ECLI:NL:RBNHO:2013:8066

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 juli 2013
Publicatiedatum
9 september 2013
Zaaknummer
15/840024-12
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van uitvoer van verdovende middelen via luchthaven Schiphol

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 juli 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de uitvoer van verdovende middelen, specifiek metamfetamine, via de luchthaven Schiphol. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van metamfetamine op 2 september 2011 en het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne op 6 maart 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, betrokken was bij de uitvoer van deze verdovende middelen. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte, alsook de camerabeelden van de luchthaven, als bewijs gebruikt. De verdachte werd herkend door medeverdachten en er waren duidelijke aanwijzingen van zijn betrokkenheid bij de drugstransporten. De rechtbank heeft het beroep op nietigheid van de dagvaarding verworpen, omdat de tenlastelegging voldoende duidelijk was. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in het drugscircuit, evenals de schadelijkheid van de stoffen die betrokken waren bij de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/840024-12 (onderzoek Avensis)
Uitspraakdatum: 23 juli 2013
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 juli 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Somalië),
thans gedetineerd in Detentiecentrum Alphen aan den Rijn.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.J. Maarleveld en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.H. Aalmoes, advocaat te Amsterdam Zuidoost, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 02 september 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende (met)amfetamine, zijnde
(met)amfetamine een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2:
hij op of omstreeks 06 maart 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
Beroep op nietigheid van de dagvaarding
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding nietig verklaard dient te worden, nu sprake is van een obscuur libel. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat voor de verdediging niet duidelijk is wat de verdenking jegens verdachte inhoudt, omdat er geen feitelijke omschrijving van de handelingen van verdachte in de tenlastelegging zijn opgenomen. Uit de inhoud van het strafdossier volgt dat er sprake is van (potentieel) verscheidene verdachten en in de verklaringen wordt voornamelijk gesproken over ‘negers’, aldus de raadsvrouw, hetgeen de verdenking jegens verdachte onduidelijk maakt.
2.2. Oordeel van de rechtbank
Vooropgesteld zij dat de tenlastelegging in samenhang met de inhoud van het dossier dient te worden gelezen en voorts dat de tenlastelegging ertoe dient de verdachte en de rechter te informeren voor welk feit of feitencomplex de verdachte terecht moet staan, zodat de verdachte weet waartegen hij zich heeft te verdedigen en de rechter in staat is de omvang van de rechtsstrijd te bepalen.
Lezing van de tenlastelegging van het onder 1 ten laste gelegde feit, en met name de in de tenlastelegging genoemde datum en plaats, leidt tot het oordeel dat aan verdachte voldoende duidelijk moet zijn welk verwijt hem treft, terwijl ook ter terechtzitting niet is gebleken dat verdachte niet zou weten waartegen hij zich moest verdedigen. Het beroep op de nietigheid van de dagvaarding wordt dan ook verworpen.
De rechtbank heeft ook overigens vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2. Partiële vrijspraak feit 2 (medeplegen)
De rechtbank is van oordeel dat aan de stukken van het dossier alsmede het onderzoek ter terechtzitting niet het wettige en overtuigende bewijs is te ontlenen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft begaan. Verdachte dient in zoverre te worden vrijgesproken.
3.3. Redengevende feiten en omstandigheden feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 juli 2013 afgelegd;
- het proces-verbaal van onderzoek schoudertas d.d. 7 maart 2012 (dossiermap 4, pagina’s 1281-1287);
- een schriftelijk bescheid, te weten het rapport van het Douane Laboratorium d.d. 15 maart 2013 met kenmerk 2595 X 12 (dossiermap 4, pagina’s 1290-1291).
3.4. Redengevende feiten en omstandigheden feit 1 [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Inleiding
Onderzoek Avensis wordt opgestart na twee eerdere incidenten op de luchthaven Schiphol, waarbij jonge Polen met vermoedelijk verdovende middelen uitreizen naar Japan. Hierbij wordt gebruik gemaakt van vliegtickets gekocht bij hetzelfde reisbureau. [2] Deze bevindingen leiden tot profiling van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 2 september 2011 door het Passengers Operation Centre van de luchthaven Schiphol.
Op 2 september 2011 wordt door verbalisanten gezien dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] door een vertrekhal van de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer lopen. Verbalisanten zien dat deze personen contact hebben met twee negroïde personen. Nadat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hun bagage hebben ingecheckt, lopen zij om de incheckbalies heen richting de paspoortcontrole. Verbalisanten zien dat een negroïde man en negroïde vrouw worden begroet door eerder genoemde personen. Hierna lopen deze vier personen naar buiten richting de auto van een vijfde negroïde persoon. Ter vaststelling van de identiteit van de personen volgt een douanecontrole, waarna alle personen hun weg vervolgen. [3]
Redengevende feiten en omstandigheden
Uit nader onderzoek van camerabeelden blijkt dat verdachte op 2 september 2011 om 15:49:29 uur contact maakt met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4]. Om 15:49:44 uur staan verdachte, [medeverdachte 5], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] met hun gezicht richting de incheckbalies. [medeverdachte 3] wijst in de richting van de incheckbalies. Op dat moment lopen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] van incheckbalie 11 richting de paspoortcontrole. Om 15:52:19 uur staat verdachte samen met [medeverdachte 5] tegen een reling geleund, met het lichaam richting incheckbalie 11. Om 15:54:17 uur bieden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hun paspoorten aan bij de paspoortcontrole, waarna verdachte en [medeverdachte 5] zich om 15:56:15 uur wederom bij [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] voegen. Hierna verlaten zij gezamenlijk de vertrekhal. [4]
Omstreeks 16:20 uur worden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] onderworpen aan een douanecontrole en hierna aangehouden. [5] [medeverdachte 1] heeft in totaal 64 slikkersbollen geslikt. In de slikkersbollen wordt in totaal netto 497,3 gram aan materiaal aangetroffen. [6] Nader onderzoek van het Douane Laboratorium wijst uit dat het aangetroffen materiaal metamfetamine is. [7] [medeverdachte 2] heeft in totaal 122 slikkersbollen geslikt. Het materiaal dat in deze slikkersbollen wordt aangetroffen heeft een nettogewicht van 951,6 gram. [8] Nader onderzoek van het Douane Laboratorium wijst uit dat het aangetroffen materiaal eveneens metamfetamine is. [9]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij, na vermeend mislukken van een eerder drugstransport van Zuid-Amerika naar Spanje, onder druk is gezet door een aantal Polen en negroïde personen. Middels een internetadvertentie op de website niedziela.nl moest [medeverdachte 1] de Polen helpen om meisjes te regelen voor nieuwe drugstransporten. [medeverdachte 1] moest samen met [medeverdachte 2] een drugstransport uitvoeren. Op een dag kwam een negroïde persoon genaamd ‘John’ met proefslikkersbollen, die verdachte en [medeverdachte 2] moesten innemen. Op donderdagmiddag 1 september 2011 werden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] opgehaald en naar een hotel gebracht. Vrijdagmorgen 2 september 2011 kwam ‘John’ naar de hotelkamer en heeft hen naar een auto gebracht, waar twee negroïde mannen en een negroïde vrouw in zaten. [10] ‘John’ zou voor de smokkel [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betalen. [11]
[medeverdachte 1] herkent verdachte op afdrukken van de camerabeelden op de luchthaven Schiphol als de persoon die hij kent als ‘John’. [12] [medeverdachte 1] herkent de blauwe BMW 3-serie touring van de vriendin van verdachte als soortgelijke auto waarin ‘John’ rijdt. [13] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij gebruikmaakt van deze auto van zijn vriendin.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij aanvankelijk is ingegaan op een internetadvertentie voor werk als hostess. Later werd duidelijk dat het ging om ander werk. [14] Voorts heeft [medeverdachte 2] verklaard dat een negroïde persoon naar de camping kwam en (proef)bolletjes meebracht. Onder dwang moesten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] deze bolletjes slikken. Na een week werden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] meegenomen naar een woning, alwaar zij bollen slikten. [medeverdachte 2] slikte het merendeel van de bollen, omdat [medeverdachte 1] niet meer kon. [15]
In de woning van verdachte wordt onder meer een notitie aangetroffen met daarop de tekst ‘niedziela.nl [inloggegevens] praca zatudrie zatudnie’. [16] Voorts wordt een schoudertas aangetroffen met daarin onder meer benzocaine, een versnijdingsmiddel voor cocaïne. [17] Ook worden veertien prepaid pakketten aangetroffen. [18]
Uit onderzoek naar de mobiele telefoon van verdachte blijkt dat verdachte op 22 november 2011 drie sms-berichten heeft verstuurd met de teksten ‘[betrokkene]’, ‘Adam’. [19] [medeverdachte 1] heeft verklaard dat één van zijn vrienden die ook op de camping was in Amsterdam, [betrokkene] heet. [20]
3.5. Bewijsoverweging feit 1
Door en namens verdachte is vrijspraak bepleit. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte niets te maken heeft met de uitvoer van verdovende middelen door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2].
De rechtbank volgt de verdediging niet in deze opvatting, nu zij op grond van de hierboven genoemde feiten en omstandigheden van oordeel is dat verdachte welbewust als medepleger betrokken is geweest bij de opzettelijke uitvoer van verdovende middelen door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. De rechtbank overweegt dienaangaande dan ook als volgt.
[medeverdachte 1] herkent verdachte als zijnde ‘John’, de persoon van wie hij en [medeverdachte 2] de proefslikkersbollen hebben ontvangen en die hen heeft overgedragen aan [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4], onder wiens toezicht (of begeleiding of aanwijzingen) zij de slikkersbollen hebben ingenomen. Verdachte stond in voor de betaling voor het drugstransport, zo blijkt ook uit de verklaring van [medeverdachte 1]. [medeverdachte 2] heeft in haar verklaringen het relaas van [medeverdachte 1] bevestigd. Verdachte heeft, zo blijkt uit de camerabeelden op de luchthaven Schiphol, enkel belangstelling gehad voor de incheckprocedure van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Uit deze beelden blijkt namelijk dat verdachte ten minste vanaf het moment na het inchecken van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hen blijft bekijken tot het moment dat zij de paspoortcontrole hebben gepasseerd. Hierna verlaat verdachte de luchthaven.
De verklaring van verdachte acht de rechtbank dan ook ongeloofwaardig en slechts bedoeld om de waarheid te bemantelen, namelijk dat hij nauw en volledig met anderen samengewerkt heeft bij de opzettelijke uitvoer van verdovende middelen. Verdachte heeft aldus naar het oordeel van de rechtbank opzet gehad op het in vereniging buiten het grondgebied van Nederland brengen van een stof bevattende metamfetamine.
Bespreking van het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting
Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de uitkomst van de gebruikte fotoconfrontatie, de herkenning van verdachte op een afdruk van camerabeelden van de luchthaven door [medeverdachte 1], niet betrouwbaar is. Getuigen kunnen bij deze enkelvoudige fotoconfrontaties met een foto van de plaats delict worden beïnvloed, bijvoorbeeld door de gedachte dat de opsporingsinstantie het werk goed heeft uitgevoerd, en zijn zodoende eerder geneigd te herkennen. Daarom hadden de verbalisanten ook foto’s moeten tonen van de andere personen met een vergelijkbaar uiterlijk. Nu de uitkomsten van de enkelvoudige fotoconfrontaties derhalve onbetrouwbaar zijn, mogen zij niet voor het bewijs worden gebezigd, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Het ‘Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek’, waarop de raadsvrouw zich mede baseert, mist toepassing in een situatie waarin de getuigen de persoon in kwestie reeds kennen en zij een enkelvoudige fotoconfrontatie ondergaan. Voorts is niet gebleken van enige beïnvloeding bij het tonen van de foto’s. Daar komt bij dat de getuige al voor het tonen van de foto’s nadere details over verdachte kon vertellen, zoals zijn signalement en de auto waarin verdachte gereden heeft. Het verweer wordt derhalve verworpen.
3.6. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
ten aanzien van feit 1:
hij omstreeks 2 september 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht een
hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine;
ten aanzien van feit 2:
hij op 6 maart 2012 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de straf
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig (24) maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de opzettelijke uitvoer van in totaal circa 1,5 kilogram metamfetamine. In opdracht van verdachte zijn de koeriers [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], in ruil voor een vergoeding, drugs gaan smokkelen. Verdachte heeft aldus een actieve rol gespeeld bij de uitvoer van verdovende middelen. Met zijn handelen heeft hij een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale drugscircuit. Metamfetamine is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De uitgevoerde hoeveelheid was van dien aard dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel.
Daarnaast heeft verdachte een kleine hoeveelheid cocaïne voorhanden gehad. Cocaïne is eveneens een voor de gezondheid van personen schadelijke stof.
Ter terechtzitting heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat in strafmatigende zin rekening moet worden gehouden met de lange tijd die het heeft geduurd alvorens de strafzaak tegen verdachte is behandeld, met name de omstandigheid dat sprake was van een pro forma-zitting op 26 april 2013, terwijl het einddossier op die datum reeds afgesloten was.
De rechtbank volgt de verdediging hierin niet. Bij drugsonderzoeken zoals onderhavige wordt door de opsporende autoriteiten geprobeerd de organisatie achter de koeriers bloot te leggen, hetgeen over het algemeen een lange tijd vergt. Ook na het sluiten van het onderzoek bestond de wens, ook vanuit de verdediging, de koeriers [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te horen. Op 11 april 2013 is het laatste verhoor van [medeverdachte 1] verschenen. Dat de strafzaak tegen verdachte op 26 april 2013 niet inhoudelijk kon worden behandeld, is begrijpelijk, nu na het afronden van het laatste verhoor van [medeverdachte 2] het rooster van de rechtbank het niet toelaat een omvangrijke zaak als onderhavige op korte termijn te behandelen. De rechtbank zal de verdediging op dit punt dan ook niet volgen.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit komt naar het oordeel van de rechtbank slechts een gevangenisstraf als straf in aanmerking.
De rechtbank merkt op dat de door de officier van justitie gevorderde duur van de straf in overeenstemming is met de straf die ten aanzien van de vergelijkbare strafzaken inzake de organisatie van de opzettelijke uitvoer van verdovende middelen plegen te worden opgelegd. De rechtbank oordeelt dat in de persoonlijke omstandigheden geen grond is gelegen om hiervan af te wijken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
2 en 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat de onder 3.6. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde feiten opleveren;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIERENTWINTIG (24) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.C.M. Rutten, voorzitter,
mr. C.A.M. van der Heijden en mr. G. Demmink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van dinsdag 23 juli 2013.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van relaas van 25 juli 2012 (dossiermap 1, dossierpagina’s 13-69).
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 september 2011 (dossiermap 3, dossierpagina’s 1008-1014).
4.Het proces-verbaal van uitkijken camerabeelden 9 september 2011 (dossiermap 3, dossierpagina’s 1015-1028).
5.Het proces-verbaal van aanhouding en bevindingen d.d. 2 september 2011 (dossiermap 3, dossierpagina’s 1080-1085).
6.Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 6 september 2011 (dossiermap 3, dossierpagina’s 1126-1134).
7.Een schriftelijk bescheid, te weten het rapport van het Douane Laboratorium d.d. 13 september 2011 (dossiermap 3, dossierpagina’s 1182-1183).
8.Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 14 september 2011 (dossiermap 3, dossierpagina’s 1171-1179).
9.Een schriftelijk bescheid, te weten het rapport van het Douane Laboratorium d.d. 13 september 2011 (dossiermap 3, dossierpagina’s 1184-1185).
10.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 4 september 2011 (dossiermap 4, dossierpagina’s 1101-1112).
11.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 4 september 2011 (dossiermap 4, dossierpagina 1111-boven).
12.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte 1] d.d. 7 februari 2012 (dossiermap 4, dossierpagina’s 1211-1216) en het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte 1] d.d. 11 april 2013 (rc-nummer 12/565, los opgenomen).
13.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte 1] d.d. 21 december 2011 (dossiermap 4, pagina’s 1190-1207).
14.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] d.d. 7 september 2011 (dossiermap 4, dossierpagina’s 1147-1159).
15.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] d.d. 11 februari 2013 (kenmerk Oz 922/12, los opgenomen).
16.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 maart 2012 (dossiermap 2, dossierpagina’s 733-735).
17.Het proces-verbaal van onderzoek schoudertas d.d. 7 maart 2012 (dossiermap 4, dossierpagina’s 1281-1287) en een schriftelijk bescheid, te weten het rapport van het Douane Laboratorium d.d. 15 maart 2013 met kenmerk 2595 X 12 (dossiermap 4, pagina’s 1290-1291).
18.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2012 (dossiermap 2, dossierpagina’s 752-770).
19.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 mei 2012 (dossiermap 2, dossierpagina’s 713-715).
20.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 4 september 2011 (dossiermap 3, dossierpagina 1103-midden).