ECLI:NL:RBNHO:2013:8270

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 augustus 2013
Publicatiedatum
16 september 2013
Zaaknummer
15/700111-13 en 15/700136-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontploffing door vuurpijl in brievenbus en brandstichting met rotjes

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 16 augustus 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van een ontploffing door een vuurpijl in de brievenbus van zijn buren te steken en aan te steken. Dit gebeurde in de nacht van 7 april 2013, waarbij de ontploffing leidde tot een harde knal en rookontwikkeling in de woning waar op dat moment drie personen aanwezig waren, waaronder twee kleine kinderen. De verdachte, gefrustreerd door het gebrek aan reactie van zijn buren op het afsteken van de vuurpijl, gooide vervolgens rotjes uit zijn raam, die in bloembakjes van zijn benedenburen terechtkwamen en brand veroorzaakten. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het beschadigen van het interieur van de slaapkamer van zijn ouders door dit met tomatenketchup te besmeuren en het omvergooien van een boekenkast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn psychische problemen, strafbaar is en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder een meldplicht en klinische behandeling. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding voor de immateriële en materiële schade die zij hebben geleden door zijn daden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/700111-13 en 15/700136-13 (ttz. gev.) (P)
Uitspraakdatum: 16 augustus 2013
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 augustus 2013in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwaag te Zwaag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. T.M. Fikkers en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. V.J.M.H.Y. van Haaster, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
15/700111-13 feit 1:
hij op of omstreeks 16 maart 2013 te Haarlem opzettelijk en wederrechtelijk een boekenkast (met inhoud) en/of het interieur van een slaapkamer, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, die boekenkast (met kracht) omver gegooid en/of het interieur van die slaapkamer met ketchup besmeurd;
15/700111-13 feit 2:
hij op of omstreeks 16 maart 2013 te Haarlem [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Als je niet naar beneden gaat, sla ik je de trap af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
15/700136-13 feit 1:
PRIMAIR
hij op of omstreeks 07 april 2013 te Haarlem opzettelijk brand heeft gesticht in/aan (een) bloembakje(s),
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met vuurwerk en/of een of meerdere rotje(s), dan wel een hoeveelheid vuurwerk en/of een of meerdere rotje(s) aangestoken en/of (vervolgens) dit vuurwerk en/of deze rotje(s) in de (achter)tuin van de woning van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (gelegen op of aan de [woning]) gegooid en/of op/in de nabijheid van bovengenoemde bloembakje(s) gegooid (welk(e) bloembakje(s) tegen en/of nabij de muur van bovengenoemde woning aan stond(en)), waardoor/na dit vuurwerk tot ontploffing is gekomen,
in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met bovengenoemde bloembakje(s), althans met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan bovengenoemde bloembakje(s) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor bovengenoemde bloembakje(s) en/of bovengenoemde woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
en/of
terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de aanwezigen in die woning, te weten voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], (die zich in de onmiddellijke nabijheid van die/dat muur en/of plantenbakje(s) bevonden), te duchten was, althans levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
en/of
hij op of omstreeks 07 april 2013 te Haarlem opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een hoeveelheid vuurwerk en/of een of meerdere rotje(s) met (open) vuur in aanraking te brengen, danwel een hoeveelheid vuurwerk en/of een of meerdere rotje(s) aan te steken en/of (vervolgens) dit vuurwerk en/of deze rotje(s) in de (achter)tuin van de woning van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (gelegen op of aan de [woning]) te gooien en/of op/in de nabijheid van (een) bloembakje(s) te gooien, waardoor/na dit vuurwerk en/of die/dat rotje(s) tot ontploffing is/zijn gekomen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor bovengenoemde bloembakje(s) en/of bovengenoemde woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
en/of
terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de aanwezigen in die woning, te weten voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3],(die zich in de onmiddellijke nabijheid van dat/die plantenbakje(s) en/of woning bevonden), te duchten was, althans levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;

SUBSIDIAIR

hij op of omstreeks 07 april 2013 te Haarlem opzettelijk en wederrechtelijk (een) bloembakje(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt,
door toen en daar een en/of meermalen een hoeveelheid vuurwerk en/of een of meerdere rotje(s) met (open) vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of op/in de nabijheid van bovengenoemd bloembakje te gooien, waardoor/na dat vuurwerk / die/dat rotje(s) tot ontploffing is/zijn gekomen;
15/700136-13 feit 2:
PRIMAIR
hij op of omstreeks 07 april 2013 te Haarlem opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door (open) vuur in aanraking te brengen met een vuurpijl, althans een stuk vuurwerk, dan wel een vuurpijl en/of een stuk vuurwerk heeft aangestoken en/of (vervolgens) die vuurpijl en/of dat stuk vuurwerk in de brievenbus van de woning van [slachtoffer 4] (gelegen op of aan de [woning 2]) heeft gestopt en/of gestoken, waardoor dat vuurwerk / die vuurpijl tot ontploffing is gekomen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor bovengenoemde woning en/of de (voor)deur van bovengenoemde woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
en/of
terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de aanwezigen in die woning, te weten voornoemde [slachtoffer 4] (en/of haar kind(eren), te duchten was, althans levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;

SUBSIDIAIR

hij op of omstreeks 07 april 2013 te Haarlem opzettelijk en wederrechtelijk een (voor)deur en/of brievenbus (van een woning gelegen op of aan de [woning 2]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt,
door toen en daar een en/of meermalen een vuurpijl, althans een stuk vuurwerk, in aanraking te brengen met (open) vuur, dan wel een vuurpijl en/of een stuk vuurwerk aan te steken en/of (vervolgens) in de brievenbus van bovengenoemde woning te stoppen en/of steken, waardoor/na dat vuurwerk/ die vuurpijl tot ontploffing is gekomen;
15/700136-13 feit 3:
hij op of omstreeks 07 april 2013 te Haarlem [slachtoffer 4] en/of een of meerdere andere bewoners van de woning gelegen op of aan de [woning 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] en/of een of meerdere andere bewoners van de woning gelegen op of aan de [woning 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Vuile homo, ik kom naar beneden en sla je in elkaar" en/of "Ik kom naar beneden, ik sla je in elkaar, ik pak je kinderen ook, maak je dood en je kinderen ook", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2.
Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3.
Bewijs
3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot:
vrijspraak van het bij parketnummer 15/700111-13 onder 2 ten laste gelegde feit;
vrijspraak ten aanzien van het bij parketnummer 15/700136-13 onder 2 primair ten laste gelegde levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen;
bewezenverklaring van het bij parketnummer 15/700111-13 onder 1 ten laste gelegde feit en de bij parketnummer 15/700136-13 onder 1 primair, 2 primair (voor het overige) en 3 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de bij parketnummer 15/700111-13 ten laste gelegde feiten. Tevens dient volgens de verdediging vrijspraak te volgen voor de bij parketnummer 15/700136-13, onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten. De bij parketnummer 15/700136-13 onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde vernielingen zouden wel bewezen geacht kunnen worden, aldus de verdediging.
(Partiële) vrijspraken
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen verdachte bij parketnummer 15/700111-13 onder 2 ten laste is gelegd. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Voorts is naar het oordeel van de rechtbank op grond van de stukken in het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet bewezen hetgeen verdachte bij parketnummer 15/700136-13 onder feit 3 ten laste is gelegd. Naast de aangifte van [slachtoffer 4] is er geen bewijsmiddel voorhanden waaruit kan blijken dat verdachte de in de tenlastelegging vermelde bedreiging heeft geuit. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Ten slotte is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat de stukken in het strafdossier noch het verhandelde ter terechtzitting voldoende aanknopingspunten bieden om tot het bewijs te komen dat van de bij parketnummer 15/700136-13 onder feit 1, primair, ten laste gelegde brandstichting/teweeggebrachte ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was. Verdachte moet in zoverre van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.
3.4.1.
Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 1 (15/700111-13) [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het bij parketnummer 15/700111-13, onder 1, ten laste gelegde feit op grond van het volgende:
Op 16 maart 2013 heeft verdachte in de woning van zijn ouders in Haarlem, waar hij zelf ook woonachtig is, uit boosheid een boekenkast omgegooid. [2] Hierdoor is deze boekenkast, toebehorende aan zijn vader [slachtoffer 1], stuk gegaan. [3] Ook heeft verdachte opzettelijk de muren van de slaapkamer van zijn ouders met ketchup besmeurd. [4]
3.4.2.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 (15/700111-13)
Anders dan door de verdediging is betoogd, is voor de vraag of sprake is van beschadiging niet doorslaggevend of blijvende schade aan goederen is toegebracht, maar of door verdachtes handelen de betreffende goederen op enigerlei wijze zijn aangetast. De rechtbank is op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen van oordeel dat van dit laatste sprake is. De rechtbank acht dan ook beschadiging van zowel de boekenkast als het interieur van de slaapkamer bewezen. Dat de boekenkast inmiddels weer in elkaar is gezet en de muren zijn gereinigd – zoals door de verdediging is aangevoerd – doet aan dat oordeel niet af.
3.5.1.
Redengevende feiten en omstandigheden t.a.v. feiten 1 en 2 (15/700136-13)
De rechtbank komt voorts tot bewezenverklaring van de bij parketnummer 15/700136-13, onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten op grond van het volgende:
Op 7 april 2013 bevond verdachte zich in zijn bed in zijn slaapkamer, gelegen in een bovenwoning aan de [adres] te Haarlem. Omdat verdachte gebonk en geschreeuw bij de buren hoorde, is hij naar beneden gegaan en heeft hij aangebeld bij de woning van zijn buurvrouw [slachtoffer 4], gelegen aan de [woning 2]. [5] Er werd echter niet opengedaan. Verdachte heeft daarop een vuurpijl gepakt en heeft deze in de brievenbus van zijn buren gestopt en aangestoken. [6] Daarop volgde een harde knal [7] en stond de gang van de woning aan de [woning 2] vol met rook. [8] Deze gang was voor de bewoners de enige uitweg naar buiten. [9]
Verdachte is vervolgens teruggegaan naar zijn kamer en heeft uit frustratie een pakketje rotjes aangestoken en uit zijn slaapkamerraam gegooid. [10] De rotjes veroorzaakten een harde knal en kwamen terecht in de achtertuin van de woning van verdachtes onderburen [slachtoffer 2] en diens partner [slachtoffer 3] [11] , gelegen aan de [woning]. Hierdoor is er brand ontstaan in plastic bloembakjes die nagenoeg tegen de woning aanstonden. [12] Verbalisanten troffen ter plaatse gesmolten plastic aan. [13]
In de gang van de woning van [slachtoffer 4], gelegen aan de [woning 2], roken verbalisanten een brandgeur en troffen zij een stok aan die meer dan vermoedelijk afkomstig is van de vuurpijl. De verbalisanten constateerden voorts dat het plastic omhulsel van de brievenbus een beetje was gesmolten. De verbalisanten troffen de voorzijde van de vuurpijl aan de buitenzijde van de woning aan, vlakbij de voordeur. De verbalisanten zagen dat het explosief tot ontploffing was gebracht. [14]
3.5.2.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 primair
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door het aansteken en vervolgens uit het raam gooien van een pakket rotjes willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij brand zou stichten (in bloembakjes) in de tuin van zijn onderburen en daarbij tevens een ontploffing teweeg zou brengen, welke kans zich ook heeft verwezenlijkt. De rechtbank acht aldus het ten laste gelegde opzet bewezen. De verdediging heeft betoogd dat het aansteken van een siervuurwerkfonteintje geen ontploffingsgevaar teweeg kan brengen. Daarmee miskent de verdediging echter dat sprake is geweest van een pakket rotjes, waarvan algemeen bekend is dat deze wel een ontploffing teweeg kunnen brengen. Daar komt bij dat door meerdere getuigen (die zich op verschillende plaatsen bevonden) een harde knal is gehoord.
Uit de omstandigheid dat de bloembakjes in de tuin geheel zijn gesmolten, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat door de brandstichting en de ontploffing gemeen gevaar voor de bloembakjes te duchten was. Op grond van de stukken in het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank niet gebleken dat door de brandstichting en ontploffing ook gemeen gevaar voor de woning van de onderburen van verdachte te duchten was. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
3.5.3.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2 primair
Anders dan de verdediging heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat het afsteken van de vuurpijl wel degelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht. De rechtbank betrekt daarbij in het bijzonder dat verschillende getuigen een harde knal hebben gehoord, dat de gang van de woning zich vulde met rook en dat het plastic omhulsel van de brievenbus is gesmolten.
Op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank bovendien bewezen dat verdachte de aangestoken vuurpijl in de brievenbus van aangeefster heeft gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank was van de ontploffing, mede gelet op het gesmolten omhulsel van de brievenbus, niet alleen gemeen gevaar voor de voordeur van de woning te duchten, maar – als gevolg daarvan – tevens levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de aanwezigen in die woning, te weten aangeefster [slachtoffer 4] en haar twee kinderen. Door een vuurpijl in een brievenbus van een voordeur tot ontploffing te brengen, is de kans dat – als gevolg daarvan – die voordeur en/of andere zich in de nabijheid daarvan bevindende goederen vlam vatten, naar algemene ervaringsregels, alleszins reëel. Indien de voordeur van de bewuste woning en/of andere zich in de nabijheid daarvan bevindende goederen daadwerkelijk in brand zouden zijn gegaan, zou voor aangeefster en haar kinderen de enige uitweg naar buiten afgesloten zijn geweest.
3.6.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 15/700111-13 onder 1 en onder 15/700136-13, onder 1 primair en 2 primair, ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
15/700111-13 feit 1:
hij op 16 maart 2013 te Haarlem opzettelijk en wederrechtelijk een boekenkast (met inhoud) en het interieur van een slaapkamer, toebehorende aan [slachtoffer 1], heeft beschadigd, immers heeft hij, verdachte, die boekenkast met kracht omver gegooid en het interieur van die slaapkamer met ketchup besmeurd;
15/700136-13 feit 1:
PRIMAIR
hij op 7 april 2013 te Haarlem opzettelijk brand heeft gesticht in bloembakjes, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk meerdere rotjes aangestoken en vervolgens deze rotjes in de achtertuin van de woning van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (gelegen op of aan de [woning]) in de nabijheid van bovengenoemde bloembakjes gegooid (welke bloembakjes tegen de muur van bovengenoemde woning aan stonden), waarna dit vuurwerk tot ontploffing is gekomen, ten gevolge waarvan bovengenoemde bloembakjes geheel zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor bovengenoemde bloembakjes te duchten was;
en
hij op 7 april 2013 te Haarlem opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door meerdere rotjes aan te steken en vervolgens deze rotjes in de achtertuin van de woning van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (gelegen op of aan de [woning]) in de nabijheid van bloembakjes te gooien, waarna die rotjes tot ontploffing zijn gekomen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor bovengenoemde bloembakjes te duchten was;
15/700136-13 feit 2:
PRIMAIR
hij op of omstreeks 7 april 2013 te Haarlem opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een vuurpijl aan te steken en vervolgens die vuurpijl in de brievenbus van de woning van [slachtoffer 4] (gelegen op of aan de [woning 2]) te stoppen of steken, waardoor die vuurpijl tot ontploffing is gekomen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor bovengenoemde woning en de voordeur van bovengenoemde woning te duchten was;
en
terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de aanwezigen in die woning, te weten voornoemde [slachtoffer 4] en haar kinderen, te duchten was.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte bij parketnummer 15/700111-13 feit 1 en bij parketnummer 15/700136-13, feit 1 primair en feit 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4.
Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
15/700111-13 feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd;
15/700136-13 feit 1 primair:
de eendaadse samenloop van:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
15/700136-13 feit 2 primair:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5.
Strafbaarheid van verdachte
In het door drs. R.S. Turk, GZ-psycholoog, opgemaakte rapport gedateerd 17 juli 2013 wordt onder meer geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een slaapstoornis, een pijnstoornis, afhankelijkheid van benzodiazepinen en een borderline persoonlijkheidsstoornis. Als gevolg van de borderline persoonlijkheidsstoornis is er bij verdachte sprake van een verlaagde frustratietolerantie. Verdachte voelt zich relatief snel aangevallen en bedreigd. De slaap- en pijnstoornis en de afhankelijkheid van benzodiazepinen zullen de frustratietolerantie verder verlaagd hebben. De psycholoog acht het aannemelijk dat de stoornissen van verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde een impulsdoorbraak hebben doen ontstaan die tot het grensoverschrijdende gedrag van verdachte aanleiding heeft gegeven en dat verdachte niet vrij is geweest in zijn denken en handelen. Geadviseerd wordt om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Met de hiervoor weergegeven conclusies en het gegeven advies met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid kan de rechtbank zich verenigen en zij maakt die tot de hare. De rechtbank zal hier bij de strafoplegging rekening mee houden.
Nu uit het voornoemde rapport noch anderszins is gebleken van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte uitsluit, is verdachte strafbaar.
6.
Motivering van de sanctie
6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en onder de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en een klinische behandeling. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat de bijzondere voorwaarden op grond van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Voorts heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] geheel dienen te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd voor de duur die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandeling.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ontploffing door in de nacht van 7 april 2013 een vuurpijl in de brievenbus van zijn buren te stoppen en aan te steken. De daarop volgende ontploffing ging gepaard met een harde knal en flinke rookontwikkeling. In de woning, een plek waar mensen zich bij uitstek veilig zouden moeten voelen, bevonden zich op dat moment drie personen, onder wie twee kleine kinderen. Door de ontploffing was levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor deze personen te duchten. Uit frustratie over het feit dat zijn buren niet direct leken te reageren op het afsteken van de vuurpijl, heeft verdachte vervolgens een hoeveelheid rotjes uit zijn raam omhoog gegooid. Deze rotjes kwamen terecht in bloembakjes van zijn benedenburen, waarna deze bakjes in brand gingen.
Uit de slachtofferverklaringen blijkt dat de betreffende buren allen enorm zijn geschrokken en nog dagelijks de gevolgen van het bewezenverklaarde ondervinden. Sinds het gebeuren slapen zij slecht en schrikken zij van onverwachte geluiden. Naast de gevolgen voor deze slachtoffers doet een dergelijk feit ook het gevoel van onveiligheid in de samenleving toenemen. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan beschadiging van het interieur van de slaapkamer van zijn ouders door dit met tomatenketchup te besmeuren en beschadiging van een boekenkast door deze met kracht omver te gooien. De rechtbank rekent verdachte dit eveneens aan.
De rechtbank neemt ten nadele van verdachte in aanmerking dat de brandstichting en het veroorzaken van een ontploffing plaatsvonden op een moment dat de voorlopige hechtenis van verdachte onder voorwaarden was geschorst.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 9 april 2013, waaruit blijkt dat verdachte eerder als verdachte is geregistreerd;
- het psychologisch rapport omtrent verdachte, gedateerd 17 juli 2013, opgesteld door drs. R.S. Turk, GZ psycholoog;
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 1 augustus 2013, van
Y. Dreves, als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland, adviesunit Haarlem;
- de indicatiestelling betreffende verdachte, gedateerd 30 juli 2013, opgesteld door
E. Izeboud, coördinator IFZ en E.P.K. Sikkens, forensisch psychiater IFZ, beiden verbonden aan NIFP/IFZ te Amsterdam.
De rechtbank houdt allereerst rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid, zoals hiervoor onder 5 is weergegeven. Het psychologisch rapport houdt voorts het advies in verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, zodat hij in het kader van bijzondere voorwaarden onder toezicht kan worden geplaatst van Reclassering Nederland en kan worden verplicht een behandeling te ondergaan. In het rapport wordt vermeld dat een klinische opname in een FPA de beste garantie geeft op verlaging van het recidiverisico, daar het niet alleen gaat om behandeling van de borderline persoonlijkheidsstoornis, maar ook om behandeling van de slaapstoornis, de pijnstoornis en de afhankelijkheid van benzodiazepinen. Dit vereist mogelijk ook nader lichamelijk onderzoek.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen.
In het voorlichtingsrapport van de reclassering wordt als bijzondere voorwaarde naast een meldplicht eveneens het meewerken aan een klinische opname geadviseerd. Na verloop van tijd en bevindingen van zaken kan de behandeling vervolgens poliklinisch worden voortgezet.
In het indicatiebesluit wordt een indicatiestelling afgegeven voor een klinische opname in een FPA met een laag beveiligingsniveau.
Verdachte heeft ter terechtzitting te kennen gegeven graag hulp te krijgen voor zijn problematiek, maar niet in de vorm van een klinische opname.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte zich gedurende de proeftijd bij Reclassering Nederland zal melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Hoewel verdachte te kennen heeft gegeven niet open te staan voor een klinische behandeling, acht de rechtbank een verplichte opname in een kliniek noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
De rechtbank is van oordeel dat de problematiek van verdachte zodanig ernstig en veelomvattend is dat deze op een andere (ambulante) wijze niet doeltreffend kan worden aangepakt.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank dat de bijzondere voorwaarden op grond van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht dadelijk uitvoerbaar zijn.
7.
Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 1.000,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die deze als gevolg van het bij parketnummer 15/700136-13, onder 1, ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. Vergoeding van deze immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 1.694,96 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het bij parketnummer 15/700136-13, onder 2, ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit: schade aan de brievenbus (€ 9,99), schilderskosten (€ 259,70), reiskosten (€ 11,65), een tegemoetkoming voor opname verlofuren (€ 13,62) en immateriële schade (€ 1.400,-).
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade - ook voornoemde schilderskosten - rechtstreeks voortvloeit uit het bij parketnummer 15/700136-13, onder 2 primair bewezen verklaarde feit. Tevens komt de rechtbank vergoeding van de gestelde immateriële schade billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Opdat de benadeelde partijen niet zelf worden belast met de inning van de toegewezen bedragen zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
8.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 55, 57, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
9.
Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte bij parketnummer 15/700111-13 onder 2 en bij parketnummer 15/700136-13 onder 3 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de bij parketnummer 15/700111-13 onder 1 en bij parketnummer 15/700136-13 onder 1 primair en 2 primair, ten laste gelegde feiten, heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte bij parketnummer 15/700111-13, onder 1 en bij parketnummer 15/700136-13, onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VEERTIEN (14) MAANDEN met bevel dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot ZES (6) MAANDEN niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie (3) jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich houdt aan de aanwijzingen die de Reclassering Nederland hem geeft, voor zover deze niet al zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde;
- zich door middel van een klinische opname zal laten behandelen in een FPA met een laag beveiligingsniveau, of een andere door het indicatiestellend orgaan aan te wijzen zorginstelling, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, voor een termijn van zesendertig maanden of zoveel korter als de leiding van de te bepalen instelling in overleg met de Reclassering Nederland noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Haarlem, noodzakelijk oordeelt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] geleden schade tot een bedrag van € 1.000,-, zijnde immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door twintig (20) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 4] geleden schade tot een bedrag van € 1.694,96, bestaande uit € 294,96 voor de materiële en € 1.400,- voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 4], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.694,96, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door zesentwintig (26) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Smits, voorzitter,
mr. M. Daalmeijer en mr. M.B. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. H. van de Vijver,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 augustus 2013.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 16 maart 2013, blad 1 en proces-verbaal van bevindingen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 16 maart 2013, blad 1.
4.Verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd en proces-verbaal van bevindingen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 16 maart 2013, blad 1, met bijbehorende fotobijlage.
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 9 april 2013 (dossierparagraaf 16, blad 1).
7.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] d.d. 9 april 2013 (dossierparagraaf 19, blad 2) met bijbehorende fotobijlage en proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 8 april 2013 (dossierparagraaf 11, blad 1).
8.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 4] d.d. 7 april 2013 (dossierparagraaf 20, blad 2).
9.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 4] d.d. 7 april 2013 (dossierparagraaf 20, blad 2).
10.Verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd en proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 9 april 2013 (dossierparagraaf 16, blad 2).
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 april 2013 (dossierparagraaf 17, blad 1).
12.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 8 april 2013 (dossierparagraaf 11, blad 1) (met als bijlage een foto van een brandende bloempot) en het proces-verbaal van bevindingen d.d.7 april 2013 (dossierparagraaf 12, blad 2).
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 april 2013 (dossierparagraaf 12, blad 2).
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 april 2013 (dossierparagraaf 12, blad 4).