ECLI:NL:RBNHO:2013:9069
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Opzettelijke invoer van cocaïne te Schiphol met bekennende verklaring en strafmaatverweer
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 juni 2013 te Schiphol opzettelijk een hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd tijdens de terechtzitting. De rechtbank heeft verschillende bewijsmiddelen in overweging genomen, waaronder een proces-verbaal van aanhouding en bevindingen, en een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezenverklaarde feit opzettelijk handelen in strijd is met de Opiumwet.
De rechtbank heeft het beroep op psychische overmacht van de verdachte verworpen, omdat onvoldoende bewijs was geleverd dat de verdachte onder druk stond om het feit te plegen. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van tien maanden geëist, terwijl de verdediging pleitte voor een lagere straf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij niet op de hoogte was van de cocaïne in de flacons. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de verdachte schuldig was aan de opzettelijke invoer van 750 gram cocaïne en heeft een gevangenisstraf van tien maanden opgelegd, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan gedragsinterventies.