ECLI:NL:RBNHO:2013:7897
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in strafvervolging tegen een failliete besloten vennootschap
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 juli 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een besloten vennootschap (B.V.) die reeds failliet was verklaard op het moment dat de strafvervolging werd ingesteld. De officier van justitie, mr. J. van der Putte, heeft tijdens de zitting betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging, omdat de B.V. op het moment van de strafvervolging geen activiteiten meer ontplooide en het faillissement reeds was uitgesproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen wettelijke regeling bestaat die het moment bepaalt waarop het recht tot strafvordering tegen een rechtspersoon vervalt. De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht, dat stelt dat indien vaststaat dat een rechtspersoon ontbonden is, het recht tot strafvordering vervalt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het faillissement van de B.V. op 6 maart 2012 was uitgesproken en dat de strafvervolging op 27 juli 2012 was ingesteld. Hierdoor was het voor derden kenbaar dat de B.V. geen activiteiten meer zou ontplooien. De rechtbank oordeelt dat de strafrechtelijke vervolging van de B.V. geen redelijk doel dient en in strijd met de goede procesorde is. Daarom heeft de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging.