Uitspraak
Ontstaan en loop van het geding
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 juli 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst Holland-Midden. Eiseres, [X] B.V., had een naheffingsaanslag omzetbelasting ontvangen van € 264.100 over de periode maart 2007. Na bezwaar werd deze aanslag verminderd tot € 19.016, maar eiseres stelde dat zij recht had op schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen van de belastingdienst. Eiseres voerde aan dat de belastingdienst onzorgvuldig had gehandeld door de uitspraak op haar bezwaarschrift onterecht lang aan te houden en dat zij hierdoor schade had geleden, waaronder kosten voor rechtsbijstand en verlies op haar effectenportefeuille.
De rechtbank oordeelde dat niet aannemelijk was dat de inspecteur met het opleggen van de naheffingsaanslag een beschikking had gegeven waarvan duidelijk was dat deze in een procedure geen stand zou houden. Hoewel de rechtbank erkende dat de belastingdienst in de periode van 6 februari 2008 tot 12 november 2012 onvoldoende communicatie had gevoerd, vond zij dit niet onzorgvuldig genoeg om een bijzondere omstandigheid te vormen voor een hogere schadevergoeding. De rechtbank wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat eiseres niet had aangetoond dat het verlies op haar effectenportefeuille het gevolg was van het handelen van de belastingdienst.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar, en gelastte de Belastingdienst het door eiseres betaalde griffierecht van € 318 te vergoeden. Tevens werd de Belastingdienst veroordeeld in de kosten van eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar, vastgesteld op € 588. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Amsterdam.