4.3Oordeel van de rechtbank
Feit 1: overval woning [a-straat] Heerhugowaard
Redengevende feiten en omstandigheden
Op 17 oktober 2012 rond 05.02 uur kregen verbalisanten van de politie Noord-Holland Noord de opdracht te gaan naar de [a-straat] in Heerhugowaard in verband met een woningoverval. Ter plaatse troffen zij de bewoners, de heer [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2], die beiden hevig ontdaan waren en bloedende wonden aan hun hoofd hadden. Zij vertelden dat zij in hun slaap waren overrompeld door twee mannen, die via het slaapkamerraam hun slaapkamer op de eerste verdieping van hun woning waren binnengedrongen. De mannen hadden hen in het gezicht geslagen met een pistool en met de vuisten. Eén dader bleef in de slaapkamer, terwijl de ander naar beneden ging. Uiteindelijk hadden de mannen de woning weer via het slaapkamerraam verlaten. Later zagen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dat hun Mercedes A150 weg was. Ook waren er veel sieraden, een fototoestel en een portemonnee weg.
De heer [slachtoffer 1] heeft van het gebeurde aangifte gedaan. Uit zijn verklaring komt naar voren dat hij en zijn vrouw op 17 oktober 2012 lagen te slapen op de eerste verdieping van hun woning aan de [a-straat] in Heerhugowaard. Opeens hoorde hij gestommel en zag vervolgens dat er twee mannen door het raam van de slaapkamer sprongen, die meteen riepen: “Waar is de kluis, waar is de kluis”. Er werd direct op [slachtoffer 1] en zijn vrouw ingeslagen en zij werden bedreigd met een pistool. Eén van de mannen wordt omschreven als Marokkaans, lengte 1.75-1.80 meter. De andere man was misschien wel 1.85 meter. De man met het wapen sloeg de heer [slachtoffer 1] meermalen met een hard voorwerp in het gezicht. Een van de twee mannen bleef in de slaapkamer en hield het wapen op de aangever en zijn vrouw gericht, terwijl de ander met een tas naar beneden naar de woonkamer ging. De “Marokkaanse” man vroeg om geld. De mannen bleven maar vragen naar de kluis en naar geld. Hierbij werden de aangever en zijn vrouw allebei weer geslagen. De slaapkamer werd ruw doorzocht door de mannen. Op een gegeven moment hebben de mannen de polsen van de heer [slachtoffer 1] met tape bij elkaar gebonden. Daarop gingen de mannen via het raam naar buiten en vervolgens hoorde aangever het starten van een auto. De autosleutels waren vanuit de slaapkamer weggenomen. Beide mannen hadden donkere kleding aan.
Ook mevrouw [slachtoffer 2] heeft een verklaring afgelegd. Zij vertelt dat zij op 17 oktober 2012 rond 4.40 uur wakker werd van een schreeuw van haar man. Ze zag twee figuren in de slaapkamer en er werd verschillende malen geschreeuwd “waar is de kluis”. Mevrouw kreeg een klap in haar gezicht en zag dat haar man ook een klap kreeg. Eén van de mannen hield hen met een pistool onder schot, terwijl de ander de slaapkamer uitging. Zij zag dat haar man meerdere malen klappen kreeg. De kasten in de slaapkamer werden doorzocht. Sieraden en geurtjes werden door de mannen in een grote tas gedaan. Daarna werden de polsen van haar man vastgebonden met tape en vertrokken de mannen door het openstaande slaapkamerraam. Toen zij niets meer hoorde, is mevrouw [slachtoffer 2] opgestaan en naar het raam gelopen. Op dat moment hoorde zij een auto starten en vervolgens zag zij hun eigen auto wegrijden. De ene dader wordt omschreven als een Marokkaan van tussen de 1.75 m en 1.80 m lang. Beiden hadden donkere kleding aan en droegen handschoenen. Mevrouw [slachtoffer 2] geeft een omschrijving van alle weggenomen goederen, die naar de rechtbank heeft vastgesteld overeenkomt met de opsomming in de tenlastelegging. Dit met uitzondering van de zwarte sieradendoos, waarover [slachtoffer 2] later heeft verklaard dat zij deze in de woning heeft aangetroffen (dossierpagina Z01, 247). De auto die met behulp van de in de slaapkamer gepakte sleutels was weggenomen, betrof een Mercedes met kenteken[kenteken 1].
In een latere verklaring is mevrouw [slachtoffer 2] teruggekomen op haar eerdere aanduiding van de tweede overvaller als ‘blank’ en spreekt zij over een Marokkaanse overvaller en een overvaller, die ‘wat lichter getint’ was en in ieder geval niet negroïde.
De rechtbank heeft ter terechtzitting waargenomen dat verdachte geen negroïde indruk maakt, maar wel een licht getinte huidskleur heeft.
Op 17 oktober 2012 rond 10.15 uur is mevrouw [slachtoffer 2] onderzocht door de forensisch geneeskundige B. Kruyver. Deze heeft bij mevrouw [slachtoffer 2] letsel aan het hoofd geconstateerd in de vorm van een blauwpaarse verkleuring van de huid met zwelling hieromheen onder het linkeroog en ter hoogte van het linker jukbeen. Dit letsel kan volgens de arts het gevolg zijn van een hard contact met een stomp voorwerp zoals bijvoorbeeld een vuist. Het tijdstip van het incident past bij de leeftijd van de letsels.
Diezelfde dag rond 9.45 uur is de heer [slachtoffer 1] onderzocht door de forensisch arts. Bij hem werd aan het hoofd ter hoogte van de rechterslaap een onderbreking van de huid met een hechting geconstateerd. Verder was onder het linkeroog ter hoogte van het linker jukbeen een blauwpaarse verkleuring van de huid zichtbaar met zwelling daaromheen en werd ter hoogte van de rechter bovenlip een zwelling gezien en een beschadiging van het slijmvlies aan de binnenzijde. De letsels aan het hoofd kunnen volgens de arts het gevolg zijn van meerdere harde contacten met een stomp voorwerp zoals bijvoorbeeld een vuist. Het tijdstip van het incident past bij de leeftijd van de letsels.
Op de plaats delict is vrijwel direct na het incident een forensisch sporenonderzoek verricht. Hierbij werd tegen de rechtergevel van de woning, onder het slaapkamerraam, een ladder aangetroffen, die was voorzien van een sticker met daarop de tekst “[bedrijf], gevestigd op de [bedrijfsadres]”. In de slaapkamer werd een stuk tape, dat kennelijk was gebruikt om een van de bewoners te knevelen, veiliggesteld en voorzien van het Spoor Identificatie Nummer (SIN) AAES6997NL. Ook werd in de slaapkamer een zaklamp aangetroffen, waarvan de bewoners verklaarden dat deze niet hun eigendom was. Voorts werd op een aktetas, mappen en papieren die op de vloer van de slaapkamer lagen een schoenspoor aangetroffen. Dit spoor is veiliggesteld en voorzien van SIN AAFB7570NL.
Mevrouw[aangeefster] heeft namens [bedrijf] uit Bergen aangifte gedaan van diefstal van een bedrijfsladder.Een werknemer van dit bedrijf heeft de politie desgevraagd verteld dat de ladder tussen 16 oktober 2012 18.00 uur en 17 oktober 2012 07.00 uur werd gestolen vanaf zijn bedrijfsauto, die geparkeerd stond op het[b-straat].
[getuige 1] heeft verklaard dat hij op de [f-straat] woont en dat [voornaam 1], de jongen die door het AT is meegenomen
(de rechtbank begrijpt: medeverdachte [verdachte 1]), vanaf het begin van de zomer bij hem in huis woonde. [voornaam 1] sliep boven.
[getuige 1] verklaart verder dat op de avond van 16 oktober 2012 [voornaam 1] bij hem was met zijn vriend [voornaam 3]
(de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte 2]).Rond 23.00 uur zijn [verdachte 1] en [verdachte 2] weggegaan.
De telefoons van [verdachte 1] en [verdachte 2] werden op het moment van de overval afgeluisterd door de politie. Ook de zogenaamde PIN-berichtern werden onderschept. Uit analyse van de PIN-berichten blijkt dat [verdachte 1] op 17 oktober 2012 om 3.50 uur een bericht heeft verstuurd met de tekst:
klaar wagt dr oip jullie doe snel.Dit bericht werd verstuurd naar de PIN-gebruiker met nummer [PIN-nummer], die de initialen [initialen] gebruikt. Uit onderzoek is gebleken dat deze gebruiker [voornaam 2][verdachte 3] betreft. Uit verder onderzoek is gebleken dat de telefoon van[verdachte 3] in de nacht van de overval gsm-masten aanstraalt op de [l-straat] en de [m-straat], welke locaties in de onmiddellijke nabijheid liggen van de plek van de overval, de [a-straat] in Heerhugowaard. Uit printlijstonderzoek komt voorts naar voren dat het niet gebruikelijk is dat deze telefoon in de nachtelijke uren over deze masten komt.
Nader onderzoek naar tapgesprekken en PIN-berichten heeft meer in het bijzonder het volgende opgeleverd over contacten tussen [verdachte 1], [verdachte 2] en[verdachte 3] in de nacht van 16 op 17 oktober 2012:
Op 16 oktober 2012 rond 22:53 uur schrijft [verdachte 1] aan[verdachte 3] dat hij, als hij beneden is, moet pingen.[verdachte 3] schrijft dat hij eraan komt en dat hij er met 2 minuten is.[verdachte 3] schrijft om 22:57 uur dat hij er is. Uit de printlijsten van[verdachte 3] blijkt dat zijn telefoon op 16 oktober 2012 te 23.23 uur contact maakt met de zendmast aan de [h-straat] te Heerhugowaard, die in de nabije omgeving ligt van de [a-straat]. Op hetzelfde tijdstip wordt [verdachte 2] gebeld. [verdachte 2] zegt dat hij in Heerhugowaard is. Ook zijn telefoon komt op dat moment over de zendmast aan de [h-straat] te Heerhugowaard.
Tussen 01.28 uur en 01.41 uur op 17 oktober 2012 komt de telefoon van [verdachte 2] telkens over de mast aan de [i-straat], vlakbij de [n-straat], het huisadres van[verdachte 3].
Op 17 oktober 2012 te 01:21 uur komt ook de telefoon van [verdachte 1] over de mast aan de [i-straat].
Rond 01:50 uur vraagt [verdachte 1] aan[verdachte 3] wat hij aan het doen is en[verdachte 3] schrijft dat hij “osso” (thuis) is. [verdachte 1] schrijft dat hijzelf, [voornaam 3] (mogelijk [voornaam 3] [verdachte 2]) en [voornaam 4] naar hem toekomen. Rond 02:36 uur komt de telefoon van[verdachte 3] over de mast aan de [l-straat], wat in de nabije omgeving is van de plaats van de overval. Om 02:47 uur komt de telefoon van[verdachte 3] weer over de mast aan de [i-straat]. Om 03:33 uur komt de telefoon van[verdachte 3] over de mast aan de [m-straat], in de nabije omgeving van de [a-straat]. Op 17 oktober 2012 vanaf 03:34 uur vraagt [verdachte 1] aan[verdachte 3] of hij diesel of 95 heeft.[verdachte 3] antwoordt: 95. Vanaf 03:44 uur schrijft[verdachte 3] dat ze nu teruggaan. [verdachte 1] schrijft terug: ‘oke kom bij [voornaam 4]’ (mogelijk [naam]). Om 03:48 uur straalt de telefoon van J.[verdachte 3] de mast aan de [l-straat] aan. Omstreeks 03:50 uur bericht [verdachte 1] aan[verdachte 3]:
“klaar wagt dr oip jullie doe snel.”[verdachte 3]antwoordt: “8 min”. Op 17 oktober 2012 rond 04:20 uur komt de telefoon van[verdachte 3] over de mast aan de [m-straat].
[verdachte 3] heeft op 8 februari 2013 een verklaring afgelegd bij de politie. Wanneer de verhorend verbalisant hem voorhoudt dat zijn telefoon op 16 oktober 2012 om 23:15 uur over de mast aan de [h-straat] in Heerhugowaard komt, verklaart[verdachte 3] dat hij rond die tijd [verdachte 1] en [verdachte 2] met zijn auto naar Heerhugowaard heeft gebracht. [verdachte 1] en [verdachte 2] zouden de benzine betalen.[verdachte 3] heeft ze opgehaald bij [getuige 1] in Langedijk. [verdachte 1] en [verdachte 2] hebben in Heerhugowaard ergens in de Bomenwijk met een neger gesproken en vervolgens heeft hij ze weer afgezet in Langedijk bij [getuige 1]. Het is waar, zo verklaart[verdachte 3] verder, dat hij samen met [verdachte 2] en [verdachte 1] een ladder heeft opgehaald. Die ladder lag in de bosjes bij een school aan het [b-straat]. De ladder is in de auto geladen.[verdachte 3] is met [verdachte 2] en de ladder naar Heerhugowaard gereden. [verdachte 1] paste er niet meer bij. In Heerhugowaard heeft [verdachte 2] de ladder uit de auto gehaald en ergens neergelegd bij de[g-straat].[verdachte 3] heeft gezien dat [verdachte 2] met de ladder een steegje inging. Geconfronteerd met de vaststelling dat zijn telefoon om 02:46 uur weer over de mast aan de [i-straat] komt, verklaart[verdachte 3] dat zij toen weer terugwaren in Langedijk. Wanneer hij vervolgens wordt geconfronteerd met het PIN-bericht dat [verdachte 1] hem om 03:34 uur stuurde met de vraag of hij,[verdachte 3], diesel of 95 had, vertelt[verdachte 3] dat [verdachte 1] een jerrycan benzine voor hem had geregeld.[verdachte 3] ontmoette [verdachte 1] weer in Langedijk, bij de splitsing van de Lange- en de Korteweide en toen had [verdachte 1] de jerrycan bij zich. [verdachte 2] zat toen al bij hem in de auto. [verdachte 1] stapte ook in en gedrieën zijn ze weer naar Heerhugowaard gereden. Daar heeft[verdachte 3] [verdachte 1] en [verdachte 2] afgezet bij de kruising van de[a-straat] en de[g-straat]. Voordat ze naar Heerhugowaard reden had [verdachte 2] thuis nog donkere kleding aangetrokken. Onderweg merkte[verdachte 3] dat [verdachte 2] een zaklamp aan deed.
Betrouwbaarheid verklaring[verdachte 3]
De raadsvrouw heeft gesteld dat de verklaringen van[verdachte 3] dermate onbetrouwbaar zijn dat zij van het bewijs dienen te worden uitgesloten.
De rechtbank stelt voorop dat het evident is dat[verdachte 3], zoals hij zelf ook toegeeft in zijn verhoor bij de rechter-commissaris, niet heeft verklaard vanuit een heldere, scherp omlijnde herinnering aan de gebeurtenissen in de nacht van 16 op 17 oktober 2012. De volgorde van de gebeurtenissen en specifieke tijdstippen komen niet spontaan uit zijn geheugen naar boven, maar aan de hand van feiten en omstandigheden die de politie hem voorhoudt. Over een aantal specifieke voorvallen van die nacht, zoals het gesprek van [verdachte 1] en [verdachte 2] met een ‘neger’ in Heerhugowaard, de jerrycan met benzine die [verdachte 1] had geregeld en het ophalen en wegbrengen van de ladder, verklaart hij echter wel concreet en in detail.
De raadsvrouw heeft er voorts op gewezen dat[verdachte 3] er als medeverdachte belang bij heeft ‘zijn eigen straatje schoon te vegen’. Niet ontkend kan worden dat medeverdachten er in voorkomende gevallen belang bij kunnen hebben de rol van andere verdachten groter voor te stellen en hun eigen rol te minimaliseren. In dit geval zijn daar echter geen aanwijzingen voor, terwijl de verklaringen van[verdachte 3] in belangrijke mate worden ondersteund door ander bewijsmateriaal. In de eerste plaats wijst de rechtbank daarbij op de verklaring van verdachte ter terechtzitting voor zover inhoudende dat hij in de bewuste nacht met[verdachte 3] in diens auto op stap geweest is. Daarnaast wordt het verhaal over de ladder ondersteund door de aangifte van mevrouw [aangeefster] waaruit – in samenhang met het onderzoek van de PD – blijkt dat de bij de overval gebruikte ladder diezelfde nacht is gestolen vanaf het [b-straat].
Tot slot komt de lezing van[verdachte 3] overeen met de resultaten van het telecom-onderzoek en de verklaringen van [getuige 1] zoals hiervoor weergegeven, terwijl in het procesdossier geen enkel aanknopingspunt is te vinden voor een grotere rol van[verdachte 3] dan door hem aangegeven.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de verklaring van[verdachte 3] voldoende betrouwbaar is om mee te werken tot het bewijs.
Op 17 oktober 2012 is [verdachte 1] in de woning [f-straat] te Noord-Scharwoude aangehouden. Vervolgens heeft daar een doorzoeking plaatsgevonden. Hierbij zijn onder meer in beslag genomen:
- in de woonkamer: een sweater met in de zakken twee handschoenen, een portemonnee met daarin Ethiopisch geld, een zakje sieraden en een rol grijs tape;
- in een opberghok behorend bij de woonkamer: een camera, merk Sony, in een zwarte fototas.
Portemonnee en sieraden
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft de op de [f-straat] aangetroffen sieraden, fototas en portemonnee herkend als haar eigendommen.De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het enkele aantreffen van de buit in de woning geen antwoord geeft op de vraag wie die buit daar heeft binnengebracht. De rechtbank is evenwel van oordeel dat uit het dossier en ook uit hetgeen ter terechtzitting door de raadsvrouw en verdachte naar voren is gebracht geen concrete aanwijzingen naar voren komen dat in de relatief korte tijd tussen de overval en de aanhouding van [verdachte 1] op het adres [f-straat] andere personen – dan [verdachte 1] en de hoofdbewoner [getuige 1] – in de woning zijn geweest, die de betreffende goederen daar kunnen hebben neergelegd. Een dergelijke aanwijzing ontbreekt ook ten aanzien van [getuige 1] voornoemd. In zoverre werkt het aantreffen van (een deel van) de buit in de woning waar [verdachte 1] verbleef dan ook mee tot het bewijs van diens betrokkenheid bij de woningoverval.
tape
De taperesten die zijn aangetroffen bij het onderzoek van de plaats delict (SIN AAES6997NL) zijn vergeleken met de rol ducttape (SIN AAFB7573NL) die bij de doorzoeking van de [f-straat] Noord-Scharwoude werd aangetroffen. Hieruit kwam naar voren dat het tape dat werd aangetroffen in de woning aan de [a-straat] in Heerhugowaard soortgelijk is aan de rol tape uit de [f-straat] te Noord-Scharwoude.
Een deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft nader vergelijkend onderzoek gedaan naar de taperesten en de rol tape. Zijn conclusie luidt dat naar zijn stellige overtuiging de hypothese dat één van de tapedelen (AAES6997NL) en de rol tape (AAFB7573NL) oorspronkelijk één geheel hebben gevormd, juist is.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat op het tape geen enkel spoor is aangetroffen dat [verdachte 1] aan het tape koppelt. Ook hier heeft echter te gelden dat noch het dossier noch hetgeen door de verdediging en verdachte naar voren is gebracht concrete aanwijzingen oplevert dat een ander of anderen het tape uit de [f-straat] heeft meegenomen, heeft gebruikt bij de overval en vervolgens weer heeft teruggelegd waar het vandaan kwam. De rechtbank acht het aantreffen van de rol tape dan ook mede redegevend voor het bewijs van [verdachte 1]’s betrokkenheid bij de overval.
schoenspoor
Op 17 oktober 2012 is ook de woning van [verdachte 2], [j-straat], doorzocht. Hierbij is ondermeer een paar zwarte schoenen van het merk Cruyff in beslag genomen, dat in de gang/hal nabij de voordeur stond.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft gerelateerd dat hij tijdens de doorzoeking van de [j-straat] aan de moeder van [verdachte 2] heeft gevraagd welke schoenen en jassen in de gang van haar zoon [voornaam 3] waren. Hierop wees zij de schoenen en jassen aan die vervolgens in beslag zijn genomen.
Twee ‘deskundigen A schoen- en bandensporen’ van de politie Noord-Holland Noord hebben onderzoek verricht waarbij in beslag genomen schoenen zijn vergeleken met schoensporen die bij onder meer de onderhavige overval waren aangetroffen. Zij komen tot de conclusie dat het schoenspoor dat werd aangetroffen op papieren en mappen die lagen op de slaapkamervloer van de woning [a-straat] te Heerhugowaard (SIN AAFB7570NL) is veroorzaakt met de rechterschoen van het paar sportschoenen van het merk Cruyff, maat 42, dat in de woning van [verdachte 2] in beslag werd genomen.
[verdachte 2] heeft ontkend het aangetroffen schoenspoor veroorzaakt te hebben. Hij heeft verklaard dat de schoenen in de bewuste nacht buiten hebben gestaan, dat hij ze de volgende dag op een andere plek aantrof dan waar hij ze had achtergelaten en dat hij ze vervolgens heeft binnengezet. De rechtbank acht deze verklaring, die erop neerkomt dat een ander dan [verdachte 2] de schoenen uit de tuin van diens woning heeft gehaald, deze bij de overval heeft gedragen en vervolgens weer in de tuin heeft neergezet, dermate vergezocht, dat ze deze als ongeloofwaardig terzijde schuift. Het schoenspoor acht de rechtbank redengevend voor het bewijs van betrokkenheid van [verdachte 2] bij de overval.
DNA-sporen
Bij de doorzoeking van de [f-straat] te Noord-Scharwoude op 17 oktober 2012 werd ondermeer een donkerkleurige sweater aangetroffen. Geconstateerd werd dat in de zakken van de sweater handschoenen zaten. De sweater, met daarin de handschoenen, is overgebracht naar het politiebureau in Alkmaar en overgedragen aan de afdeling Forensische Opsporing.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 19 oktober 2012 onderzoek gedaan aan de in beslag genomen sweater. Hierbij heeft hij in de rechterzak van de sweater twee handschoenen aangetroffen, die hij heeft voorzien van het nummer SIN AAFE1504NL.
Een gerechtelijk deskundige van het NFI heeft de handschoenen onderzocht op biologische sporen en een DNA-onderzoek verricht. Haar onderzoek heeft onder meer het volgende opgeleverd.
De buitenzijde van de handschoenen (een textiele handschoen en een lederen handschoen) is met een forensische lichtbron onderzocht op de aanwezigheid van speeksel. Een vlek op de textiele handschoen die hierbij oplichtte, is bemonsterd. Deze bemonstering met nummer AAFE1504NL#03 is veiliggesteld voor DNA-onderzoek. Uit het vergelijkend DNA-onderzoek is gebleken dat het betreffende celmateriaal afkomstig kan zijn van [verdachte 1]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Van de binnenzijde van de textiele handschoen is onder nummer AAFE1504NL#10 een bemonstering celmateriaal veiliggesteld. Ook van dit celmateriaal is gebleken dat het betreffende celmateriaal afkomstig kan zijn van [verdachte 1]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Voorts is van de handrugzijde van de textiele handschoen een bemonstering veiliggesteld met nummer AAFE1504NL#07. In dit celmateriaal is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal drie personen waaronder [verdachte 1] en aangever [slachtoffer 1]. [verdachte 2] – en naar later is vastgesteld ook[verdachte 3]– kunnen niet worden uitgesloten.
Van de lederen handschoen is een bemonstering veiliggesteld met nummer AAFE1504NL#05, waarin een DNA-mengprofiel is gevonden van minimaal twee personen, waaronder [verdachte 1] en een persoon die later is geïdentificeerd als [naam 2] (dossierpagina Z01, 309).
Door de verdediging zijn vraagtekens gezet bij de bewijswaarde van de DNA-sporen. Zo is er op gewezen dat er alleen onderzoek is verricht op bronniveau (wiens DNA wordt in welke bemonstering aangetroffen?) en niet op activiteitenniveau (wanneer en hoe is het gevonden DNA-materiaal daar terechtgekomen?). Ook zouden er volgens de verdediging andere scenario’s mogelijk zijn dan die waar de officier van justitie van uitgaat, namelijk dat het DNA-materiaal is achtergelaten tijdens de overval.
De rechtbank overweegt als volgt. Het is juist dat het onderzoek van het NFI zich uitsluitend heeft gericht op het bronniveau en niet op het activiteitenniveau. Eveneens is het juist dat er andere scenario’s denkbaar zijn die het aantreffen van het DNA-materiaal zouden kunnen verklaren. Het voorgaande neemt echter niet weg dat, op bronniveau, is vastgesteld dat zich op één handschoen DNA heeft bevonden van zowel [verdachte 1] als van aangever [slachtoffer 1]. Daarmee is een verband tussen [verdachte 1] en aangever [slachtoffer 1], en daarmee met de overval op de[a-straat] in Heerhugowaard, gegeven. In zoverre werken de vastgestelde DNA-matches dan ook mee aan het bewijs van betrokkenheid van [verdachte 1] bij de overval.
De rechtbank merkt daarbij nog op dat van de zijde van de verdediging geen concreet en aannemelijk alternatief scenario is gepresenteerd dat de aanwezigheid van het DNA van [verdachte 1] en dat van [slachtoffer 1] op één handschoen kan verklaren, anders dan door betrokkenheid van [verdachte 1] bij de overval. De verklaring van verdachte, inhoudende dat hij de handschoenen mogelijk een keer heeft gedragen om planken te sjouwen, is in het geheel niet geconcretiseerd en vormt naar het oordeel van de rechtbank geen verklaring voor het gegeven dat de binnenzijde van de handschoen – die gelet op het bovenstaande in contact is geweest met aangever [slachtoffer 1] – DNA bevat van [verdachte 1] dat blijkens het onderzoek niet is overschaduwd door DNA van een andere recente drager van de handschoen.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, het onder 1. aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan, op de wijze zoals hieronder onder het kopje ‘bewezenverklaring’ is aangeduid.
Feit 2: woninginbraak [b-straat]/diefstal personenauto, subsidiair heling personenauto
vrijspraak
Het enige bewijsmiddel in het dossier dat verdachte direct met dit feit in verband kan brengen, wordt gevormd door een de auditu getuigenverklaring (getuige [getuige 2]), die is gebaseerd op een slechts met een voornaam aangeduid Facebook-contact. Daarnaast is er de in een proces-verbaal van bevindingen gerelateerde mededeling over een ex-vriendin van verdachte, inhoudende dat zij kort na de inbraak, waarbij fietsen zijn weggenomen, op verzoek van verdachte twee dure fietsen heeft verplaatst.
Naar het oordeel van de rechtbank is dit onvoldoende om wettig en overtuigend bewezen te achten dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de primair ten laste gelegde woninginbraak en daarop volgende diefstal van een personenauto of aan de subsidiair ten laste gelegde heling van die auto. Verdachte wordt van dit feit vrijgesproken
Feit 3: woninginbraak[c-straat] Noord-Scharwoude, subsidiair heling computer
Vrijspraak
Beelden van deze inbraak zijn uitgezonden in het televisieprogramma Ter Plaatse.
De bewijsvoering van het Openbaar Ministerie ten aanzien van het primair ten laste gelegde steunt voornamelijk op de herkenning door meerdere mensen van [verdachte 1] en [verdachte 2] op deze beelden.
De betreffende beelden zijn ook ter terechtzitting getoond, in aanwezigheid van [verdachte 1] en [verdachte 2]. Dit heeft bij de rechtbank niet geleid tot een positieve herkenning van beide verdachten of een van hen.
Daarbij komt dat op de herkenning door de diverse getuigen die zich na de uitzending van Ter Plaatse bij de politie hebben gemeld, het nodige valt af te dingen.
De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het primair ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, mocht het primair ten laste gelegde niet tot een veroordeling leiden, de subsidiair ten laste gelegde heling van een Apple computer wettig en overtuigend bewezen kan worden. Deze stelling doet zij steunen op het proces-verbaal waarin wordt gerelateerd dat verdachte de bij de betreffende inbraak gestolen Apple Imac computer op 22 augustus 2012 bij Used Products te Alkmaar zou hebben ingeleverd. (dossierpagina Z02, 577) Als bijlage is bij dit proces-verbaal gevoegd een uitdraai uit de administratie van Used Products. Deze stukken lijden echter aan het gebrek dat de vermelde geboortedatum van [verdachte 1] niet correct is, terwijl bij het ‘legitimatienummer’ slechts het burgerservicenummer van verdachte is vermeld, zodat niet duidelijk is of een, en zo ja welk identiteitsbewijs is getoond. Hierdoor blijft te veel ruimte voor twijfel of het verdachte is geweest die de bewuste computer heeft verkocht. Verdachte dient daarom ook van het subsidiair ten laste gelegde, de heling, te worden vrijgesproken.
Feit 4: poging inbraak Apotheek [d-straat]
Redengevende feiten en omstandigheden
De heer [slachtoffer 5], eigenaar van de apotheek gevestigd op het adres [d-straat], heeft op 30 augustus 2012 aangifte gedaan van poging tot inbraak in zijn bedrijf. Op 30 augustus 2012 rond 5.08 uur werd aangever gebeld door de alarmcentrale van het beveiligingsbedrijf, omdat het alarm in het bedrijfspand afging. Ter plaatse zag hij dat het zijraam van de apotheek was geforceerd. Binnen bleken alle ruimtes van het bedrijf doorzocht. Er was echter niets uit het bedrijf weggenomen.
Bij forensisch onderzoek op de plaats delict werd geconstateerd dat een raam van het pand was opengebroken, waarna naar binnen kon worden geklommen. In een tussendeur was een gat geslagen. Op een van de stukken board, afkomstig van deze deur, zat een bloedveeg. Deze is bemonsterd en voorzien van nummer SIN AAES7271NL.
Uit onderzoek door het NFI is gebleken dat het DNA-profiel dat is gevonden in het bloedspoor SIN AAES7271NL matcht met het DNA-profiel van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met het in het bloedspoor gevonden DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
De raadsvrouw heeft erop gewezen dat er slechts één bewijsmiddel is dat verdachte in verband brengt met deze poging tot inbraak. Volgens vaste jurisprudentie is het enkele aantreffen van DNA-materiaal onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank stelt voorop dat, gelet op de conclusie van het NFI, dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig ander persoon matcht met het DNA-profiel dat is aangetroffen in het bloedspoor in de apotheek bijna verwaarloosbaar klein is, zodat de bewijswaarde van de DNA-match in zoverre navenant groot is.
Daarmee is dit technisch bewijsmiddel als zodanig nog niet voldoende voor de slotsom dat aan het wettig bewijsminimum voor de vaststelling van betrokkenheid van verdachte bij dit strafbare feit is voldaan.
De a-priori kans echter dat verdachte bij de poging tot inbraak betrokken is geweest, is aanmerkelijk groot als gevolg van de omstandigheid dat elders in dit vonnis is vastgesteld dat verdachte nog geen twee weken na dit feit betrokken was bij een woninginbraak en nauwelijks vijf weken daarna bij een gewapende woningoverval. Verdachte heeft aldus in een korte periode getoond bereid en in staat te zijn tot het plegen van meerdere ernstige strafbare feiten. Er is dus sprake van zeer sterk technisch bewijs in combinatie met een hoge a-priori kans dat verdachte bij dit strafbare feit is betrokken.
Wat betreft de overtuigingskracht van bovenbedoeld bewijs heeft het volgende te gelden.
Verdachte heeft zich ten aanzien van dit feit telkens op zijn zwijgrecht beroepen. Ter terechtzitting heeft verdachte, tijdens de ondervraging geconfronteerd met technisch bewijs dat sterk uitnodigt tot het geven van een verklaring, meegedeeld dat hij er geen verklaring voor heeft dat zijn DNA-profiel matcht met een in de apotheek gevonden bloedspoor. Verdachte heeft derhalve geen mogelijk ontlastende verklaring gegeven voor deze in zijn richting wijzende onderzoeksbevinding.
Op grond van al deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – een poging tot inbraak in de apotheek aan de [d-straat] op 30 augustus 2012.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er geen aanwijzingen zijn dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd, zodat verdachte van het ten laste gelegde ‘medeplegen’ moet worden vrijgesproken.
Feit 5: woninginbraak[e-straat] Noord-Scharwoude
Redengevende feiten en omstandigheden
De heer [slachtoffer 6], woonachtig aan de[e-straat] in Heerhugowaard, werd op
12 september 2012 rond 3.00 uur wakker van een tikkend geluid. De volgende ochtend hoorde hij van zijn eveneens op de[e-straat] wonende broer dat hun Mercedes A170 met kenteken [kenteken 3] was gestolen. Vervolgens werd duidelijk dat er in de woning was ingebroken. Een badkamerraampje bleek geforceerd en in het bad stond een schoenafdruk. Aangever miste een zwarte portemonnee, waarin € 150,- zat, twee bankpasjes, een ANWB-pas en een Univé-pas. Ook was uit een lade de sleutel van de Mercedes weggenomen.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij op 23 augustus 2013 op de [e-straat] te Heerhugowaard ter hoogte van nummer 22 een scooter heeft zien staan. De man die op de scooter zat, leek veel interesse te hebben voor de woningen. Even later stond dezelfde scooter stil bij een meertje gelegen links naast[e-straat]. Twee weken later zag de getuige dezelfde scooter met dezelfde bestuurder richting de [e-straat] rijden, omkeren en weer terugrijden.
De scooter was bordeauxrood en groot, het leek een soort motorscooter. De bestuurder was ongeveer 1.80 meter groot en had een licht getinte huidskleur en zwart haar.
Op 8 september 2012 is [verdachte 1] door de politie staande gehouden, terwijl hij op een rode motorscooter reed. Achterop zat [verdachte 2].
Getuige [getuige 4] heeft op 13 september 2012 rond 05.27 uur in het speeltuintje vlakbij zijn woning aan de [k-straat] een bordeauxrode scooter zien staan. [getuige 4] herinnerde zich dat hij [verdachte 1], die hij kent van school, de dag daarvoor op die scooter had zien rijden. Vervolgens zag hij op de parkeerplaats een jongen met een dikke, rode jas staan naast het geopende portier, aan de passagierszijde, van een zilverkleurige klein model Mercedes, A of B klasse. Terwijl de getuige wegreed, keek hij achterom en zag hij [verdachte 1] achter het stuur van de zilverkleurige auto zitten. Hij herkende hem voor 100%. De getuige heeft direct de politie gebeld.
Naar aanleiding van de melding van [getuige 4] zijn verbalisanten gegaan naar de [f-straat], de verblijfplaats van [verdachte 1]. Op de Weidemolen zagen zij een grijskleurige Mercedes model ‘baby-benz’ met kenteken [kenteken 3] langsrijden. Eén van de verbalisanten heeft met zijn zaklamp in de auto geschenen en kon de bestuurder omschrijven als circa 20 jaar oud, getint Marokkaans uiterlijk, ongeveer 1.90 meter lang, donkerbruin, aan de zijkanten opgeschoren haar.Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn haar meestal opgeschoren draagt.
De Mercedes met kenteken [kenteken 3] is op 13 september 2012, na een onsuccesvolle achtervolging door de politie, rond 6.13 uur teruggevonden.
In de auto is een paar wollen handschoenen aangetroffen.Beide handschoenen zijn bemonsterd en voorzien van SIN AAFB0874NL.
Bij onderzoek aan de bemonstering van de binnenzijde van de rechter handschoen door het NFI is een DNA-mengprofiel vastgesteld van minimaal drie personen. Het hieruit afgeleide DNA-hoofdprofiel is opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen. Hierbij is een match gevonden met de DNA-profielen in een DNA-cluster, waar het DNA-profiel van [verdachte 2] deel van uitmaakt. Dit betekent dat een relatief grote hoeveelheid celmateriaal in de bemonstering AAFB0874NL #01 afkomstig kan zijn van [verdachte 2]. De berekende frequentie van het afgeleide DNA-hoofdprofiel van het celmateriaal in de bemonstering AAFB0874NL#01 is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit afgeleide DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard.
Op 19 september 2012 heeft een verbalisant telefonisch contact gehad met getuige [getuige 4]. Deze verklaarde toen dat hij [voornaam 1]
(de rechtbank begrijpt: [verdachte 1])in de grijze auto had zien zitten en dat hij toen samen was met [voornaam 3]
(de rechtbank begrijpt: [verdachte 2]). [getuige 4] herkende hem aan zijn jas en aan zijn postuur. [getuige 4] kende [voornaam 3] uit het dorp.
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan de onder 5. ten laste gelegde feiten, een en ander op de wijze zoals hieronder onder ‘Bewezenverklaring’ nader aangeduid.