ECLI:NL:RBNHO:2013:8060
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Opzettelijke invoer van cocaïne op Schiphol met verwerping van niet-ontvankelijkheid en bewijsmiddelverweer
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 september 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 23 augustus 2012 op Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk een hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. K. Ramdhan, en de officier van justitie, mr. F.A.C. Kooper-Gerritsen, heeft de vordering gedaan. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en de verdachte werd verweten dat hij een sporttas met cocaïne had meegenomen uit Suriname zonder de inhoud te controleren.
De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging moest worden verklaard, omdat de sporttas met inhoud na onderzoek was vernietigd, wat de verdediging zou hebben bemoeilijkt. De rechtbank verwierp dit verweer, oordelend dat er geen sprake was van opzettelijk schaden van de belangen van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte ten minste voorwaardelijk opzet had op de invoer van cocaïne, gezien de omstandigheden waaronder hij de sporttas had aangenomen en het feit dat hij niet had gecontroleerd wat erin zat. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet en legde een gevangenisstraf van 38 maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.