ECLI:NL:RBNHO:2013:8001

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 juli 2013
Publicatiedatum
5 september 2013
Zaaknummer
15/800418-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van een chocoladereep met oplegging van ISD-maatregel

Op 23 juli 2013 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 april 2013 te Schiphol een chocoladereep van het merk Kinder Bueno heeft gestolen uit de winkel AKO. De verdachte, die zonder vaste woon- of verblijfplaats was, werd betrapt door een beveiligingsmedewerker terwijl hij de winkel verliet zonder de reep af te rekenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte ontkende de diefstal, maar de rechtbank achtte het bewijs overtuigend. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal en geen omstandigheden gevonden die de strafbaarheid uitsloten.

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een ISD-maatregel. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de recidive van de verdachte, die in het verleden veelvuldig in aanraking is gekomen met politie en justitie, vooral voor (winkel)diefstallen en geweldsdelicten. De verdachte heeft een problematische achtergrond met verslaving en heeft meerdere keren reclasseringstoezicht gehad, maar heeft zich hieraan niet gehouden. De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel van twee jaar noodzakelijk was om de veiligheid van de maatschappij te waarborgen en om de verdachte de kans te geven zijn problematiek aan te pakken.

De rechtbank heeft de maatregel opgelegd voor de duur van twee jaren, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet in mindering wordt gebracht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800418-13
Uitspraakdatum: 23 juli 2013
Verstek
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 juli 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
niet verschenen
Verder was aanwezig mr. Nuijten, advocaat te Haarlem, die niet bepaaldelijk was gemachtigd namens verdachte op te treden.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 03 april 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (chocolade)reep (merk Kinder Bueno), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan AKO, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 3 april 2013 ziet een beveiligingsmedewerker verdachte onvast ter been lopen door het winkelgebied Schiphol Plaza op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. Verdachte loopt de winkel AKO in. De beveiligingsmedewerker ziet dat verdachte vlak voor de kassa neerhurkt en een chocoladereep in zijn linkerjaszak stopt. Verdachte verlaat de winkel zonder de chocoladereep af te rekenen. Buiten de winkel spreekt de beveiligingsmedewerker verdachte aan. Verdachte wordt twee keer gevraagd of hij niet iets is vergeten af te rekenen, hetgeen hij ontkent. Op verzoek van de beveiligingsmedewerker haalt verdachte vervolgens een chocoladereep van het merk Kinder Bueno uit zijn linkerjaszak. [2] De chocoladereep wordt herkend als zijnde verkocht in de winkel AKO. De medewerker van AKO herkent verdachte als de persoon die enige moment ervoor in de winkel is geweest. [3]
3.3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 3 april 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een chocoladereep (merk Kinder Bueno), toebehorende aan AKO.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de straf
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot oplegging van de ISD-maatregel.
6.2. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en de bespreking aldaar van het reclasseringsadvies van 2 juli 2013 is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke en vaak gepleegde feiten die naast schade veel overlast in de samenleving veroorzaken.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte in het verleden veelvuldig en zeer regelmatig in aanraking is geweest met politie en justitie, met name in verband met (winkel)diefstallen, maar ook voor geweldsdelicten.
Uit het omtrent verdachte opgemaakte rapport van GGZ Reclassering Palier Haarlem van 2 juli 2013 blijkt dat verdachte reeds verscheidene keren reclasseringstoezicht is opgelegd. Verdachte is vanaf 1999 bekend bij Brijder Verslavingszorg en is daar twee keer opgenomen geweest, waarbij verdachte beide keren voortijdig is vertrokken. In 2006 is verdachte opgenomen op de gesloten afdeling van GGZ de Geestgronden. In de periode tussen juli 2009 en januari 2010 is verdachte begeleid door de Forensische Polikliniek van Palier, maar verdachte zich aan deze hulpverlening heeft onttrokken. Sinds januari 2010 heeft verdachte contact met het ACT-team, waar slechts één keer per week contact met verdachte wordt gelegd wanneer verdachte medicatie komt ophalen.
Sinds 2006 is reclasseringstoezicht drie keer voortijdig beëindigd wegens recidive of het niet nakomen van de bijzondere voorwaarden. In november 2006 is een ISD-maatregel opgelegd, welke niet tot het gewenste resultaat, het voorkomen van recidive, heeft geleid.
Bij de reclassering staat verdachte bekend als een zeer actieve veelpleger. De sociale integratie van verdachte is slecht te noemen. Verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en geen zinvolle dagbesteding. Er zijn structureel financiële problemen en er is sprake van psychische problematiek. Door langdurig drugs- en alcoholgebruik zijn er ook lichamelijke klachten. Verdachte is zorgmijdend.
De reclassering adviseert gezien de forse verslavingsproblematiek, het intelligentieniveau, de cognitieve tekorten en de persoonlijkheidsproblematiek een intensieve vorm van begeleiding. Beïnvloeding van het gedrag is door verplicht contact met de reclassering niet te realiseren. De reclassering adviseert tot oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
De rechtbank is van oordeel dat de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren dient te worden opgelegd, nu het door verdachte begane feit een misdrijf betreft waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, verdachte in de afgelopen vijf jaren driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen of maatregelen, onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging hiervan, er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen/goederen het opleggen van de maatregel eist.
Teneinde de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, alsmede de maatschappij zo optimaal mogelijk te beschermen, zal de rechtbank bepalen dat de gehele duur van de maatregel ten uitvoer gelegd dient te worden en dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht hierop niet in mindering dient te worden gebracht.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van TWEE (2) JAREN.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A.M. van der Heijden, voorzitter,
mr. A.C.M. Rutten en mr. G. Demmink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van dinsdag 23 juli 2013.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 3 april 2013 (dossierpagina’s 25-26).
3.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] d.d. 3 april 2013 (dossierpagina’s 18-19).