ECLI:NL:RBNHO:2013:8061

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 juli 2013
Publicatiedatum
9 september 2013
Zaaknummer
15/800557-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke invoer van cocaïne op Schiphol door verdachte uit Suriname

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 juli 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 mei 2013 op Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk ongeveer 1908,1 gram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte, geboren in Suriname en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem, had op een vlucht vanuit Suriname een bruine rolkoffer bij zich waarin de cocaïne was verborgen. Tijdens een douanecontrole werden in de rolkoffer afwijkende contouren aangetroffen, wat leidde tot verder onderzoek. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig was, aangezien hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de cocaïne in zijn bagage. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het opzet op de invoer van verdovende middelen uitsloten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank benadrukte de ernst van de invoer van cocaïne en de schadelijke gevolgen voor de gezondheid van personen, evenals de criminaliteit die daarmee gepaard gaat. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800557-13
Uitspraakdatum: 9 juli 2013
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 juli 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te distrikt Suriname (Suriname),
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem te Haarlem.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.J. Maarleveld en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. I. de Vos, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 mei 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 1908,1 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Verdachte is op 9 mei 2013 op een vlucht vanuit Suriname aangekomen op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. Verdachte heeft onder meer een bruine rolkoffer van het merk ‘Voyage’ bij zich. Bij een douanecontrole worden in de bruine rolkoffer een bruine doos en een cadeauverpakking aangetroffen. Een douanebeambte opent de deksel van de bruine doos en ziet hierin aardewerk en een luchtverfrisser. Na het verwijderen van deze goederen voelt de lege doos abnormaal zwaar aan. Bij een x-ray controle worden afwijkende contouren in de zijwanden en de bodem van de lege doos gezien. In cadeauverpakking wordt een andere doos aangetroffen, waar eveneens aardewerk en een luchtverfrisser in zitten. Na het verwijderen van deze goederen voelt de lege doos eveneens abnormaal zwaar aan. [2] Nader onderzoek wijst uit dat zich in de twee lege dozen in de zijwanden en de bodem in totaal tien pakketten met een witkleurige substantie bevinden. Het totaal netto gewicht van de inhoud van de pakketten betreft 1908,1 gram. [3] Uit onderzoek van het Douane Laboratorium is gebleken dat de aangetroffen stof cocaïne bevat. [4]
3.3. Bewijsoverweging
Door en namens verdachte is vrijspraak bepleit. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte niets van de cocaïne in zijn bagage heeft geweten. De raadsman stelt ter onderbouwing van dit standpunt dat verdachte beschikt over een benedengemiddelde intelligentie en onder normale omstandigheden souvenirs heeft gekocht en dat er behalve de aangetroffen cocaïne geen bewijs is dat verdachte opzet had op de invoer van verdovende middelen, ook niet in voorwaardelijke zin.
Verdachte heeft verklaard dat hij in Suriname op een markt souvenirs wilde kopen. Bij een marktkoopman zag verdachte kop en schoteltjes met Surinaamse logo’s. De marktkoopman had deze niet op voorraad en verdachte heeft de kop en schoteltjes bij de marktkoopman besteld. Verdachte gaf een voorschot aan de marktkoopman. Er werd afgesproken op maandag 6 mei 2013 langs te komen om ze te halen. Verdachte heeft vervolgens de bruine rolkoffer van het merk Voyage aangeschaft, omdat de souvenirs niet in zijn bagage pasten. Op maandag ontving verdachte twee dozen van de marktkoopman, waarvan er een was ingepakt in cadeaupapier. Verdachte betaalde in totaal 100 Surinaamse Dollar voor de souvenirs. Verdachte is niets opgevallen aan de dozen. Verdachte heeft de verpakking niet helemaal geopend. Verdachte zag niet dat er in de dozen ook luchtverfrissers zaten. Verdachte werd door de marktkoopman naar zijn telefoonnummer gevraagd, zodat zijn broer die naar Nederland zou komen, met verdachte in Nederland kon optrekken.
Beoordeling van het verweer.
De rechtbank stelt voorop dat als uitgangspunt heeft te gelden dat een passagier die per vliegtuig bagage met zich voert, met de inhoud daarvan bekend kan worden verondersteld en voor die inhoud dan ook verantwoordelijk is. Van dat uitgangspunt moet worden afgeweken indien sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat het opzet op de invoer, ook in voorwaardelijke zin, ontbreekt.
De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval van vorenbedoelde bijzondere omstandigheden geen sprake is en dat moet worden aangenomen dat verdachte wist dat er cocaïne in zijn handbagage was verborgen. Dit oordeel berust op de volgende overwegingen.
De verklaring van verdachte ter onderbouwing van zijn stelling dat hij niet wist dat hij cocaïne met zich meevoerde, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Verdachte heeft ten overstaan van de Koninklijke Marechaussee verklaard dat hij zes kopjes en schoteltjes heeft meegenomen met daarop de tekst ‘I love Su’ en hangertjes dan wel carrousels. Het aardewerk dat bij verdachte is aangetroffen bestond echter uit vier kopjes en schoteltjes met opdruk van een Surinaamse vlag, en carrousels. Verdachte heeft de luchtverfrissers in de dozen niet gezien, hoewel deze prominent aanwezig waren.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is dat er vanuit Suriname per vliegtuig veel verdovende middelen naar Europa worden gesmokkeld, met name ook door koeriers die ten behoeve van organisaties handelen en ook weten wat zij doen. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat een organisatie circa 2 kilogram cocaïne laat vervoeren door een onwetende en willekeurige koerier die bij toeval de cocaïne in zijn bezit krijgt, zoals volgens verdachte in dit geval is gebeurd. Hieraan zijn aanzienlijke risico’s voor de organisatie verbonden, zoals het risico van verlies van de cocaïne en het risico dat de onwetende de aanwezigheid van de verdovende middelen ontdekt. De rechtbank neemt hierbij eveneens in aanmerking dat het uiterst onwaarschijnlijk is dat organisaties die cocaïne naar Nederland willen smokkelen daarvoor een manier kiezen die het uiterst onzeker maakt of de beoogde koerier de cocaïne wel meeneemt en weer aan hen afgeeft.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de verklaring van de verdachte als volstrekt ongeloofwaardig ter zijde moet worden gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zijn verklaring slechts afgelegd om te verhullen dat hij welbewust betrokken is geweest bij het cocaïnetransport. Nu ook anderszins geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die aanleiding geven om van voormeld uitgangspunt af te wijken, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte willens en wetens de cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
3.4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 9 mei 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 1908,1 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de straf
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeëntwintig (22) maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van circa 1908,1 gram cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit komt naar het oordeel van de rechtbank slechts een gevangenisstraf als straf in aanmerking.
De rechtbank merkt op dat de door de officier van justitie gevorderde duur van de straf in overeenstemming is met de straf die ten aanzien van de opzettelijke invoer van vergelijkbare hoeveelheden cocaïne pleegt te worden opgelegd. De rechtbank oordeelt dat in de persoonlijke omstandigheden geen grond is gelegen om hiervan af te wijken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
2 en 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TWEEËNTWINTIG (22) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G. Demmink, voorzitter,
mr. A.C.M. Rutten en mr. C.A.M. van der Heijden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van dinsdag 9 juli 2013.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van aanhouding en bevindingen d.d. 9 mei 2013 (dossierparagraaf 2.1);
3.Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 9 mei 2013 (dossierparagraaf 3.4);
4.Een schriftelijk bescheid, te weten het rapport van het Douane Laboratorium te Amsterdam d.d. 23 mei 2013 (kenmerk A065.3.032317 en laboratoriumnummer 5189 X 13, los opgenomen).