ECLI:NL:RBNHO:2013:8035

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 juli 2013
Publicatiedatum
9 september 2013
Zaaknummer
AWB12/5036
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. van Brussel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van bestemmingsplan en parkeerbeleid bij Schiphol

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 juli 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen Park en Fly B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer. De eiseres, Park en Fly B.V., had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin eiseres werd gelast om het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van een perceel in Hoofddorp te beëindigen. Dit perceel werd gebruikt als betaald parkeerterrein voor reizigers van de luchthaven Schiphol. Verweerder stelde dat dit gebruik in strijd was met de bestemming 'Handel en nijverheid III' van het geldende bestemmingsplan 'De Hoek' en het parkeerbeleid voor passagiersparkeren Schiphol. De rechtbank oordeelde dat er geen concreet zicht op legalisatie van het gebruik bestond, aangezien het nieuwe bestemmingsplan, dat op 23 mei 2013 was vastgesteld, geen mogelijkheden bood voor de bedrijfsactiviteit van eiseres. De rechtbank concludeerde dat het handhavend optreden van verweerder niet onredelijk was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die noopten tot afzien van handhaving. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/5036

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2013 in de zaak tussen

Park en Fly B.V.,te Hoofddorp, eiseres
(gemachtigde: mr. T.J. Smittenaar - van der Geer),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer,verweerder
(gemachtigde: mr. M.P. Hoogewerf).

Procesverloop

Bij besluit van 19 juli 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres gelast om binnen drie maanden na verzending van het besluit het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van het perceel[perceel] te Hoofddorp te beëindigen en beëindigd te houden, hetgeen inhoudt dat binnen die termijn het bedrijfsmatig aanbieden van parkeerplaatsen op dit perceel gestaakt wordt en gestaakt blijft, op straffe van een dwangsom van € 100.000,- ineens.
Bij besluit van 19 oktober 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Tevens heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Verweerder heeft de begunstigingstermijn verlengd tot zes weken na de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft bij uitspraak van 10 december 2012 (AWB 12/5035) het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Verweerder heeft de begunstigingstermijn nogmaals verlengd tot 1 februari 2013.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juni 2013. Eiseres is vertegenwoordigd door[naam 1], bijgestaan door de gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder acht het gebruik van het perceel als betaald parkeerterrein voor het stallen van motorvoertuigen van (met name) reizigers die via de luchthaven Schiphol naar hun bestemming vliegen in strijd met de bestemming ‘Handel en nijverheid III’ van het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘De Hoek’. Voorts acht verweerder het gebruik in strijd met het parkeerbeleid ‘passagiersparkeren Schiphol’ (hierna: het beleid) dat verweerder ter zake voert. Van concreet zicht op legalisatie of bijzondere omstandigheden die verweerder ertoe moeten nopen van handhaving af te zien, is volgens verweerder geen sprake.
2.
Tussen partijen is niet in geschil dat het aanbieden van parkeerfaciliteiten ten behoeve van (met name) passagiers van de luchthaven Schiphol zich niet verhoudt met de in het bestemmingsplan De Hoek geldende bestemming ‘Handel en Nijverheid III’. Ook is niet in geschil dat dit bestemmingsplan geen mogelijkheden biedt voor een binnenplanse afwijking. In dit geval is dus sprake van een overtreding van een wettelijk voorschrift.
3.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
4.
Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder diende af te zien van handhaving omdat concreet zicht op legalisatie bestond gelet op de mogelijkheden van het nieuwe ontwerpbestemmingsplan. Dit bestemmingsplan ‘Hoofddorp De Hoek en Omgeving’ (het nieuwe bestemmingsplan) is inmiddels vastgesteld op 23 mei 2013. In het nieuwe bestemmingsplan is het perceel van eiseres bestemd als ‘Bedrijf tot en met categorie 3.2’. Voorts zijn in de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘bedrijventerrein’ taxibedrijven, opslaggebouwen, vrachtwagenstalling en caravanstalling opgenomen. Eiseres meent dat haar bedrijfsvoering in overeenstemming is met deze activiteiten.
5.
Op grond van artikel 4 van het nieuwe bestemmingsplan is het perceel van eiseres bestemd voor bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘bedrijventerrein’. De bedrijfsactiviteit van eiseres, het tegen betaling stallen van motorvoertuigen, is niet opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘bedrijventerrein’. De rechtbank is van oordeel dat de bedrijfsactiviteiten van eiseres niet kunnen worden begrepen onder de wel in de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen functie taxibedrijven, opslaggebouwen, vrachtwagenstalling en caravanstalling, nu het stallen van motorvoertuigen daar wezenlijk van verschilt. Eiseres heeft geen zienswijze ingediend tegen het ontwerp bestemmingsplan, zodat zij tegen het vastgestelde bestemmingsplan niet in beroep kan komen. Aangenomen moet worden dat de bestemming van het perceel van eiseres niet zal wijzigen. Niet kan dan ook worden gesteld dat er vanwege de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan concreet zicht op legalisatie van haar activiteiten bestaat. De beroepsgrond slaagt niet.
6.
Voorts heeft eiseres aangevoerd dat het nieuwe bestemmingsplan verweerder de mogelijkheid biedt middels een binnenplanse ontheffing omgevingsvergunning te verlenen voor het door eiseres beoogde gebruik van het perceel. Eiseres meent dat een bedrijf in parkeren ten behoeve van de luchthaven met de bijbehorende transferservice dient te worden aangemerkt als een categorie 2 bedrijf. Eiseres acht het onredelijk bezwarend en planologisch niet verdedigbaar dat verweerder (omwille van concurrentiemotieven) geen gebruik wil maken van zijn afwijkingsbevoegdheid. Eiseres acht de invloed dan wel hinder op de omgeving uiterst beperkt. Voorts is geen sprake van ongewenste toename van autoverkeer met nadelige gevolgen voor de leefbaarheid dan wel verrommeling.
7.
Verweerder heeft aangegeven geen gebruik van zijn afwijkingsbevoegdheid te willen maken op grond van het beleid. Het beleid heeft als uitgangspunten het tegengaan van verrommeling en van extra verkeersbewegingen van en naar de luchthaven, het bewerkstellingen dat Schiphol op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid voorziet en het bevorderen van het gebruik van het openbaar vervoer naar Schiphol. Verweerder heeft er gemotiveerd voor gekozen om geen verdere mogelijkheden voor aanbieders van Schipholparkeren te realiseren dan opgenomen in het bestemmingsplan ‘Schiphol’. Evenals de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in haar uitspraak van 27 februari 2013 (LJN: BZ2477), acht de rechtbank deze uitgangspunten niet onredelijk. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd dat verweerder andere dan ruimtelijke motieven, namelijk concurrentiemotieven, aan het beleid ten grondslag heeft gelegd. Nu verweerder op grond van het beleid geen gebruik wil maken van zijn afwijkingsbevoegdheid is van concreet zicht op legalisatie geen sprake. Deze grond slaagt niet.
8.
Voorts heeft eiseres aangevoerd dat verweerder diende af te zien van handhavend optreden op grond van gelijkheidsbeginsel. Eiseres wijst op de bedrijven Centralparking.nl/ bijschipholparkeren.nl en Comfortparking.nl. Eiseres zal binnenkort een handhavingsverzoek indienen maar vooralsnog lijkt sprake van handelen in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Tevens is het eiseres niet duidelijk waarom nog niet op het bezwaarschrift inzake Vakantieparking/Joshua BV is beslist, terwijl het besluit tot last onder dwangsom van dezelfde datum is als het besluit dat is opgelegd aan eiseres.
9.
Zoals de Afdeling heeft overwogen (onder meer de uitspraken van 2 februari 2011, LJN: BP2786, en 11 juni 2008, LJN: BD3618) vergt het gelijkheidsbeginsel een consistent en doordacht bestuursbeleid. Het veronderstelt dat verweerder welbewust richting geeft en derhalve een algemene gedragslijn volgt ten aanzien van zijn optreden in vergelijkbare gevallen. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat ook tegen de andere overtreders op het gebied van passagiersparkeren wordt of zal worden opgetreden. Uit de gronden van beroep zoals die door eiseres zijn aangevoerd blijkt ook dat dit deels al het geval is. De omstandigheid dat het handhavend optreden tegen vergelijkbare gevallen niet gelijktijdig met het optreden tegen eiseres plaatsvindt, levert geen bijzondere omstandigheid op die maakt dat verweerder (vooralsnog) dient af te zien van handhaving.
10.
Het beroep is ongegrond. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J. van Brussel, rechter, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2013.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen. rechter
afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.