In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 oktober 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst over de afwaardering van effecten in het kader van de vennootschapsbelasting. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. P.A.N. van de Kimmenade, had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen vennootschapsbelasting voor de jaren 2005 en 2006, opgelegd door de Belastingdienst. De inspecteur had de aanslag voor 2005 verlaagd na een uitspraak op bezwaar, maar de aanslag voor 2006 bleef gehandhaafd. Eiseres stelde dat de effecten in het beleggingsfonds [B BEDRIJF] afgewaardeerd moesten worden op basis van goedkoopmansgebruik, omdat deze effecten door beleggingsfraude in 2008 aanzienlijk in waarde waren gedaald.
De rechtbank oordeelde dat de effecten tot en met 9 december 2008 vrij verhandelbaar waren en dat er geen reden was om de waarde van de effecten in 2005 en 2006 lager te waarderen dan de kostprijs of de beurskoers. De rechtbank stelde vast dat de beleggingsfraude, die pas na de balansdatum aan het licht kwam, geen invloed had op de waardering van de effecten op de balansdata. De rechtbank concludeerde dat de beroepen van eiseres ongegrond waren en dat de aanslagen vennootschapsbelasting voor de jaren 2005 en 2006 gehandhaafd moesten blijven.
De uitspraak benadrukt het belang van de waardering van courante effecten en de toepassing van goedkoopmansgebruik in de fiscale praktijk. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken en heeft de beslissing openbaar gemaakt.