In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 juli 2013 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die hulp bij het huishouden aanvroeg op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De verzoeker had eerder een aanvraag ingediend, maar deze was door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er aanleiding was om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen, omdat de medisch adviseur van verweerder een nader medisch onderzoek zou uitvoeren naar aanleiding van een nieuwe aanvraag van verzoeker. Dit onderzoek zou ook betrekking hebben op de gezondheidssituatie van verzoeker vanaf januari 2013.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het bestreden besluit van 14 mei 2013, waarin het bezwaar van verzoeker ongegrond werd verklaard, geschorst werd met ingang van 18 juni 2013 tot 1 september 2013. Tevens werd verweerder opgedragen om met ingang van 18 juni 2013 wekelijks een bedrag van € 66,19 aan verzoeker uit te betalen als voorschot op de te verlenen huishoudelijke hulp. Daarnaast werd verweerder gelast om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 44,-- te vergoeden.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de afwezigheid van voldoende medische informatie niet volledig aan verzoeker kon worden toegerekend, aangezien verweerder eerder beschikte over een medische machtiging van verzoeker. De voorzieningenrechter benadrukte dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat, en dat de beslissing openbaar is uitgesproken in Haarlem.