Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Parketnummer: 15/740560-13
Uitspraakdatum: 9 oktober 2013
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 september 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem te Haarlem.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Eck en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.B. Stenger, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 05 mei 2013 tot en met 08 mei 2013 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer personen, genaamd [slachtoffer 1], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten [slachtoffer 2] (de vader van die [slachtoffer 1]), te dwingen iets te doen of niet te doen, immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, die [slachtoffer 1]
naar een woning laten komen, waarna verdachte en/of zijn mededader(s):
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben bedreigd met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgebonden en/of vastgetaped en/of tape op/over de mond van die [slachtoffer 1] geplakt, en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat als hij zou schreeuwen hij een kogel door zijn kop zou krijgen, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking, en/of
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben belet die woning te verlaten, en/of
- ( vrijwel) voortdurend in de nabijheid van die [slachtoffer 1] is/zijn gebleven, en/of
- ( een) bivakmuts(en) heeft/hebben gedragen in de nabijheid van die [slachtoffer 1], en/of
- die [slachtoffer 1], onder dreiging van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gedwongen/bewogen om [slachtoffer 2] (de vader van die [slachtoffer 1]) te bellen en/of die [slachtoffer 1] daarbij heeft/hebben laten zeggen "ik heb iets fout gedaan, hun staan in hun recht", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- die [slachtoffer 2] heeft/hebben gebeld en/of die [slachtoffer 2] gezegd dat er een partij verdovende middelen, althans een partij (andere) goederen, afkomstig uit Marokko (ter waarde van ongeveer 30.000 euro) (terug) moest worden gegeven danwel dat de (straat)waarde van deze partij, althans een (groot) geldbedrag, betaald moest worden (alvorens die [slachtoffer 1] vrij gelaten zou worden), en/of
- ( meermalen) (telefonisch) contact heeft/hebben opgenomen met die [slachtoffer 2], om met die [slachtoffer 2] te komen tot een afspraak over de voorwaarden waaronder die [slachtoffer 1] vrij gelaten zou kunnen worden en/of de wijze waarop er voor die vrijlating betaald zou gaan worden;
hij in of omstreeks de periode van 05 mei 2013 tot en met 08 mei 2013 te Amsterdam en/of te Hoofddorp en/of te Haarlem, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld (jegens [slachtoffer 1]) [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een partij verdovende middelen, althans een partij (andere) goederen, afkomstig uit Marokko (ter waarde van ongeveer 30.000 euro), danwel de (straat)waarde van deze partij, althans een (groot) geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
- [slachtoffer 1] (de zoon van die [slachtoffer 2]) in een woning gevangen/gegijzeld heeft/hebben gehouden en/of
- die [slachtoffer 1] (onder dreiging van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp), heeft/hebben gedwongen/bewogen om die [slachtoffer 2] te bellen en/of die [slachtoffer 1] daarbij heeft/hebben laten zeggen "ik heb iets fout gedaan, hun staan in hun recht", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- die [slachtoffer 2] heeft/hebben gebeld en/of die [slachtoffer 2] gezegd dat er een partij verdovende middelen, althans een partij (andere) goederen, afkomstig uit Marokko (ter waarde van ongeveer 30.000 euro) (terug) moest worden gegeven danwel dat de (straat)waarde van deze partij, althans een (groot) geldbedrag, betaald moest worden (alvorens die [slachtoffer 1] vrij gelaten zou worden), en/of
- ( meermalen) (telefonisch) contact heeft/hebben opgenomen met die [slachtoffer 2], om met die [slachtoffer 2] te komen tot een afspraak over de voorwaarden waaronder die [slachtoffer 1] vrij gelaten zou kunnen worden en/of de wijze waarop er voor die vrijlating betaald zou gaan worden, en/of
- is/zijn gegaan naar een locatie waar hij, verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hadden afgesproken met die [slachtoffer 2],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2. Vrijspraak van de ten laste gelegde gijzeling
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen de aan verdachte ten laste gelegde gijzeling en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt ten aanzien hiervan het volgende. [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) heeft verklaard dat hij door verdachte onder bedreiging (van een vuurwapen) of dwang naar de woning aan de [adres 1] te Amsterdam is gebracht. Deze verklaring wordt naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen in het strafdossier. Naar het oordeel van de rechtbank biedt het strafdossier tevens onvoldoende ondersteunende bewijsmiddelen om wettig en overtuigend bewezen te achten dat [slachtoffer 1] vervolgens enige tijd tegen zijn wil is vastgehouden op de zolderkamer van voornoemde woning, zoals hij heeft verklaard. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gijzeling van [slachtoffer 1]. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken.
3.3. Redengevende feiten en omstandigheden van de ten laste gelegde afpersing
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde poging tot afpersing op grond van het volgende.
inleiding
Op 6 mei 2013 doet [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) aangifte van vermissing van zijn zoon [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] zou op 5 mei 2013 omstreeks 18:30 uur door zijn vriend [getuige 1] zijn afgezet in de nabijheid van de Dappermarkt in Amsterdam. [slachtoffer 1] zou hebben afgesproken met verdachte. Hierna heeft hij niets meer van [slachtoffer 1] vernomen.
redengevende feiten en omstandigheden
Op 7 mei 2013 om 11:22 uur belt [slachtoffer 1] met het telefoonnummer van verdachte naar [slachtoffer 2]. Aan de telefoon zegt [slachtoffer 1]: ‘ik heb iets fout gedaan, hun staan in hun recht’.Om 14:10 uur belt verdachte vanuit [belhuis] in Amsterdam met [slachtoffer 2]. Verdachte zegt dat hij ‘die andere’ bij zich heeft en dat ‘die andere’ zich niet aan de afspraak heeft gehouden. ‘Die andere’ zou ‘dingen’ mee hebben gegeven aan [getuige 2], de broer van [slachtoffer 2]. Nu wil verdachte ‘mijn ding hier’ of geld in Marokko. [slachtoffer 2] zegt dat zij een afspraak moeten maken en dat [slachtoffer 1] moet vrij komen, pas daarna krijgt verdachte wat hij van [slachtoffer 1] zou krijgen. Verdachte zegt dat hij ‘vijfentwintig’ heeft gegeven voor 1.300 euro. Verdachte zegt dat hij de prijs van hier wil. [slachtoffer 2] rekent uit dat het gaat om ongeveer 30.000 euro. Verdachte zegt dat hij [slachtoffer 1] zal loslaten. [slachtoffer 2] zegt dat hij wil afspreken nadat [slachtoffer 1] los is gelaten.
Om 19:33 uur belt [slachtoffer 1] naar [slachtoffer 2]. [slachtoffer 1] zegt dat hij nu klaar, maar nog niet alleen is, dat het goed met hem gaat, dat hij zo wordt weggebracht en nu wordt losgelaten. Hierna komt verdachte aan de telefoon. Verdachte en [slachtoffer 2] proberen met elkaar af te spreken. [slachtoffer 2] maakt duidelijk dat hij eerst moet zien dat [slachtoffer 1] alleen en vrij is. [slachtoffer 1] komt hierna aan de telefoon en zegt tegen [slachtoffer 2] dat hij door [getuige 1] wordt opgehaald.Om 19:57 uur wordt [slachtoffer 1] door [getuige 1] opgehaald. [getuige 1] zegt tegen [slachtoffer 2] dat [slachtoffer 1] in orde is en dat hij geen klachten heeft.
Om 22:34 uur belt verdachte met [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] stelt voor om vandaag nog af te spreken met verdachte en vraagt of het klopt dat hij ‘25 x 13’ moet meenemen. [slachtoffer 2] stelt voor af te spreken bij de Texaco aan de Marnixstraat in Amsterdam. [slachtoffer 2] informeert waar hij verdachte aan kan herkennen. Verdachte zegt dat hij lang is, stekelig haar heeft en een blauwe jas en Gucci schoenen draagt. Ook neemt verdachte een krant mee in zijn hand.Om 23:37 uur bevestigt verdachte dat hij bij pomp nummer 1 staat. [slachtoffer 2] zegt verdachte dat hij er aan komt. Vervolgens wordt verdachte aangehouden bij pomp nummer 1 door het arrestatieteam van politie.
3.4. Bewijsoverweging
Door en namens verdachte is ten aanzien van de ten laste gelegde poging tot afpersing vrijspraak bepleit. De verdediging heeft betwist dat er sprake was van geweld of bedreiging met geweld bij de onderhandelingen van verdachte met [slachtoffer 2]. De wijze waarop de afpersing ten laste is gelegd levert bovendien geen afpersing op, immers daaruit volgt niet dat [slachtoffer 2] op de hoogte was van enig gebruik van geweld of bedreiging met geweld jegens het slachtoffer [slachtoffer 1]. Verdachte dient aldus te worden vrijgesproken, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer 2] ervan uitging dat zijn zoon tegen zijn wil werd vastgehouden en eerst tegen afgifte van geld dan wel drugs aan verdachte, zou worden vrijgelaten, welk uitgangspunt door verdachte is gewekt. Onder deze omstandigheden was normaal te verwachten dat [slachtoffer 2] daardoor werd gebracht tot het maken van een afspraak met verdachte teneinde een geldbedrag dan wel drugs af te geven als tegenprestatie voor de vrijlating van [slachtoffer 1]. De rechtbank kwalificeert het tegen de wil vasthouden van de zoon van [slachtoffer 2], waar [slachtoffer 2] vanuit ging, als geweld. Dit maakt dat sprake is van een poging tot afpersing. Dat de gijzeling naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende vast is komen te staan, maakt dit niet anders.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot afpersing van [slachtoffer 2].
3.5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1. ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 5 mei 2013 tot en met 7 mei 2013 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een partij verdovende middelen afkomstig uit Marokko (ter waarde van ongeveer 30.000 euro), danwel de (straat)waarde van deze partij, toebehorende aan die [slachtoffer 2],
- die [slachtoffer 2] heeft gebeld en die [slachtoffer 2] gezegd dat er een partij verdovende middelen afkomstig uit Marokko (ter waarde van ongeveer 30.000 euro) terug moest worden gegeven danwel dat de (straat)waarde van deze partij betaald moest worden alvorens [slachtoffer 1] vrij gelaten zou worden, en
- meermalen telefonisch contact heeft opgenomen met die [slachtoffer 2], om met die [slachtoffer 2] te komen tot een afspraak over de voorwaarden waaronder [slachtoffer 1] vrij gelaten zou kunnen worden en de wijze waarop er voor die vrijlating betaald zou gaan worden, en
- is gegaan naar een locatie waar hij, verdachte had afgesproken met die [slachtoffer 2],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de straf
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig (36) maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan twaalf (12) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie (3) jaren en onder de bijzondere voorwaarden zoals verwoord in het ten aanzien van verdachte opgestelde reclasseringsadvies.
6.2. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en het aldaar besproken reclasseringsadvies d.d. 19 september 2013 is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing, door het slachtoffer te kennen te geven dat zijn zoon zou worden vrijgelaten indien het slachtoffer een som geld zou betalen dan wel een partij drugs zou overhandigen. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij uit puur materiële overwegingen heeft gehandeld, zonder zich iets gelegen te laten liggen aan de angst die hij teweeg heeft gebracht bij het slachtoffer.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte, alsmede het feit dat verdachte blijkens het op zijn naam staand uittreksel Justitiële Documentatie niet eerder voor soortgelijke ernstige feiten is veroordeeld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie (3) jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met de reclassering, zoals door de reclassering geadviseerd, noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
7. Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 7.789,60 ingediend tegen verdachte wegens immateriële en materiële schade die hij als gevolg van de ten laste gelegde gijzeling zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde gijzeling, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 45 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet bewezen de aan verdachte ten laste gelegde gijzeling en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feite poging tot afpersing heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TIEN (10) MAANDEN;
beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot DRIE (3) MAANDEN niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van DRIE (3) JAREN aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van vaststelling identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleegd;
meldplicht
stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde, waartoe verdachte zich moet melden bij Reclassering Nederland wanneer hij hiervoor uitgenodigd wordt en zich hierna gedurende door Reclassering Nederland bepaalde periode zal blijven melden zo frequent als Reclassering Nederland gedurende deze periode nodig acht;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.C.M. Swinkels, voorzitter,
mr. J.C. van den Bos en mr. G. Demmink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van woensdag 9 oktober 2013.
Mr. G. Demmink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.