2012 te Purmerend en/of Utrecht en/of (elders in) Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van achttien jaren (aldus) nog niet had bereikt
- heeft/hebben geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 2) en/of
- ertoe heeft/hebben gebracht zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling dan wel enige handeling heeft/hebben ondernomen waarvan hij, verdachte, en/of diens mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen (artikel 273f lid 1 sub 5) en/of
- opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting en/of seksuele handelingen met of voor (een) derde(n) tegen betaling van/door [slachtoffer 1] (artikel 273f lid 1 sub 8)
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met betrekking tot die [slachtoffer 1] in voornoemde periode (telkens):
- ( terwijl die [slachtoffer 1] een of meerdere schuld(en) had bij één of meer van diens mededader(s)) tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij 10.000 euro, althans een (groot) geldbedrag, moest betalen en/of
- die [slachtoffer 1] in de prostitutie laten werken en/of diensten van seksuele aard laten verrichten en/of
- foto's van die [slachtoffer 1] aan (potentiële) klanten verstuurd en/of een of meerdere profiel(en) van die [slachtoffer 1] op internet aangemaakt en/of
- ( via een chatprogramma) afspraken met klanten gemaakt voor die [slachtoffer 1] en/of
- voor die [slachtoffer 1] bepaald welke handeling(en) hij diende te verrichten en/of welk tarief en/of welke werktijden hij diende te hanteren en/of
- die [slachtoffer 1] voorzien van een (werk)telefoon en/of
- de werkplek(ken)/locatie(s) bepaald voor die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] van/naar zijn werkplek(ken) en/of klanten gebracht en/of opgehaald en/of laten brengen en/of laten ophalen en/of
- die [slachtoffer 1] (nagenoeg) voortdurend onder controle en/of toezicht gehouden en/of doen geloven dat hij (nagenoeg) voortdurend onder controle en/of toezicht werd gehouden en/of
- die [slachtoffer 1] (vrijwel dagelijks), in elk geval regelmatig, verantwoording af laten leggen over het aantal prostitutieklanten waarmee die [slachtoffer 1] seksuele handelingen tegen betaling had verricht en/of over de door hem met prostitutiewerkzaamheden verdiende geldbedragen en/of - tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij minstens 1000 euro per week, althans een (groot) geldbedrag, moest verdienen met prostitutiewerkzaamheden en/of
- hem (ter aflossing van zijn schuld) een (zeer) groot deel en/of het totaal van het door hem (met) prostitutiewerkzaamheden verdiende geld afgenomen en/of laten afnemen, in elk geval in ontvangst genomen en/of laten nemen en/of
- ( daarnaast) dagelijks en/of wekelijks, althans regelmatig, een of meer geldbedragen van die [slachtoffer 1] in ontvangst genomen en/of
- een kamer/ruimte in Utrecht aan die [slachtoffer 1] ter beschikking gesteld en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, geslagen en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, bedreigd door te zeggen dat hij 'zijn best moest doen daar hij anders vermoord zou worden' en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, bedreigd door een mes en/of een (vuur)wapen aan die [slachtoffer 1] te tonen en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat diens moeder en/of zus(sen) en/of (een) ander(e) familielid/leden iets zou worden aangedaan en/of
- een woning aan de [adres 1] te Purmerend schoongemaakt alvorens dat die [slachtoffer 1] daar seks met mannen tegen betaling kon hebben,
en aldus en/of op enigerlei (andere) wijze in de communicatieve en/of feitelijke omgang met die [slachtoffer 1] een situatie gecreëerd en/of in stand gehouden, waarin verdachte en/of zijn mededader(s) door de feitelijke verhoudingen een overwicht verkreeg/verkregen over die [slachtoffer 1], en/of misbruik heeft/hebben gemaakt van het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht dat verdachte en/of zijn mededader(s) over die [slachtoffer 1] had(den);
2.
[zaaksdossier 4]
hij op of omstreeks 4 maart 2012 te Purmerend tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (groot) geldbedrag (van ongeveer 1500 euro) en/of een of meer andere goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat hij, verdachte, en/of diens mededader(s):
- ( al dan niet met deels gezicht bedekkende kleding) de woning van die [slachtoffer 2] is/zijn binnengedrongen en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 2] op/tegen de grond heeft/hebben gegooid en/of geduwd en/of
- meerdere, althans een of meerdere pisto(o)l(en), althans een op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), aan die [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond en/of op die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of op/tegen diens hoofd en/of de zijkant van diens lichaam heeft/hebben gedrukt en/of gehouden en/of
- meermalen, althans eenmaal, (op dwingende toon) tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat hij geld moest geven en/of
- een mes en/of een lepel, althans een voorwerp, in/tegen het gezicht van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gegooid en/of
- tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat hij niet de politie mocht bellen;
3.
[zaaksdossier 5]
hij op of omstreeks 29 juni 2012 te Purmerend met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Anne Franklaan, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit:
- het naar de grond duwen en/of bij de nek vastpakken van die [slachtoffer 3] en/of
- het (meermalen) (met kracht) slaan tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 3] en/of
- het (meermalen) schoppen/trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer 3] (terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag),
waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer 3] (meermalen) (met kracht) tegen zijn lichaam en/of zijn benen heeft geschopt/getrapt, en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (kneuzing ribben en/of kneuzing schouder en/of schaafwonden) voor die [slachtoffer 3] ten gevolge heeft gehad;
4.
[zaaksdossier 6]
hij in de periode van 1 september tot en met 19 september 2012 te Purmerend, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, [slachtoffer 4] door geweld of enige feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 4], wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 4] er toe proberen te bewegen een ontlastende verklaring af te leggen ten aanzien van verdachte en/of zijn mededader(s) door:
- die [slachtoffer 4] onder valse voorwendselen naar Purmerend te lokken en/of
- ( aldaar) tegen die [slachtoffer 4] te zeggen dat hij in de auto moest plaatsnemen en/of
- die [slachtoffer 4] te vertellen dat hij/zij mensen had(den) afgeperst en/of
- te dreigen dat hij/zij de familie van die [slachtoffer 4] zou(den) vertellen dat hij met jongens omging en/of
- die [slachtoffer 4] te vertellen dat hij/zij foto's van die [slachtoffer 4] had(den) en die foto's zou(den) publiceren als hij niet zou doen wat hem werd verteld en/of
- tegen de [slachtoffer 4] te zeggen en/of aan die [slachtoffer 4] te dicteren wat hij moest verklaren tegenover politie en/of rechtbank indien een of meerdere perso(o)n(en) zouden zijn aangehouden en/of
- tegen die [slachtoffer 4] te zeggen dat hij kapot/dood zou worden gemaakt, althans geweld zou worden gebruikt tegen die [slachtoffer 4], wanneer die [slachtoffer 4] iets zou "flikken",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
[criminele organisatie]
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2011 tot en met 20 november 2012 te Purmerend en/of te Utrecht, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, die (al dan niet in wisselen samenstelling) bestond uit verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer andere perso(o)n(en),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- mensenhandel in vereniging, door een minderjarige ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met derden tegen betaling en/of door zich te bevoordelen uit de opbrengst(en) daarvan en/of
- ( poging) afpersing(en) en/of diefstal(len) met geweld en/of bedreiging met geweld, gepleegd in vereniging , door het afhandig maken van geld en/of goederen van een of meerdere perso(o)n(en), althans door te trachten geld en/of goederen afhandig te maken en/of - afdreiging, door een of meerdere perso(o)n(en) te confronteren met heimelijk opgenomen (webcam)beelden en daarbij te dreigen deze beelden naar familie en/of (een) ander(en) openbaar te maken, met als doel die perso(o)n(en) geld en/of goederen afhandig te maken en/of
- mishandeling(en) en/of openlijke geweldpleging en/of bedreiging gericht tegen een of meerdere perso(o)n(en) , met als doel die perso(o)n(en) iets te laten doen, te dulden en/of angst aan te jagen en/of
- het opzettelijk voorhanden hebben en/of dragen en/of overdragen van (een) wapen(s) en van categorie III en/of het voorhanden hebben van (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten, zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Inleiding
Medio september 2012 is door de centrale recherche te Zaandijk een strafrechtelijk onderzoek gestart naar mensenhandel onder de naam 11MAINE.
Op 15 oktober 2012 is het strafrechtelijk onderzoek gestart door de decentrale recherche in Purmerend onder de naam 11SCHIE. Het onderzoek Maine is vervolgens ondergebracht in het onderzoek Schie. Dit onderzoek richtte zich op een groep daders van mensenhandel, berovingen, afdreigingen/chantage en overige geweldplegingen.
Op 1 oktober 2012 is door [slachtoffer 1] aangifte gedaan van uitbuiting/bedreiging/afdreiging door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. Aangever verklaarde dat hij ruim een jaar door hen gedwongen werkte in de mannenprostitutie en al het geld dat hij daarmee verdiende aan hen moest afgeven. Ook verklaarde aangever dat hij de seksmomenten met de mannen moest opnemen, zodat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] deze mannen later konden afpersen met de beelden. In eerste instantie vonden de ontmoetingen met de mannen plaats in auto’s en in de flat van [slachtoffer 3] in Purmerend. Later werden de werkzaamheden verplaatst naar een woning in Utrecht.
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte voor het laatste onderdeel van die tenlastelegging dient te worden vrijgesproken. Zij heeft gevorderd om voor alle ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten het sanctierecht voor volwassenen toe te passen.
3.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van alle hem ten laste gelegde feiten wegens onvoldoende wettig bewijs dient te worden vrijgesproken.
3.3. Vrijspraak ten aanzien van de feiten 1, 2, 4 en 5
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen verdachte onder 1, 2 en 4 ten laste is gelegd. Verdachte zal derhalve van die feiten worden vrijgesproken. Dientengevolge zal verdachte ook van feit 5, deelneming aan een criminele organisatie, worden vrijgesproken.
3.4. Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 3 (zaaksdossier 5) ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 30 juni 2012 doet [slachtoffer 3] (hierna te noemen: [slachtoffer 3]) aangifte van mishandeling.Hij verklaart dat hij op 29 juni 2012 door [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [medeverdachte 5] en een hem onbekende jongen op de Anne Franklaan in Purmerend eerst is geduwd waardoor hij voorover op de grond viel en vervolgens meerdere keren is geschopt en geslagen in zijn rug, op zijn hoofd en lichaam. Toen [slachtoffer 3] opstond en verder liep, kwamen [medeverdachte 1] en de onbekende jongen achter hem aan en werd hij weer tegen de grond geduwd. [medeverdachte 1] pakte hem bij de nek, duwde hem tegen de grond en sloeg hem meerdere keren tegen zijn hoofd. Tijdens dat slaan werd [slachtoffer 3] door de hem onbekende jongen meermalen tegen zijn benen en ribben getrapt. [slachtoffer 3] noemde de mishandeling een soort van afranseling. Hij heeft hevige pijn van deze afranseling ondervonden. Uit de medische gegevens van de huisartsenpost blijkt [slachtoffer 3] een kneuzing in zijn rib en linkerschouder te hebben, verschillende schaafwonden, een wond op zijn arm, alsook drukpijn in zijn rug ter hoogte van de nier.
Uit twee eerdere aangiften van [slachtoffer 3]wordt duidelijk dat [slachtoffer 3] de drie jongens [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] kent De drie jongens waren eerder bij [slachtoffer 3] thuis geweesten huurden bij hem een kamer waar één à tweemaal per week prostitutie werd bedreven. Op een gegeven moment wilde [slachtoffer 3] hen niet meer in zijn woning hebben. Later heeft [slachtoffer 3], [medeverdachte 2] herkend als zijnde medeverdachte [medeverdachte 2], [medeverdachte 5] als aangever E. [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] als medeverdachte [medeverdachte 1]. Op de aan hem getoonde foto van [verdachte] herkent [slachtoffer 3] de vierde, hem niet bij naam bekende, jongen. De keer dat hij buiten op straat werd geslagen, is dit gedaan door [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en de door hem als verdachte [verdachte] herkende jongen. Deze laatste heeft hem geduwd en geslagen en is ook een paar keer bij [slachtoffer 3] thuis geweest, maar [slachtoffer 3] weet niet hoe hij heet. Hij zat dan alleen maar en rookte.
[slachtoffer 1] heeft verklaarddat de Pakistaanse man uit de flat in de [adres 1] (naar de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3]), hem, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op een gegeven moment uit de flat had gezet. Ze zijn toen naar de flat van [slachtoffer 3] gegaan om hun spullen op te halen. [medeverdachte 1] was toen als enige binnen en werd door [slachtoffer 3] met een mes aangevallen. [medeverdachte 2] en [verdachte] (naar de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte]) gingen toen ook de woning binnen. [verdachte] raakte gewond omdat hij een ruitje indrukte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] raakte gewond door het mes van [slachtoffer 3]. Later is de Pakistaanse man door [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 1] in elkaar geslagen ter hoogte van de lage flats tegenover de [adres 1]. [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer 3] de bosjes in getrapt, zijn jas uitgetrokken en deze aan [slachtoffer 1] gegeven. [medeverdachte 2] en [verdachte] hebben toen ‘vet’ op de man ingebeukt, aldus [slachtoffer 1].
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer 3] wel kent, omdat hij twee à drie maal bij [slachtoffer 3] in zijn flat is geweest om te chillen. Op die momenten was [slachtoffer 3] zelf ook thuis. Verdachte ontkent iets met de mishandeling te maken te hebben.
Bewijsoverweging
Tonen foto’s en onbetrouwbare aangever
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat de fotoherkenning door aangever [slachtoffer 3] niet ziet op het ten laste gelegde feit. Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer 3] diverse aangiftes heeft gedaan, waardoor niet vast te stellen is bij welke van die aangiftes verdachte betrokken zou zijn geweest.
De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat aangever [slachtoffer 3] een onbetrouwbare aangever/getuige is nu uit het dossier naar voren komt dat [slachtoffer 3] lijdt aan schizofrenie en psychoses en onder behandeling is bij een GGZ-instelling. Deze omstandigheid maakt dat de bewijswaarde van de fotoherkenning als nihil moet worden gezien.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Zoals hiervoor in de redengevende feiten en omstandigheden naar voren komt, heeft [slachtoffer 3] reeds in zijn aangifte aangeven dat vier personen betrokken waren bij de mishandeling op 29 juni 2012. Van die vier personen heeft hij drie namen genoemd. In zijn latere verhoren heeft hij dit herhaald. Over de vierde persoon heeft [slachtoffer 3] verklaard dat hij deze jongen wel eens bij hem thuis heeft gezien, maar dat hij de naam van deze jongen niet weet. Op de aan hem getoonde foto heeft [slachtoffer 3] echter verdachte herkend als zijnde de vierde persoon die hem buiten op straat heeft geslagen. Naar het oordeel van de rechtbank is er derhalve geen onduidelijkheid om welk incident het gaat, te weten het ten laste gelegde feit. Ook het verweer van de raadsvrouw dat wegens de verwardheid van aangever [slachtoffer 3] diens aangifte en de fotoherkenning niet bruikbaar zouden zijn voor het bewijs volgt de rechtbank niet. De rechtbank vermag niet in te zien in hoeverre deze verwardheid van aangever – ook al niet omdat hij steeds aangaande het incident consistent heeft verklaard – van invloed zou zijn geweest op de herkenning van verdachte. Daarbij komt dat niet alleen [slachtoffer 3] heeft verklaard dat deze vierde persoon een paar keer bij hem thuis is geweest en toen op de bank heeft gezeten, maar ook verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij twee of driemaal bij [slachtoffer 3] in de flat is geweest om te chillen. De rechtbank zal genoemde bewijsmiddelen dan ook bezigen voor het bewijs.
De rechtbank overweegt tot slot dat zij met de officier van justitie van oordeel is dat verdachte voor het onder dit feit genoemde onderdeel, te weten
…. en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (kneuzing ribben en/of kneuzing schouder en/of schaafwonden) voor die [slachtoffer 3] ten gevolge heeft gehad
dient te worden vrijgesproken nu niet kan worden vastgesteld wie genoemd letsel aan [slachtoffer 3] heeft toegebracht.
3.5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
3.
[zaaksdossier 5]
hij op 29 juni 2012 te Purmerend met anderen, op of aan de openbare weg, de Anne Franklaan, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3]
, welk geweld bestond uit:
- het naar de grond duwen en bij de nek vastpakken van die [slachtoffer 3] en
- het meermalen (met kracht) slaan tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 3] en
- het meermalen schoppen/trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer 3] (terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag), waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer 3] meermalen met kracht tegen zijn lichaam en zijn benen heeft geschopt/getrapt.
Hetgeen aan verdachte onder 3. meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 3:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte – onder toepassing van het sanctierecht voor volwassen - zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de vorderingen van benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] worden toegewezen onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.2. Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat – indien de rechtbank tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten zou komen – verdachte volgens het jeugdstrafrecht berecht zou moeten worden en dat de op te leggen jeugddetentie niet de duur van de voorlopige hechtenis dient te overschrijden.
6.3. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van de door (kinder- en jeugd) psychiater J. Vreugdenhil en gezondheidszorgpsycholoog D. Breuker opgestelde rapporten, als ook het vanwege de Raad voor de Kinderbescherming uitgebrachte rapport van V. Naters en T. Alberts, raadsonderzoekers, is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met anderen plegen van openlijk geweld, waarbij het slachtoffer op straat is geduwd en door verdachte en zijn mededaders is mishandeld door op hem in te slaan en te schoppen. Toen het slachtoffer opstond en verder liep, is hij opnieuw op de grond geduwd en meermalen met kracht getrapt. Het slachtoffer heeft door deze mishandeling diverse kneuzingen en wonden opgelopen. Door het gepleegde geweld, welk geweld blijkbaar is gepleegd vanuit een soort wraakneming, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een ernstig feit en heeft hij ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer. Daarnaast brengen dergelijke feiten gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving te weeg.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Het psychiatrisch onderzoeksrapport van 21 maart 2013 houdt onder meer het volgende in.
Uit het onderzoek zijn geen aanwijzingen gekomen voor een psychiatrische stoornis of een gebrekkige ontwikkeling bij verdachte. Daarbij dient wel opgemerkt te worden dat verdachte op veel vragen geen antwoord of sociaal wenselijk overkomende antwoorden heeft gegeven. Ook is niet duidelijk in hoeverre de ouders een goed zicht hebben op het functioneren van verdachte buitenshuis. Scholen, voor zover die benaderd konden worden, geven aan dat verdachte goed functioneert. Hij beschikt over een gemiddelde intelligentie en maakt een zelfverzekerde indruk. Hij lijkt precies te weten wat hij wel en niet wil vertellen en kan daar ook bij behoorlijke druk aan vasthouden. Er lijkt sprake te zijn van een weinig gedifferentieerd gevoelsleven. Verdachte heeft een goed ontwikkeld besef van normen en waarden en hij weet hoe het hoort. Het is niet duidelijk geworden in hoeverre verdachte een goed ontwikkeld geweten heeft en in hoeverre verdachte empathie voor anderen, ook buiten zijn familie, kan hebben. Het is niet duidelijk geworden of het niet willen beantwoorden van een aantal vragen uitsluitend te maken heeft met de door verdachte gekozen procespositie of dat er ook sprake is van een zich ontwikkelende persoonlijkheidsstoornis.
Voornoemd psychologisch onderzoeksrapport houdt onder meer het volgende in.
Naar aanleiding van het onderzoek kan bij verdachte geen ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens worden vastgesteld. Verdachte is dus volledig toerekeningsvatbaar indien het ten laste gelegde bewezen zal worden verklaard. Verdachte is een jongeman met overwegend leeftijdsadequaat gedrag (gemiddelde intelligentie) die zich over het algemeen goed weet te gedragen en in staat is zich aan te passen aan zijn omgeving. Over zijn aandeel in het ten laste gelegde, kon met verdachte niet worden gesproken omdat hij daar niet over wilde spreken. Een risicofactor wordt gezien in het contact met een negatief netwerk, te weten medeverdachten. Er kan geen uitspraak worden gedaan over een gedragsbeïnvloedende maatregel omdat er geen behandeladvies kan worden gegeven.
In zowel het psychiatrisch als het psychologisch onderzoeksrapport is aangegeven dat er geen argumenten zijn die aanleiding geven het meerderjarigenstrafrecht toe te passen.
Het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 13 juni 2013 houdt onder meer het volgende in.
Verdachte heeft samen met medeverdachte [medeverdachte 2] op de basisschool gezeten en met medeverdachte [medeverdachte 1] heeft hij samen op de middelbare school gezeten. Ouders zien de ernst van de verdenkingen, maar zij kunnen niet geloven dat hun zoon betrokken is geweest en herkennen hun zoon niet in het ten laste gelegde. Een risico binnen de opvoeding komt naar voren als het gaat om het zicht van ouders op de vrienden van verdachte en zijn activiteiten buitenshuis. De ouders kennen enkele vrienden oppervlakkig en zij weten verder niet wie verdachte ontmoet en wat hij met zijn vrienden doet. Daarbij is er vanuit de ouders geen zicht op het gebruik van de sociale media van verdachte. In haar ter terechtzitting gegeven toelichting op het rapport, heeft raadsonderzoeker Alberts aangegeven dat de ouders nu meer contact hebben met verdachte.
Er zijn geen zorgen over zijn persoonlijk functioneren en derhalve zijn er geen indicaties voor het opleggen van een leerstraf. Een werkstraf wordt, gelet op de ernst van de feiten, niet passend geacht en omdat verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten minderjarig was, zou het om jeugddetentie moeten gaan. Verdachte woont nog thuis en uit pedagogisch oogpunt geeft de Raad ter overweging mee om de duur van de onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk te stellen aan de duur van de voorlopige hechtenis, zodat de positieve ontwikkeling van verdachte niet wordt doorkruist.
Met betrekking tot het al dan niet toepassen van het sanctierecht voor volwassenen overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte was ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde feit zeventien jaar oud en derhalve minderjarig. In beginsel wordt ten aanzien van minderjarige daders het sanctierecht voor jeugdigen toegepast. Artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht voorziet in de mogelijkheid om ten aanzien van jeugdigen het sanctierecht voor volwassenen toe te passen, indien de rechter daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank is van oordeel dat zowel de persoonlijkheid van verdachte als de omstandigheden waaronder het strafbare feit zijn begaan onvoldoende grond vormen om, mede gelet op de ten aanzien van verdachte uitgebrachte rapportages, een uitzondering te maken op de hoofdregel. Derhalve zal het sanctierecht voor jeugdigen worden toegepast.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7. Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.600,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat nu verdachte van het onder 1 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, de benadeelde partij niet in zijn vordering zal kunnen worden ontvangen.
8. Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.600,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat nu verdachte van het onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, de benadeelde partij niet in zijn vordering zal kunnen worden ontvangen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 77a, 77g, 77h, 77i en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 4 en 5 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het onder 3.5. bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van twee (2) weken;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart benadeelde partij [slachtoffer 1] niet ontvankelijk in de vordering;
verklaart benadeelde partij [slachtoffer 2] niet ontvankelijk in de vordering;
heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.A. Plaisier, voorzitter,
mr. C.A.M. van der Heijden, tevens kinderrechter en mr. J.J.M. Uitermark, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.L. Meyer,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 september 2013.
Mr. J.J.M. Uitermark is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.