ECLI:NL:RBNHO:2013:9534
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Opzettelijke invoer van cocaïne in Nederland met bewezenverklaring van opzet en straftoemeting
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 juli 2013 op Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk een hoeveelheid cocaïne van ongeveer 2,8 kilogram in Nederland heeft binnengebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte, geboren in Suriname en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, werd beschuldigd van het opzettelijk invoeren van cocaïne, een middel dat onder de Opiumwet valt. Tijdens de controle op de luchthaven werd in de handbagage van de verdachte een rolkoffer aangetroffen met daarin vier pakketten die cocaïne bleken te bevatten. De verdachte verklaarde aanvankelijk dat de koffer van haar was, maar later beweerde zij dat zij de verkeerde koffer had meegenomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verantwoordelijk was voor de inhoud van haar bagage en dat er geen overtuigende feiten waren die haar verweer konden ondersteunen. De rechtbank achtte het opzet van de verdachte bewezen, gezien de omstandigheden van de zaak en de wisselende verklaringen van de verdachte. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 29 maanden geëist, maar de rechtbank besloot om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 29 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en heeft bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de onvoorwaardelijke straf.