ECLI:NL:RBNHO:2013:9072
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Invoer van cocaïne via Luchthaven Schiphol door verdachte
Op 1 oktober 2013 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 juli 2013 op Luchthaven Schiphol werd aangehouden. De verdachte, geboren in Suriname, werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van een hoeveelheid cocaïne in Nederland. Tijdens een verscherpte controle op de luchthaven werd in zijn handbagage een zwarte rolkoffer aangetroffen, waarin vijf potten limonadepoeder en drie dubbelgesealde pakketten pindasambal zaten. Bij onderzoek bleek dat deze substanties cocaïne bevatten, met een totaal gewicht van 4.223,7 gram.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte ontkende op de hoogte te zijn van de aanwezigheid van cocaïne in zijn bagage en voerde aan dat hij de levensmiddelen in een winkel op de luchthaven Zanderij had gekocht. De rechtbank verwierp deze verklaring als ongeloofwaardig, omdat het uitgangspunt is dat een passagier verantwoordelijk is voor de inhoud van zijn bagage. De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die erop wezen dat de verdachte niet op de hoogte was van de inhoud van zijn koffer.
De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een gevangenisstraf op van 36 maanden, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering. De rechtbank benadrukte de ernst van de zaak, gezien de grote hoeveelheid cocaïne die bestemd was voor verdere verspreiding en handel.