Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700217-13
Uitspraakdatum: 24 september 2013
Tegenspraak
Vonnis (P)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 september 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. T. Fikkers en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.A. van der Horst, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 02 juni 2013 te Velsen-Noord, gemeente Velsen, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Wijkerstraatweg, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, waaronder [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], welk geweld bestond uit:
- het meermalen, althans eenmaal, (in de richting van en/of tegen het lichaam en/of hoofd) slaan en/of schoppen en/of duwen van die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of anderen, en/of;
- het meermalen, althans eenmaal, (dreigend) (met (een) (vlees)mes(sen) in de hand(en)): A) aflopen op en/of schreeuwen in de richting van die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of anderen, en/of;
B) maken van een zwaaiende en/of stekende beweging in de richting van (het lichaam van) die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of anderen, en/of;
- het achtervolgen en/of (vervolgens) naar de grond werken en/of gooien en/of slaan van die [medeverdachte 1], en/of (vervolgens) (met (een) (vlees)mes(sen) in de hand(en)) duiken en/of springen op, en/of (vervolgens) in een worsteling geraken met, die [medeverdachte 1], en/of;
- het meermalen, althans eenmaal, met (een) (vlees)mes(sen) (in de rug, althans het lichaam) steken van die [medeverdachte 1].
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2 Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, d.d. 5 juni 2013, waarin opgenomen de bekennende verklaring van verdachte;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 juni 2013 (dossierpagina's 46-48 );
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juli 2013 (dossierpagina's 74-75);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 13 juni 2013 (dossierpagina 78-79);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 4 juni 2013 (dossierpagina's 94-96);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 4 juli 2013 (dossierpagina's 103-106);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 1 juli 2013 (dossierpagina's 108-109);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] d.d. 3 juni 2013 (dossierpagina's 114-115);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] d.d. 10 juli 2013 (dossierpagina's 149-151);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [getuige 6] d.d. 3 juni 2013 (dossierpagina's 214-216);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 5 juni 2013 (dossierpagina's 226-228);
- een schriftelijk bescheid, te weten geneeskundige verklaring d.d. 30 juli 2013 (dossierpagina 245).
3.3 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 2 juni 2013 te Velsen-Noord, gemeente Velsen, met een ander, op de Wijkerstraatweg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, waaronder [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], welk geweld bestond uit:
- het meermalen, althans eenmaal, (in de richting van en/of tegen het lichaam en/of hoofd) slaan en/of schoppen en/of duwen van die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], en;
- het meermalen, althans eenmaal, (dreigend) (met een mes in de hand):
A) aflopen op en schreeuwen in de richting van die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], en;
B) maken van een zwaaiende of stekende beweging in de richting van (het lichaam van) die [medeverdachte 1], en;
- het achtervolgen en naar de grond werken en slaan van die [medeverdachte 1], en (met een mes in de
hand) in een worsteling geraken met, die [medeverdachte 1], en;
- het eenmaal, met een mes in de rug steken van die [medeverdachte 1].
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sancties
6.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2 Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat bij de beoordeling uitdrukkelijk rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat niet verdachte maar [medeverdachte 1], die zwaar onder invloed van drugs was, de agressor was en de vechtpartij heeft veroorzaakt. Verdachte heeft niet willen steken en heeft ook geen voorwaardelijk opzet gehad om [medeverdachte 1] te steken. Op grond van het dossier kan ook niet worden vastgesteld, dat verdachte degene is geweest die [medeverdachte 1] een steekwond heeft toegebracht: de getuigenverklaringen daarover wisselen immers. Uit het dossier volgt alleen dat gewelddadige handelingen hebben plaatsgevonden, waarbij meerdere personen betrokken zijn geweest. De raadsman heeft er op gewezen dat de handelingen van verdachte een reactie waren op het door [medeverdachte 1] uitgeoefende geweld en dat [medeverdachte 1] zeer bedreigend overkwam. Ten slotte heeft de raadsman er op gewezen dat verdachte nooit eerder voor een soortgelijk misdrijf is veroordeeld en dat hij de enige is die voor deze gebeurtenis in voorlopige hechtenis heeft gezeten, terwijl tenminste drie anderen ook een belangrijke rol in het geweld hebben gespeeld. Derhalve zou een straf gelijk aan het voorarrest moeten worden opgelegd.
6.3 Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Verdachte is samen met [getuige 6] in gevecht geraakt met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Op een gegeven moment is verdachte samen met [getuige 6] naar zijn woning gerend en hebben zij allebei een mes gepakt uit zijn woning en hebben daarmee gezwaaid, waarbij [medeverdachte 1] een steekwond in zijn rug heeft opgelopen. De geweldpleging vond bovendien plaats op de openbare weg waar ook andere mensen aanwezig waren die de vechtpartij en de messen hebben gezien. Dit is een ernstig feit, dat gevoelens van grote angst en onrust bij zowel de slachtoffers als in de samenleving teweegbrengt.
Gezien het feit dat verdachte geen eerdere veroordelingen heeft voor dit soort delicten, zijn jeugdige leeftijd, de omstandigheid dat [medeverdachte 1] bij deze vechtpartij de agressor was en het feit dat het op basis van het dossier onvoldoende is vast te komen staan wie daadwerkelijk de steekwond bij [medeverdachte 1] heeft toegebracht, acht de rechtbank een andere straf dan door de officier geëist, passend en geboden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde [medeverdachte 2] proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Voorts is de rechtbank van oordeel dat er tevens een taakstraf in de vorm van een werkstraf van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 141 van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4 vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zeventig (70) dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 35 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van tachtig (80) uren taakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 40 dagen hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.A. Plaisier, voorzitter,
mr. W.J. van Andel en J.J. Dijk, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.W. van der Hoek,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 september 2013.
Mr. J.J. Dijk is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.