ECLI:NL:RBNHO:2013:8071

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 september 2013
Publicatiedatum
9 september 2013
Zaaknummer
15/810067-12
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen aan boord van een vliegtuig met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 september 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een minderjarige aan boord van een vliegtuig. De verdachte heeft op 13 november 2011, tijdens een trans-Atlantische vlucht van Delta Airlines, ontuchtige handelingen gepleegd met een meisje dat nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de minderjarige heeft gemasseerd, over haar lippen heeft gewreven en haar been ter hoogte van haar bil heeft gestreeld en geaaid. Het slachtoffer reisde alleen en de verdachte heeft misbruik gemaakt van zijn overwicht als volwassen man in deze situatie, wat een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer met zich meebracht.

Bij de straftoemeting heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die lijdt aan een ernstige ziekte. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de ernst van de bewezenverklaarde handelingen anders werd beoordeeld dan door de officier van justitie in haar strafeis. Daarnaast is het feit dat het hier een oud feit betreft en dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest, meegewogen. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op te leggen, met een proeftijd van twee jaar. Dit betekent dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld op basis van de artikelen 14a, 14b, 14c en 247 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 3 september 2013.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/810067-12
Uitspraakdatum: 3 september 2013
Verstek
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 augustus 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Canada),
wonende te[adres] (Bondsrepubliek Duitsland),
(thans) zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 november 2011 aan boord van een vliegtuig van Delta Airlines (tijdens de vlucht van Seatle - Amsterdam, vluchtnummer DL232), met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit:
- het (meermalen) masseren van de hand en/of de arm en/of de schouder en/of de nek en/of het hoofd van die [geboortedatum] en/of
- het met zijn vinger over de lippen van die [geboortedatum] wrijven en/of het trachten zijn vinger in de mond van die [geboortedatum] te stoppen en/of
- het strelen en/of aaien en/of aanraken van het been en/of de billen van die [geboortedatum] en/of
- het vastpakken van de linker borst van die [geboortedatum] en/of het (vervolgens) masseren van die borst.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit met uitzondering van hetgeen na het laatste gedachtestreepje is ten laste gelegd .
3.2. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 14 november 2011 (dossierpagina’s 028-029);
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 15 november 2011 (dossierpagina’s 036-041);
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [geboortedatum] d.d. 13 november 2011 (dossierpagina’s 043-050);
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 13 november 2011 (dossierpagina’s 051-053);
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 13 november 2011 (dossierpagina’s 057-059);
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] d.d. 14 november 2011 (dossierpagina’s 060-061).
3.3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 13 november 2011 aan boord van een vliegtuig van Delta Airlines (tijdens de vlucht van Seatle - Amsterdam, vluchtnummer DL232), met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- het meermalen masseren van de hand en de arm en de schouder en de nek en het hoofd van die [geboortedatum] en
- het met zijn vinger over de lippen van die [geboortedatum] wrijven en
- het strelen en aaien en aanraken van het been en/of de billen van die [geboortedatum].
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de straf
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden.
6.2. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden.
Verdachte heeft zich aan boord van een vliegtuig schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren door haar te masseren, over haar lippen te wrijven en haar been ter hoogte van haar bil te strelen en te aaien. Het jonge slachtoffer reisde alleen op een trans-Atlantische vlucht. Door aldus te handelen heeft verdachte misbruik gemaakt van het overwicht dat hij als volwassen man in deze situatie had en daarmee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Blijkens de inhoud van het strafdossier en hetgeen ter terechtzitting door de officier van justitie naar voren is gebracht, is verdachte lijdende aan (de gevolgen van) een zeer ernstige ziekte. De rechtbank merkt voorts op zij de ernst van de bewezenverklaarde handelingen kennelijk anders beoordeelt dan de officier van justitie in haar strafeis heeft doen weerklinken. Voorts houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat het hier een oud feit betreft en verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee (2) jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ÉÉN (1) MAAND, met bevel dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee (2) jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J.M. Uitermark, voorzitter,
mr. M.P.J. Ruijpers en mr. M. Malsch, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van dinsdag 3 september 2013.
mr. M. Malsch is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.