ECLI:NL:RBNHO:2013:7635

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 augustus 2013
Publicatiedatum
28 augustus 2013
Zaaknummer
HAA 13/3467
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening bij aanvraag uitkering Wet werk en bijstand

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 augustus 2013 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een uitkering op basis van de Wet werk en bijstand (Wwb) had aangevraagd. De voorzieningenrechter oordeelt dat verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zandvoort, de aanvraag van verzoekster terecht buiten behandeling heeft gesteld. Dit gebeurde omdat verzoekster niet tijdig de gevraagde gegevens had ingeleverd, waaronder een huurovereenkomst en betalingsbewijzen van de huur over de laatste drie maanden.

Verzoekster had op 12 februari 2013 haar Wwb-aanvraag ingediend, maar voldeed niet aan de verzoeken van verweerder om aanvullende documenten aan te leveren. Ondanks herhaalde verzoeken om informatie, waaronder een brief van 25 april 2013 waarin specifieke documenten werden gevraagd, heeft verzoekster niet volledig voldaan aan deze verzoeken. Tijdens de zitting op 15 augustus 2013 heeft verzoekster verklaard dat zij redelijkerwijs niet kon beschikken over de huurovereenkomst, omdat deze op naam van haar ex-partner stond. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat verzoekster wel degelijk in staat was om de huurovereenkomst te verkrijgen en dat zij deze pas na de hersteltermijn heeft overgelegd.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen, omdat verzoekster niet tijdig de benodigde gegevens heeft ingeleverd. De afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening is dan ook gerechtvaardigd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 13/3467
uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 augustus 2013 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoekster],te [woonplaats], verzoekster
(gemachtigde: mr. M.M. Brink),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zandvoort,verweerder
(gemachtigden: F. el Razouki en P. Bakker).

Procesverloop

Bij besluit van 7 mei 2013 heeft verweerder verzoeksters aanvraag om toekenning van een uitkering in het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb) buiten behandeling gesteld, omdat verzoekster binnen de daartoe gestelde termijn onvoldoende gegevens aan verweerder heeft verstrekt, zodat verzoeksters recht op uitkering niet is vast te stellen.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
Ter zitting van 15 augustus 2013 is verzoekster, bijgestaan door mr. M.M. Brink, verschenen. Verweerder is verschenen bij zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.
Op 12 februari 2013 heeft verzoekster een Wwb-aanvraag ingediend. Verzoekster heeft op 26 februari 2013 met verweerder een intakegesprek gevoerd. In de uitnodiging voor dit intakegesprek heeft verweerder verzoekster gevraagd een aantal stukken mee te nemen. Bij brief van 10 april 2013 heeft verweerder verzoekster gevraagd voor 24 april 2013 een groot aantal stukken over te leggen. Omdat verzoekster niet volledig aan dit verzoek had voldaan, heeft verweerder verzoekster bij brief van 25 april 2013 gevraagd (onder meer) de volgende stukken voor 9 mei 2013 bij verweerder in te leveren:
- de aan- en verkoopbewijzen van 9 auto’s;
- kopie betalingsbewijzen van de motorrijtuigenbelasting, de APK, de verzekeringsbewijzen en de vrijwaringsbewijzen;
- een kopie van de aankoopbewijzen van verzoeksters huidige auto’s;
- een kopie van de huurovereenkomst van verzoeksters woning;
- een kopie van de betalingsbewijzen van de huur over de laatste drie maanden;
- betalingsbewijzen van verzoeksters ziektekostenverzekering.
Omdat verzoekster niet (volledig) heeft voldaan aan dit verzoek, heeft verweerder het primaire besluit genomen.
3.
De hoorzitting heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2013. Omdat de oproeping hiervoor de gemachtigde van verzoekster niet (tijdig) heeft bereikt, waren verzoekster en haar gemachtigde niet op deze hoorzitting aanwezig.
4.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de Wwb-aanvraag van verzoekster terecht en op goede gronden buiten behandeling is gesteld. Verzoekster heeft de volgende stukken niet tijdig ingeleverd:
- een kopie van de huurovereenkomst;
- een kopie van de betalingsbewijzen van de huur over de laatste drie maanden;
- een kopie van aan- en verkoopbewijzen van negen auto’s die verzoekster op haar naam heeft gehad in de periode 4 december 2009 tot en met 15 februari 2012, alsmede een kopie van de betalingsbewijzen van de motorrijtuigenbelasting, de APK, de verzekerings-bewijzen en de vrijwaringsbewijzen.
Hierdoor heeft verweerder onvoldoende gegevens om verzoeksters aanvraag goed te kunnen beoordelen.
5.
Verzoekster betwist niet dat de door verweerder gevraagde gegevens noodzakelijk zijn voor het vaststellen van het recht op bijstand. Zij stelt zich echter op het standpunt dat zij redelijkerwijs niet (tijdig) over de gevraagde stukken kon beschikken. Ter zitting heeft verzoekster onder meer verklaard dat zij ten tijde van de aanvraag niet kon beschikken over de huurovereenkomst. Deze staat namelijk op naam van haar ex-partner. Verzoekster heeft voorts ter zitting verklaard dat zij niet heeft geprobeerd om de huurovereenkomst bij de verhuurder op te vragen. Ter zitting heeft verzoekster voorts aangegeven dat zij met haar verzoek beoogt dat verweerder haar aanvraag alsnog in behandeling neemt en dat aan haar een voorschot wordt toegekend van € 2.500,--.
6.
Verweerder heeft ter zitting verklaard niet bereid te zijn op basis van de na het primaire besluit overgelegde stukken alsnog de aanvraag in behandeling te nemen. Voorts heeft verweerder verklaard dat de gegevens die verzoekster inmiddels heeft overgelegd er niet zonder meer toe kunnen leiden dat haar recht op bijstand kan worden vastgesteld. De nieuwe stukken roepen ook weer vragen op. Volgens verweerder is het raadzaam dat verzoekster een nieuwe Wwb-aanvraag indient.
De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.
7.
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
8.
Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, van de Awb kan het bestuursorgaan besluiten een aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling is er onder meer sprake van een onvolledige en ongenoegzame aanvraag indien onvoldoende gegevens of bescheiden zijn verstrekt die een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk maken. Daarbij gaat het, gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb, om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
9.
De voorzieningenrechter ziet zich gesteld voor de vraag of verweerder de Wwb-aanvraag van verzoekster van 12 februari 2013 buiten behandeling heeft kunnen stellen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter moet deze vraag bevestigend worden beantwoord.
10.
Verzoekster betwist niet dat de gegevens die verweerder heeft opgevraagd van belang zijn voor de vaststelling van het recht op bijstand. Zij stelt zich echter op het standpunt dat zij redelijkerwijs niet over de gevraagde gegevens kon beschikken. De voorzieningenrechter volgt verzoekster hierin niet. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat verzoekster wel degelijk kon beschikken over de gevraagde huurovereenkomst. Zij heeft deze bij het verzoek om voorlopige voorziening overgelegd. De omstandigheid dat zij de huurovereenkomst niet eerder heeft overgelegd dan na het verstrijken van de hersteltermijn op 9 mei 2013 moet voor haar rekening en risico komen. Immers, gesteld noch gebleken is dat zij de huurovereenkomst zo spoedig als mogelijk is heeft opgevraagd bij de verhuurder of bij haar ex-partner. Uit het dossier kan enkel worden opgemaakt dat haar ex-partner (pas) op 4 juli 2013 de huurovereenkomst bij zijn advocaat heeft opgevraagd.
11.
Reeds hierom bestaat er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dan ook af.
12.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. van Dijk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van P.M. van der Pol, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
21 augustus 2013.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.