ECLI:NL:RBNHO:2013:7690

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 augustus 2013
Publicatiedatum
29 augustus 2013
Zaaknummer
15/700864-12
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met een minderjarige en vrijspraak voor verleiding tot ontucht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 augustus 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige. De verdachte werd ervan beschuldigd gedurende een periode van meer dan een jaar ontuchtige handelingen te hebben gepleegd met een meisje dat op dat moment jonger was dan zestien jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die zich via internet met het slachtoffer in verbinding had gesteld, het vertrouwen van het meisje had gewonnen en haar vervolgens heeft misleid. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door chatberichten en getuigenverklaringen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaar. De rechtbank heeft de straf hoger vastgesteld dan de eis van de officier van justitie, vanwege de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. Daarnaast is een vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de ouders van het slachtoffer schadevergoeding hebben gevraagd voor materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering tot immateriële schade vastgesteld op €3000,- en de materiële schade op €766,56. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van deze schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700864-12
Uitspraakdatum: 29 augustus
Tegenspraak
Promisvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 3 april 2013, 1 juli 2013 en 15 augustus 2013in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats],
wonende te ([adres]) [plaats 2], [adres] ,
thans gedetineerd in[plaats detentie].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Eck en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Bouwman, advocaat te [plaats 4], naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2010 tot 8 september 2011 te
[plaats 2], gemeente [plaats 3] en/of te [plaats 1], in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] (geboren op[geboortedatum 2]), die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, (meermalen) een
of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die[slachtoffer],
hebbende verdachte (telkens):
- zijn tong in de mond van die[slachtoffer] gebracht en/of die[slachtoffer] getongzoend en/of
- zijn penis in/tegen de vagina en/of anus van die[slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of
- zijn penis in de mond van die[slachtoffer] gebracht en/of geduwd;
Feit 2:
hij op één (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari
2010 tot en met 28 februari 2012 te [plaats 1] en/of te [plaats 2], gemeente
[plaats 3], althans in Nederland,
(via de MSN en/of Hyves en/of (een of meer) internetsite(s))
[slachtoffer], geboren op[geboortedatum 2], waarvan verdachte (telkens)
wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren
nog niet had bereikt,
een of meermalen door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit
feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, (te weten
dat verdachte met voornoemde[slachtoffer] in contact is gekomen via Hyves, waarbij
verdachte zich in chatgesprekken heeft voorgedaan als een 19-jarige jongen
en/of (een) een 26 jarige jongen en/of verdachte die[slachtoffer] een OV-chipkaart
en/of een I-pod touch en/of twee ringen en/of een mobiele telefoon (Samsung
Yet met beltegoed) en/of geld heeft gegeven)
(telkens) opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen;
bestaande die ontucht daarin dat verdachte die [slachtoffer] (telkens) heeft
bewogen tot:
- tongzoenen en/of
- het in/tegen de vagina en/of anus brengen en/of duwen van zijn (verdachtes) penis en/of
- het in de mond laten nemen van zijn (verdachtes) penis en/of het zich laten pijpen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.InleidingVerdachte wordt ervan beschuldigd dat hij in de periode van 1 mei 2010tot 8 september 2011seks heeft gehad met een meisje van 15 jaar oud. Hij wordt er daarnaast van beschuldigd dat hij het meisje via chatgesprekken op internet heeft misleid en dat hij haar cadeaus heeft gegeven, waardoor hij het meisje er toe heeft bewogen om seks met hem te hebben. De rechtbank dient te beoordelen of beide feiten bewezen kunnen worden.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft zich zowel bij de politie als ter terechtzitting beroepen op zijn zwijgrecht.
De raadsman heeft namens verdachte gepleit voor vrijspraak van de ten laste gelegde feiten. Zijn cliënt ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan beide feiten op de tenlastelegging, aldus de raadsman.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
[slachtoffer] werd in januari 2010 op Hyves aangesproken door een man die zich in het begin voorstelde als ‘[bijnaam 1]’. [2]
Na twee maanden begon hij zichzelf [verdachte] te noemen, later noemde de man zich [verdachte]. [3] [slachtoffer] was op dat moment 14 jaar oud. [4] In augustus 2010 vroeg verdachte via MSN of [slachtoffer] het leuk vond om zijn kant op te komen. [5] Op 16 augustus 2010 heeft hij [slachtoffer] opgehaald van het station [plaats 1] en is hij samen met [slachtoffer] met de trein naar [plaats 2] gegaan. Na dit bezoek bij verdachte thuis hebben verdachte en [slachtoffer] op het station te [plaats 1] afscheid genomen met een tongzoen. Verdachte begon en gaf haar een kus met zijn tong erbij. [6]
In oktober 2010 was [slachtoffer] net 15 jaar oud. Zij ging tijdens de herfstvakantie 2010 voor de tweede keer naar het huis van verdachte. [7] Verdachte begon [slachtoffer] te tongen. [slachtoffer] moest van verdachte haar broek uittrekken en verdachte trok ook bij zichzelf zijn kleding uit. [slachtoffer] trok haar onderbroek uit, waarna verdachte [slachtoffer] bij haar armen pakte en haar op bed duwde. Eerst begon hij haar weer te tongen. [8] Terwijl verdachte bovenop [slachtoffer] lag, voelde [slachtoffer] dat hij met zijn hand zijn penis in haar vagina bracht. Verdachte begon op en neer te bewegen. Het geslachtsdeel van verdachte werd half in en uit geschoven. Na een tijdje haalde verdachte zijn penis uit de vagina van [slachtoffer]. Zij moest van verdachte op haar knieën gaan zitten. [9] [slachtoffer] voelde dat verdachte zijn penis in haar anus probeerde te doen, ze voelde dat er wat tegenaan gedrukt werd. Daarna heeft [slachtoffer] verdachte moeten pijpen. Verdachte stond met zijn penis in zijn hand half voor het gezicht van [slachtoffer]. Zij deed het geslachtsdeel van verdachte in haar mond en bewoog haar hoofd erlangs terwijl zij zijn penis vasthield. Verdachte bewoog een beetje mee, hij ging met zijn heupen naar voren en naar achteren. [10]
De tweede keer dat verdachte en [slachtoffer] seksueel contact met elkaar hadden was in februari 2011. Verdachte heeft [slachtoffer] opgehaald en ze gingen naar zijn huis. Verdachte deed bijna weer hetzelfde als de keer daarvoor. [slachtoffer] heeft verdachte moeten pijpen. Daarna heeft verdachte [slachtoffer] uitgekleed en heeft hij zijn geslachtsdeel weer in haar vagina gestopt, terwijl [slachtoffer] op haar rug lag op bed. [11] Vervolgens moest zij weer op haar knieën zitten terwijl verdachte probeerde in haar anus te komen. Ook moest [slachtoffer] verdachte weer pijpen. [12]
De verklaringen van [slachtoffer] dat zij verdachte heeft bezocht in zijn woning in [plaats 2] vinden steun in de tekening die [slachtoffer] heeft gemaakt van de plattegrond van de woning van verdachte. Deze tekening komt vrijwel geheel overeen met de plattegrond van de woning zoals de politie die heeft getekend bij gelegenheid van de doorzoeking in de woning van verdachte. [13]
De verklaringen van [slachtoffer] over het seksuele contact dat heeft plaatsgevonden tussen haar en verdachte in de woning van verdachte vinden steun in verschillende chatberichten die verdachte aan meerdere personen heeft verstuurd en waarin hij spreekt over zijn relatie met [slachtoffer] en refereert aan de seks die hij met haar heeft gehad. Verdachte stuurde deze berichten onder de namen ‘[bijnaam 1]’, ‘[bijnaam 2]’ en ‘[bijnaam 3]’.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij in januari 2010 werd aangesproken op Hyves door een man die zich voorstelde als [bijnaam 1]. [14] Later noemde deze man zich [verdachte]. [15] [getuige 1], een vriend van [slachtoffer], kent het vriendje van [slachtoffer] ook als ‘[bijnaam 1]’. Hij heeft in januari 2011 op het Hyvesprofiel van [slachtoffer] gezien dat achter haar naam een hartje stond en daarachter de naam ‘[bijnaam 1]’. [slachtoffer] zei hierover dat het een jongen was die zij had leren kennen via internet. Uit nieuwsgierigheid heeft [getuige 1] via het Hyvesprofiel de naam van deze vriend opgezocht en die bleek destijds de profielnaam ‘[bijnaam 4]’ te gebruiken. [getuige 1] heeft toen gevraagd of hij, [bijnaam 4], veel belde met [slachtoffer]. [getuige 1] kreeg als antwoord dat hij inderdaad het vriendje was van [slachtoffer], hij noemde zich op dat moment ‘[bijnaam 1]’. [16]
In het begin van de zomervakantie 2012 heeft [getuige 1] zich voorgedaan als ‘[bijnaam getuige]’. [17] ‘[bijnaam getuige]’ heeft destijds op internet gesprekken gevoerd met ‘[bijnaam 3]’. [18] ‘[bijnaam 3]’ noemde zichzelf ook ‘[bijnaam 1]’, maar verklaart daadwerkelijk [verdachte] te heten, zo blijkt uit de volgende conversatie [19] (waarbij gelezen moet worden dat ‘ik zeg’ [getuige 1] betreft [20] ):
“Ik zeg: Hoi [bijnaam 1]
[bijnaam 3] zegt: Hoe heet je nu echt
Ik zeg: [bijnaam getuige], dat weet je toch?
(…)
Ik zeg: is [bijnaam 1] eigenlijk jou echte naam?
[bijnaam 3] zegt: [verdachte]
[bijnaam 3] zegt: [bijnaam 1] is net als jouwe[bijnaam getuige] een nickname’.
(…)
[bijnaam 3] zegt: Jij weet nu meer en me achter naam is een [omschrijving achternaam] en dat is?
Ik zeg:[verdachte]?
[bijnaam 3] zegt: Goed zo [21]
(…)
[bijnaam 3] zegt: Ik loop niet weg je weet waar ik woon
Ik zeg: [plaats 2]
[bijnaam 3] zegt: [adres] das [plaats 2]
(…)
Ik zeg: dat is op de [adres]?
[bijnaam 3] zegt: ja klopt [22]
(…)
[bijnaam 3] zegt: [adres] zo goed”. [23]
[getuige 1] heeft daarnaast verklaard dat verdachte in de chatgesprekken met hem, waarbij [getuige 1] zich voordeed als [bijnaam getuige], uit zichzelf heeft verteld over [slachtoffer]. Verdachte vertelde hem dat [slachtoffer] met iedereen naar bed ging. Hij vertelde dat hij seks had gehad met [slachtoffer]. Ook chatte hij naar [getuige 1] dat er geen spier meer in zat, alsof haar vagina was uitgerekt omdat zij al zo vaak seks had gehad. Hij vertelde tevens dat [slachtoffer] zelf geen seks wilde, maar dat het achteraf toch was gebeurd. [24]
Op het moment dat het uit is tussen [slachtoffer] en [verdachte], ontvangt een vriendinnetje van [slachtoffer], [getuige 2], via Hyves berichten afkomstig van ‘[bijnaam 1]’ dan wel ‘[bijnaam 2]’. [25] Op 1 maart 2013 ontvangt zij het volgende bericht van ‘[bijnaam 1]’:
“heeft 2 jaar en een maand mogen duren 16012010/16012012 en een maand.weekje Noorwegen af gelopen week 23 kwam ze thuis donderdag/vrijdag macht ziek vrijdag24 feb was het laatste cintact en van af heden niks meer, tel negeert ze van 2 rare vriendjes van der [getuige 1] moet ik er met rust laten en vervolgens geeft ie aan er mee te maken te hebben er vaag allemaal maar op heden geen antwoord op me vragen, grt [bijnaam 1] wat zo mooi leek werd een nacht merrie” [26]
[getuige 2] heeft ‘[bijnaam 1]’ toen beantwoord met de vraag of zij hem kende. [27] In antwoord op deze vraag ontving zij op 13 maart 2013 een bericht, nog steeds afkomstig van ‘[bijnaam 1]’, waarin stond dat hij ‘[bijnaam 2]’ heette [28] :
“Ik ben [bijnaam 2], die met [slachtoffer] had van af 16012010 de datum die jij ook hebt met je vriendje.26 feb laatste cinracr en zo te horen lijken er meer gasten met er na bed te zijn geweest tijdnes me relatie met haar”. [29]
In het laatstgenoemde bericht refereert verdachte onder de naam ‘[bijnaam 2]’ tevens aan de seks die hij met [slachtoffer] heeft gehad, door op te merken dat ‘er meer gasten met haar naar bed zijn geweest tijdens zijn relatie met haar’.
[getuige 2] kende verdachte onder de naam ‘[bijnaam 2]’ als het vriendje van [slachtoffer]. [slachtoffer] zou op dezelfde dag verkering hebben gekregen met ‘[bijnaam 2]’, als [getuige 2] verkering kreeg met haar vriend. Dat was op 16 januari 2010. [30]
[getuige 2] ontving voorts op 24 maart 2013 het volgende bericht van ‘[bijnaam 2]’, dat blijkens de daaraan voorafgaande correspondentie een vervolg is op voornoemd bericht van verdachte aan [getuige 2] van 13 maart 2013, waaruit blijkt dat verdachte over [slachtoffer] spreekt:
“(…) dus wel een zonde die voor eeuwog telt, want sex in er geweest, en zo te hiren tijdens mij relatie met meerderen een [betrokkene] uit Zeist en bekke met [getuige 1] en wie weet wat ze nog meer hebben gedaan, grt [bijnaam 2]”. [31]
In dit bericht bevestigt verdachte opnieuw dat hij seks heeft gehad met [slachtoffer], nu hij zegt ‘sex is er geweest’ en ‘tijdens mijn relatie met meerderen’, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank impliceert dat in elk geval ook verdachte seks met [slachtoffer] heeft gehad.
Tevens vinden er chatgesprekken plaats tussen ‘[bijnaam 3]’, een naam die blijkens het voorgaande door verdachte wordt gebruikt, en ‘[bijnaam getuige 4]”. [32] [bijnaam getuige 4] is volgens [slachtoffer] een vriendinnetje van de kerk. [33] ‘[bijnaam 3]’ stuurt op 27 maart 2012 het volgende bericht naar ‘[bijnaam getuige 4]’:
“[slachtoffer] dat is bij mij een geval (…)[slachtoffer]” [34]
Op 30 maart 2013 stuurt ‘[bijnaam 3]’ de volgende berichten naar ‘[bijnaam getuige 4]’:
“[slachtoffer] ombrengen simple geef er een hand vol pinda’s”(…) “zet er super voor schut” (…) ik heb met haar gehad niet met een onzichtbaar iemand” [35]
(…)
“voor dat ik [slachtoffer] zag waren we al bij 6 maanden” [36]
(…)
“zou er echt een christelijk iemand bestaan, die zou heel anders zijn dan wie dan ook, reclame voor [slachtoffer], ze heeft een ander waar ze nooit iets vn moest maar wel mee heeft al meer dan 3 maanden tijdens onze relatie”. [37]
Op 5 april 2012 stuurt ‘[bijnaam 3]’ het volgende bericht naar ‘[bijnaam getuige 4]’, dat blijkens de daaraan voorafgaande correspondentie een vervolg is op voornoemd bericht van verdachte aan [bijnaam getuige 4] van 30 maart 2013 en waaruit blijkt dat verdachte over [slachtoffer] spreekt:
“verkering kan iedereen afpakken maar dat ik het gedaan hebt met er niet”. [38]
Ook met dit bericht refereert verdachte expliciet aan de seks die hij met [slachtoffer] heeft gehad.
Op 3 april 2012 heeft ‘[bijnaam 3]’ het volgende bericht gestuurd naar ‘[bijnaam getuige 4]’:
“ik ben de shot iedereen lijk wel in de reet te kruipen van een ene[slachtoffer] (…) als ik 2 jar niet in de maling was genmen en zij is er alleen maar beter op geworden dan was ik jou ook niet tegen gekomen’(…) ik heb een nieuwe betekenis voor ZDA, zuiver-dan-achterbaks”. [39]
[getuige 3] kent ‘[bijnaam 1]’ ook van het internet. [40] Zij kent ‘[bijnaam 1]’ tevens als ‘[verdachte]’. Volgens deze getuige woont ‘[bijnaam 1]’ in [plaats 2]. [41] [bijnaam 1] heeft tegen getuige [getuige 3] gezegd dat [slachtoffer] zijn vriendin is. Getuige [getuige 3] heeft ook gezien dat [slachtoffer] [bijnaam 1] geschreven heeft op MSN. [42]
De rechtbank stelt vast dat blijkens voornoemde berichten ‘[bijnaam 1]’, ‘[bijnaam 2]’ en ‘[bijnaam 3]’ allen dezelfde persoon zijn, te weten [verdachte]. Aldus betreft het verdachte die blijkens de inhoud van voornoemde berichten een seksuele relatie heeft gehad met [slachtoffer].
3.4.
Bewijsoverweging
De raadsman van verdachte heeft (kort samengevat) betoogd dat de belastende verklaringen van [slachtoffer] als onbetrouwbaar dienen te worden aangemerkt en dat deze verklaringen daarom niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs. Tevens heeft de raadsman betoogd dat indien de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar acht, er te weinig steunbewijs is dat afkomstig is uit een andere bron dan aangeefster.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
[slachtoffer] heeft in de verschillende verklaringen die zij heeft afgelegd – zowel ten overstaan van de politie als bij de rechter-commissaris als getuige – consistent, eenduidig en gedetailleerd verklaard, in het bijzonder op die punten die de kern van het delict, te weten de ontuchtige handelingen behelzen. Dat aangeefster bij de politie aanvankelijk heeft verklaard dat bij haar eerste bezoek aan verdachte in zijn woning in augustus 2010 geen seks heeft plaatsgevonden, terwijl zij later bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij die eerste keer wel seks met hem heeft gehad, geeft de rechtbank geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] die de seksuele handelingen betreffen die volgens haar bij haar volgende bezoeken aan verdachte hebben plaatsgevonden. Daarbij betrekt de rechtbank tevens dat [slachtoffer] heeft verklaard dat zij zich bij deze bezoeken mentaal afsloot, dat het altijd volgens een vaste manier ging en dat zij daardoor snel twee data ziet als één. Gelet hierop en nu de rechtbank ook anderszins geen reden ziet om aan de juistheid van de verklaringen van aangeefster te twijfelen, acht de rechtbank deze verklaringen – anders dan de verdediging – betrouwbaar, geloofwaardig en bruikbaar voor het bewijs. Haar verklaringen vinden bovendien op hoofdlijnen bevestiging in de andere bewijsmiddelen, die hiervoor zijn weergegeven en, anders dan de raadsman heeft bepleit, afkomstig zijn uit andere bronnen, waaronder diverse chatberichten verstuurd door verdachte zelf. Gelet op de uiteenzetting van die bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien is voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering.
3.5.
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 ten laste is gelegd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Ten laste is gelegd dat de verdachte door giften of beloften van geld of goed of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding [slachtoffer] opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen. Dit verwijt houdt (gezien de verfeitelijking van dat juridische verwijt in de tenlastelegging) concreet in dat de door verdachte toegepaste handelingen, te weten het middels Hyves contact zoeken met [slachtoffer], het zich voordoen als een 19-jarige dan wel 26-jarige jongen en het geven van een ov-chipkaart, een I-pod touch en een mobiele telefoon, [slachtoffer] zouden hebben bewogen tot het plegen van ontuchtige handelingen.
De rechtbank heeft uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet kunnen afleiden dat het voornoemde handelingen zijn geweest, bestaande uit het doen van giften en het misleiden van [slachtoffer], die [slachtoffer] hebben bewogen ontuchtige handelingen te plegen. Die handelingen hebben er vooral voor gezorgd dat [slachtoffer] de relatie met verdachte, die veel ouder was dan zijzelf, is aangegaan.
Voor zover de officier van justitie meent dat [slachtoffer] (mede) is bewogen tot de ontuchtige handelingen door het misbruik maken uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht van verdachte stelt de rechtbank vast dat in de tenlastelegging niet is geconcretiseerd waaruit het misbruik van dit overwicht in de onderhavige zaak heeft bestaan. De rechtbank kan daarom niet tot een bewezenverklaring komen van dit bestanddeel.
Gelet hierop zal verdachte worden vrijgesproken van het onder feit 2 ten laste gelegde feit.
3.6.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
hij in de periode van 1 mei 2010 tot 8 september 2011 te [plaats 2], gemeente [plaats 3], en/of te [plaats 1], met [slachtoffer] (geboren op[geboortedatum 2]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, meermalen een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die[slachtoffer], hebbende verdachte (telkens):
- zijn tong in de mond van die[slachtoffer] gebracht en die[slachtoffer] getongzoend en/of
- zijn penis in de vagina en tegen de anus van die[slachtoffer] gebracht en geduwd en/of
- zijn penis in de mond van die[slachtoffer] gebracht en/of geduwd.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van de strafmaat bepleit om bij een bewezenverklaring een aanzienlijke lagere straf op te leggen dan 24 maanden gevangenisstraf en rekening te houden met onder meer de frequentie, de relatiesfeer en relevant eigen gedrag. Tevens heeft de raadsman verzocht verdachte te benaderen als first offender, nu er slechts justitiële documentatie is van eerdere datum dan 2001.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van één en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting en uit het NIFP rapport van de psycholoog
M. van Heteren en psychiater F.R. Kruisdijk d.d. 11 juli 2013; het voorlichtingsrapport d.d. 6 maart 2013 van Reclassering Nederland en het uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 21 december 2012.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een lange periode en heel geleidelijk, eerst via internet en vervolgens door ontmoetingen op het station en bij hem thuis, het vertrouwen van [slachtoffer] gewonnen en een relatie met haar opgebouwd. Uiteindelijk is hij overgegaan tot het meermalen plegen van ontuchtige handelingen. Aangeefster was toen in de leeftijdsperiode van 14 tot 16 jaar oud, terwijl verdachte de leeftijd had van 49 tot 50 jaar. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de jonge leeftijd en kwetsbaarheid van [slachtoffer] door haar te benaderen middels chatgesprekken op internet, zich voor te doen als 19-jarige dan wel 26-jarige en een relatie op te bouwen waarbij hij haar cadeaus heeft geschonken. Door voornoemde handelingen heeft verdachte het vertrouwen bij aangeefster opgewekt. Verdachte heeft vervolgens op verschillende momenten ontucht met haar gepleegd. De ontuchtige handelingen, die onder meer resulteerden in seksuele penetratie, vonden plaats in de woning van verdachte. Verdachte heeft zich meermalen laten pijpen door [slachtoffer], hij heeft zijn geslachtsdeel tegen de anus van [slachtoffer] geduwd en geprobeerd haar anaal binnen te dringen en hij heeft zijn penis in de vagina van[slachtoffer] gebracht, wetende dat zij op dat moment pas 15 jaar oud was. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij aldus in ernstige mate inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van een jong meisje. Bovendien liet hij haar geloven dat de bewezenverklaarde seksuele handelingen bij hun relatie hoorden, dat zij het geheim moest houden en dat hij anders met een geweer haar kant op zou komen. Een vriend van haar, [getuige 1], heeft verklaard dat [slachtoffer] ‘echt bang leek te zijn voor verdachte’ en [slachtoffer] heeft dit ook in haar verklaringen aangegeven. Blijkens de schriftelijke slachtoffer verklaring heeft [slachtoffer] in de periode na haar aangifte moeite gehad met zich te concentreren en sliep zij slecht. Dit heeft invloed gehad op haar schoolprestaties.
Hoewel het thans goed lijkt te gaan met [slachtoffer], kunnen jeugdige slachtoffers van ontucht, naar de ervaring leert, hiervan op latere leeftijd ernstig nadelige gevolgen ondervinden.
Ten nadele van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte blijkens voornoemd uittreksel uit het justitieel documentatieregister in het verleden is veroordeeld voor een soortgelijk feit, waarbij hij onder meer terbeschikking is gesteld.
Kennelijk heeft dit hem er niet van weerhouden om opnieuw een soortgelijk ernstig strafbaar feit te plegen.
Na verdachtes weigering mee te werken aan een Pro Justitia rapportage is verdachte van 11 april 2013 tot 30 mei 2013in het kader van onderhavige zaak ter observatie in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) geplaatst. Blijkens de Rapportage Pro Justitia van 11 juli 2013 van de deskundigen M. van Heteren, psycholoog en F.R. Kruisdijk, psychiater, heeft verdachte ook hier zijn medewerking aan het onderzoek geweigerd.
Door de (blijvende) weigering van verdachte verkregen de rapporterende deskundigen geen informatie omtrent de persoon van de verdachte. De vraag of verdachte op het moment van het tenlastegelegde leed aan een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens is onbeantwoord gebleven waardoor de vervolgvragen naar doorwerking en recidivegevaar eveneens niet beantwoord kon worden. Wel is er enige informatie uit de beschikbare stukken, het milieuonderzoek en de groepsobservatie verkregen. Verdachte is in 1995 veroordeeld voor een soortgelijk delict, meermalen gepleegd, en is destijds veroordeeld tot onder meer een tbs-maatregel met aanwijzing. Uit de beschikbare forensische gegevens hieromtrent, waaronder een psychiatrisch rapport (d.d. 22 augustus 1994) van assistent psychiater Leutscher, blijkt onder meer dat er bij verdachte sprake was van een “borderline persoonlijkheidorganisatie met affectlabiliteit, identiteitsproblematiek en impulscontroleproblemen, en enkele antisociale persoonlijkheidskenmerken”. Tevens stelde voornoemde Leutscher dat er sprake was van aanwijzingen voor posttraumatische stressstoornis en van niet exclusieve pedofilie. Er is destijds geconcludeerd tot verminderde toerekeningsvatbaarheid met een (grote) kans op recidive. Blijkens een Pro Justitia rapport van 10 april 2001 (in een andere strafzaak) werd door psycholoog Oudejans geconcludeerd dat verdachte lijdende was aan een persoonlijkheidsstoornis met borderline, afhankelijke en antisociale trekken met als belangrijkste kenmerken de zwakke integratie van de persoonlijkheid, de zwakke identiteit, het labiele gevoelsleven, de forse kritiek- en oordeelsstoornissen, de gebrekkige gewetensfunctie, en in het algemeen de sterke afhankelijkheid van externe structuur om te functioneren. Uit het huidige PBC rapport van 11 juli 2013 blijkt voorts het navolgende.
Psychologisch onderzoek door M. van Heteren
Verdachte heeft geen verwarde indruk gemaakt. Hij lijkt goed georiënteerd in tijd, plaats en persoon. De intelligentie wordt op laag gemiddeld ingeschat doordat hij duidelijk een man is die slecht articuleert en verbaliseert. Uit de beschikbare gegevens komt een beeld naar voren van iemand die moeite heeft zelfstandig te wonen, werken en leven. Betrokkene maakt een zwakbegaafde indruk. Echter de IQ-metingen laten een in aanleg normale begaafdheid zien.
Psychiatrisch onderzoek door F.R. Kruisdijk
Verdachte maakte een levensloop mee getekend door affectieve en pedagogische verwaarlozing, mogelijk met intrusieve (seksuele) momenten die volgens de voorgaande rapporteurs geleid heeft tot een psychische zwak gestructureerde man, die innerlijke spanningen somatiseert.
Naast afhankelijke en borderline kenmerken vallen ook gekozen antisociale gedragingen op zodat er inmiddels een strafblad is gevormd met diverse veroordelingen.
Door de weigering van verdachte medewerking te verlenen aan het opmaken van een voorlichtingsrapportage door het PBC en door zijn zwijgen, heeft de rechtbank nauwelijks tot geen inzicht verkregen in de mogelijke motieven dan wel oorzaken die ten grondslag hebben gelegen aan het handelen van verdachte. De rechtbank kan daarmee dan ook geen rekening houden en voor de bepaling van de op te leggen straffen slechts afgaan op de ernst van het feit en de indruk die zij ter terechtzitting en op grond van het dossier van verdachte heeft gekregen, hetgeen hiervoor uitvoerig aan de orde is gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en dat (mede) gelet op de persoon van verdachte geen andere straf op haar plaats is dan één die vrijheidsbeneming van langere duur meebrengt dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank ziet mede in de omstandigheden waaronder verdachte het feit heeft gepleegd aanleiding om aan de bescherming van de maatschappij een zwaar gewicht toe te kennen bij het bepalen van de strafmaat. Dat verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit, geeft de rechtbank geen aanleiding tot het opleggen van een lagere straf. Daartoe overweegt de rechtbank dat beide feiten in de kern betrekking hebben op dezelfde door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen. Bij de bepaling van de strafmaat van de omstandigheden waaronder verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, heeft de rechtbank bovendien ook de wijze betrokken waarop verdachte (door giften, misleiding en zijn overwicht door het grote leeftijdsverschil en zijn verbale argumenten en dreigementen) [slachtoffer] heeft bewogen tot de ontuchtige handelingen onder meer bestaande uit het seksueel binnendringen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur dient te worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van vijf jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1.00 STK Computer
HP PAVILLION s7520 CNH6230VW8
169053, zie beslagportaal voor al het beslag;
- 1.00 STK Computer
WESTERN DIGITAL WCAU48662629;
- 1.00 STK Computer
LEGEND SIN 4278287044;
- 1.00 STK Telefoontoestel Kl: zwart
IPHONE 4
169656
1.00 STK Computer
HP
CZC04615VW,
dienen te worden teruggegeven aan verdachte, aangezien die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De ouders van de benadeelde partij [slachtoffer] hebben als haar wettelijke vertegenwoordigers een vordering tot schadevergoeding van € 9540,56 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit reiskosten voor de bezoeken van [slachtoffer] aan haar psycholoog in het Universitair Medisch Centrum te Utrecht, aan de politie te [plaats 4] en [plaats 1], aan haar advocaat te Utrecht, aan SSV Utrecht (de rechtbank verstaat: het opmaken van de schriftelijke slachtofferverklaring te Utrecht) en voor het per auto halen en brengen van [slachtoffer] van en naar school gedurende negen weken ( totaal € 766,56) en schade wegens studievertraging die [slachtoffer] stelt te zijn opgelopen door de psychische gevolgen van het tenlastegelegde
(€ 2774,00). De gevorderde immateriële schade bedraagt € 6000, -.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot immateriële schade dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 3000, - en de vordering tot materiële schade tot een bedrag van € 1500, -. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat daarbij de in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) bedoelde schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd. De vordering dient voor het overige niet ontvankelijk verklaard te worden.
De raadsman heeft primair bepleit de vordering van de benadeelde partij in het geval van vrijspraak af te wijzen.
De raadsman heeft subsidiair aangevoerd dat de benadeelde partij inzake de gevorderde reiskosten voorzover die betrekking hebben op het halen en brengen van [slachtoffer] naar school niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering wegens het ontbreken van causaal verband. De raadsman heeft de vordering tot vergoeding van schade door studievertraging betwist en zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, omdat nader onderzoek naar die vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren. Onvoldoende blijkt dat deze schade geheel veroorzaakt is door de gedraging van verdachte.
De raadsman heeft inzake de immateriële schade verzocht om deze kosten in het geval van toewijzing fors te matigen.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 766,56 (te weten de reiskosten) rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat voldoende causaal verband bestaat tussen het bewezen verklaarde feit en de reiskosten in verband met het halen en brengen van [slachtoffer] naar en van school. De rechtbank acht goed voorstelbaar, gelet ook op de dreigementen die verdachte richting [slachtoffer] heeft geuit, dat [slachtoffer] na het bekend worden van haar relatie met verdachte en haar aangifte jegens verdachte gedurende enige weken niet alleen naar school heeft durven gaan uit angst verdachte op straat tegen te komen. Naar het oordeel van de rechtbank levert de beoordeling van het resterende gedeelte van de gestelde materiële schade een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Met de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de studievertraging onvoldoende is onderbouwd en dat niet op voorhand voldoende aannemelijk is geworden dat deze resterende gevorderde materiële schade ook (geheel) door het bewezen verklaarde feit is veroorzaakt. In zoverre zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering tot vergoeding van de materiële schade.
Voorts komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van
€ 3000, - billijk voor, gelet op de onderbouwing hiervan, het verhandelde ter terechtzitting en gelet op bedragen die in vergelijkbare gevallen voor soortgelijke delicten plegen te worden opgelegd. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot immateriële schade.
De toe te wijzen vordering tot schadevergoeding, zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2010 (de dag van het eerste seksuele contact tussen verdachte en slachtoffer) tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen tot het bedrag waartoe de vordering is toegewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 2 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30(
dertig) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
zes (6),
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op 5 (vijf) jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 3766,56, bestaande uit € 766,56 voor de materiële en
€ 3000, - voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 augustus 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de ouders van [slachtoffer], voornoemd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3766,56, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 augustus 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
47 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1.00 STK Computer
HP PAVILLION s7520 CNH6230VW8
169053, zie beslagportaal voor al het beslag;
- 1.00 STK Computer
WESTERN DIGITAL WCAU48662629;
- 1.00 STK Computer
LEGEND SIN 4278287044;
- 1.00 STK Telefoontoestel Kl: zwart
IPHONE 4
169656
1.00 STK Computer
HP
CZC04615VW
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M. Nusselder, voorzitter,
mr. M.F. Ferdinandusse en mr. J. van der Kluit, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.E. van den Bergh,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 augustus 2013.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van aangifte van 16 april 2012 inhoudende de verklaring van [slachtoffer], dossierpagina 54 en proces-verbaal van verhoor van 4 juli 2012 inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer], dossierpagina 102
3.Proces-verbaal van aangifte van 16 april 2012 inhoudende de verklaring van [slachtoffer], dossierpagina 55 en proces-verbaal van verhoor van 4 juli 2012 inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer], dossierpagina 103
4.Proces-verbaal van aangifte van 16 april 2012 inhoudende de verklaring van [slachtoffer], dossierpagina 55 en getuigenverklaring van aangeefster d.d. 13 februari 2013 afgelegd bij de rechter-commissaris (los bijgevoegd, pagina 3-4)
5.Proces-verbaal van aangifte van 16 april 2012 inhoudende de verklaring van [slachtoffer], dossierpagina 57
6.Proces-verbaal van aangifte van 16 april 2012 inhoudende de verklaring van [slachtoffer], dossierpagina 58
7.Proces-verbaal van aangifte van 16 april 2012 inhoudende de verklaring van [slachtoffer], dossierpagina 59
8.Proces-verbaal van aangifte van 16 april 2012 inhoudende de verklaring van [slachtoffer], dossierpagina 59
9.Proces-verbaal van aangifte van 16 april 2012 inhoudende de verklaring van [slachtoffer], dossierpagina 60
10.Proces-verbaal van aangifte van 16 april 2012 inhoudende de verklaring van [slachtoffer], dossierpagina 61
11.Proces-verbaal van aangifte van 16 april 2012 inhoudende de verklaring van [slachtoffer], dossierpagina 62
12.Proces-verbaal van aangifte van 16 april 2012 inhoudende de verklaring van [slachtoffer], dossierpagina 63
13.Een geschrift, zijnde een tekening van de plattegrond van de woning van verdachte, opgemaakt door [slachtoffer] op 16 april 2012, dossierpagina 68, en een geschrift, zijnde een plattegrond van de woning van verdachte, opgemaakt door de politie, dossierpagina 406 en proces-verbaal van bevindingen van 13 februari 2013, dossierpagina 410
14.Proces-verbaal van aangifte van 16 april 2012 inhoudende de verklaring van [slachtoffer], dossierpagina 54 en proces-verbaal van verhoor van 4 juli 2012 inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer], dossierpagina 102
15.Proces-verbaal van aangifte van 16 april 2012 inhoudende de verklaring van [slachtoffer], dossierpagina 55 en proces-verbaal van verhoor van 4 juli 2012 inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer], dossierpagina 103
16.Proces-verbaal van verhoor van 11 oktober 2012 inhoudende de verklaring van [getuige 1], dossierpagina 118
17.Proces-verbaal van verhoor van 11 oktober 2012 inhoudende de verklaring van [getuige 1], dossierpagina 120
18.Proces-verbaal van bevindingen van 23 oktober 2012, dossierpagina 241
19.Proces-verbaal van bevindingen van 23 oktober 2012, dossierpagina 248-249
20.Proces-verbaal van bevindingen van 23 oktober 2012, dossierpagina 241
21.Proces-verbaal van bevindingen van 23 oktober 2012, dossierpagina 248-249
22.Een geschrift, zijnde de chatgesprekken tussen [getuige 1] (‘ik zeg’) en ‘[bijnaam 3]’, dossierpagina 315
23.Een geschrift, zijnde de chatgesprekken tussen [getuige 1] (‘ik zeg’) en ‘[bijnaam 3]’, dossierpagina 316
24.Proces-verbaal van verhoor van 11 oktober 2012 inhoudende de verklaring van [getuige 1], dossierpagina 120.
25.Proces-verbaal van verhoor van 12 oktober 2012 inhoudende de verklaring van[getuige 2], dossierpagina 124
26.Schriftelijk stuk, als bijlage horende bij het proces-verbaal van verhoor van 12 oktober 2012 inhoudende de verklaring van[getuige 2], dossierpagina 129
27.Schriftelijk stuk, als bijlage horende bij het proces-verbaal van verhoor van 12 oktober 2012 inhoudende de verklaring van[getuige 2], dossierpagina 129
28.Proces-verbaal van verhoor van 12 oktober 2012 inhoudende de verklaring van[getuige 2], dossierpagina 124
29.Schriftelijk stuk, als bijlage horende bij het proces-verbaal van verhoor van 12 oktober 2012 inhoudende de verklaring van[getuige 2], dossierpagina 129
30.Proces-verbaal van verhoor van 12 oktober 2012 inhoudende de verklaring van[getuige 2], dossierpagina 124
31.Schriftelijk stuk, als bijlage horende bij het proces-verbaal van verhoor van 12 oktober 2012 inhoudende de verklaring van[getuige 2], dossierpagina 128
32.Een geschrift, zijnde de chatgesprekken tussen ‘[bijnaam getuige 4]’ en ‘[bijnaam 3]’, dossierpagina 78-87 (inclusief ongenummerde achterzijden)
33.Getuigenverklaring van aangeefster d.d. 13 februari 2013 afgelegd bij de rechter-commissaris (los bijgevoegd, pagina 4)
34.Een geschrift, zijnde een chatgesprek tussen ‘[bijnaam getuige 4]’ en ‘[bijnaam 3]’ van 27 maart 2012, dossierpagina 78 - achterzijde
35.Een geschrift, zijnde een chatgesprek tussen ‘[bijnaam getuige 4]’ en ‘[bijnaam 3]’ van 30 maart 2012, dossierpagina 85
36.Een geschrift, zijnde een chatgesprek tussen ‘[bijnaam getuige 4]’ en ‘[bijnaam 3]’ van 30 maart 2012, dossierpagina 86
37.Een geschrift, zijnde een chatgesprek tussen ‘[bijnaam getuige 4]’ en ‘[bijnaam 3]’ van 30 maart 2012, dossierpagina 86 - achterzijde
38.Een geschrift, zijnde een chatgesprek tussen ‘[bijnaam getuige 4]’ en ‘[bijnaam 3]’ van 30 maart 2012, dossierpagina 87 - achterzijde
39.Een geschrift, zijnde een chatgesprek tussen ‘[bijnaam getuige 4]’ en ‘[bijnaam 3]’ van 30 maart 2012, dossierpagina 86 - achterzijde
40.Proces-verbaal van verhoor van 25 januari 2013 inhoudende de verklaring van [getuige 3], dossierpagina 443
41.Proces-verbaal van verhoor van 25 januari 2013 inhoudende de verklaring van [getuige 3], dossierpagina 444
42.Proces-verbaal van verhoor van 25 januari 2013 inhoudende de verklaring van [getuige 3], dossierpagina 448