ECLI:NL:RBNHO:2013:7437

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 augustus 2013
Publicatiedatum
26 augustus 2013
Zaaknummer
AWB-12_2198
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit tot intrekking WAO-uitkering wegens toegenomen arbeidsongeschiktheid en schending van redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 augustus 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. S. van Andel, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. E. Kok. Eiser had eerder een WAO-uitkering ontvangen, maar deze was op 5 oktober 2004 ingetrokken omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 15% zou zijn. Na een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid heeft verweerder in 2008 geweigerd om eiser opnieuw een uitkering toe te kennen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, waarbij eerdere uitspraken van de rechtbank in 2010 en 2012 zijn genoemd, die in het voordeel van eiser waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bezwaarverzekeringsarts de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) niet zorgvuldig heeft opgesteld, waardoor de medische grondslag van het bestreden besluit ondeugdelijk is. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd, tot een maximum van € 10.000,-, en is verweerder veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.500,- aan eiser wegens overschrijding van de redelijke termijn. De proceskosten zijn vastgesteld op € 944,- en het griffierecht van € 42,- moet door verweerder worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ALK 12/2198

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 augustus 2013 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. S. van Andel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (districtskantoor Amsterdam), verweerder
(gemachtigde: mr. E. Kok).

Procesverloop

Bij besluit van 4 augustus 2004 heeft verweerder de uitkering van eiser op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ingetrokken met ingang van 5 oktober 2004 op de grond dat zijn mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15 % bedraagt.
Na een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid heeft verweerder bij besluit van 2 april 2008 geweigerd eiser met ingang van 29 september 2007 een WAO-uitkering toe te kennen. Het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 4 september 2008 ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 4 maart 2010 (zaaknummer 08/2846) heeft de rechtbank dat beroep gegrond verklaard en het besluit van 4 september 2008 vernietigd.
Bij besluit van 12 augustus 2010 heeft verweerder het bezwaar van eiser wederom ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 3 mei 2012 (zaaknummer 10/2408) heeft de rechtbank dat beroep gegrond verklaard en het besluit van 12 augustus 2010 vernietigd.
Bij besluit van 31 juli 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser opnieuw ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2013. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en drs. E. Battaloglu, tolk in de Turkse taal. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1. Voor de relevante feiten en omstandigheden verwijst de rechtbank allereerst naar de overwegingen 5.1 tot en met 5.3 in de uitspraak van 4 maart 2010 en 1.2 tot en met 1.4 in de uitspraak van 3 mei 2012, die als hier ingelast en herhaald dienen te worden beschouwd.
1.2. Tegen de hierboven genoemde uitspraken is geen hoger beroep ingesteld zodat de uitspraken onherroepelijk zijn geworden. Verweerder diende dus de uitspraak van 3 mei 2012 in acht te nemen bij het nemen van het bestreden besluit.
1.3. Naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank van 3 mei 2012 heeft de bezwaarverzekeringsarts nogmaals gerapporteerd. In haar rapportage van 24 juli 2012 vermeldt zij dat het oordeel van de rechtbank dat bij een persoonlijkheidsstoornis de klachten na verloop van tijd kunnen verergeren, waardoor verdergaande beperkingen aangenomen zouden kunnen worden, haar iets leek voor toetsing door de Centrale Raad van Beroep (CRvB). Omdat de fax voor het instellen van hoger beroep niet is aangekomen bij de CRvB wordt in de uitspraak berust en stelt ze een nieuwe Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) op, zoals aangegeven in de uitspraak.
1.4. De bezwaarverzekeringsarts heeft op 26 juli 2012 de FML van 26 maart 2008 gewijzigd in die zin dat eiser per 29 september 2007 sterk beperkt wordt geacht op het aspect “samenwerken” (2.9) en beperkt wordt geacht op het aspect “eigen gevoelens uiten” (2.7). De toelichting “geen al te grote verantwoordelijkheden” die in de FML van 26 maart 2008 stond vermeld bij het aspect “overige beperkingen in het sociaal functioneren” (2.11) staat in de FML van 26 juli 2012 vermeld bij het aspect “werk dat geen leidinggevende aspecten bevat” (2.12.5).
2.
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit wederom op het standpunt gesteld dat eiser per 29 september 2007 niet in aanmerking komt voor een WAO-uitkering omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 15% bedraagt. Ter beoordeling staat of dit besluit in rechte stand kan houden.
3.
Onder verwijzing naar het rapport van de psychiatrische expertise van mr. drs. J. Groenendijk (Groenendijk) heeft eiser aangevoerd dat hij per 29 september 2007 meer beperkt is dan de bezwaarverzekeringsarts in de FML van 26 juli 2012 heeft aangenomen.
4.1.
De rechtbank overweegt dat de bezwaarverzekeringsarts de aanpassing van de FML heeft beperkt tot enkele, door de rechtbank in haar uitspraak van 3 mei 2012 met name genoemde aspecten. Het is echter de taak van de bezwaarverzekeringsarts - en niet van de rechtbank - de expertise te vertalen in eisers concrete mogelijkheden en beperkingen bij het verrichten van arbeid. De bezwaarverzekeringsarts heeft de uitkomst van de expertise niet bestreden. Gelet hierop begrijpt de rechtbank niet dat eiser thans wel sterk beperkt wordt geacht op het aspect “samenwerken” maar dat de bezwaarverzekeringsarts voorbijgaat aan de mede in dit kader door Groenendijk nadrukkelijk geuite waarschuwing voor het risico op ernstige agressie tegen klanten, leidinggevenden of collega’s en de zeer grote recidivekans op geweld. De rapportage van de bezwaarverzekeringsarts van 24 juli 2012 noch haar bij het verweerschrift gevoegde commentaar van 24 september 2012 geeft hierover uitsluitsel.
4.2.
Voorts is niet gemotiveerd waarom een aantal in het expertiserapport specifiek omschreven beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren van eiser niet in de FML van 26 juli 2012 zijn vastgelegd. Het betreft de volgende aspecten:
- 1.4. inzicht in eigen kunnen. Uit de “Basisinformatie CBBS” (de Basisinformatie) blijkt dat dit aspect ziet op het zich bewust zijn van de eigen reële mogelijkheden tot functioneren. In het interpretatiekader bij dit aspect staat: “Dit beoordelingspunt is dus niet bedoeld om aan te geven of de cliënt naar het oordeel van de verzekeringsarts een te optimistische of te pessimistische mening heeft over de eigen mogelijkheden. Het beperkte inzicht in eigen kunnen moet het gevolg zijn van een stoornis. Een verminderd inzicht in eigen kunnen komt voor bij psychiatrische, neurologische en ontwikkelingsstoornissen.” In het expertiserapport concludeert Groenendijk dat bij eiser sprake is van een ernstige persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en obsessieve-compulsieve karaktertrekken. De agressieproblematiek vloeit volgens haar direct voort uit eiser verstoorde persoonlijkheidsontwikkeling. Zij constateert ook een beperkt ziekte-inzicht. Verder vermeldt zij dat eiser gewend is om zijn eigen gang te gaan en niet gesanctioneerd te worden als hij regels overtreedt en dat hij vrijwel niet in staat is tot reflectie en introspectie en daardoor weinig kan leren van hetgeen niet goed verloopt in zijn leven. Hij is zeer krenkbaar en explodeert van woede als hij wordt tegengesproken. Daarnaast is hij zeer koppig en rigide, wil dat dingen verlopen op zijn manier en raakt geïrriteerd als zijn patroon wordt verstoord. Dit levert zowel thuis als op het werk problemen op, leidend tot conflicten.
- 2.6. emotionele problemen van anderen hanteren. In het expertiserapport staat dat het verwerken van verwarrende emoties van anderen bij eiser niet zal lukken en dat eiser zeer waarschijnlijk direct in een conflict terechtkomt.
- 2.11. overige beperkingen in het sociaal functioneren. Uit de expertise komt echter naar voren dat eiser bekend is met een voorgeschiedenis van ernstige geweldsdelicten onder andere tegen zijn vrouw en kinderen, dat hij vanaf zijn vroege jeugd disfunctioneert op vrijwel alle levensterreinen, zeer krenkbaar is en explodeert van woede als hij wordt tegengesproken. Groenendijk benoemt in haar rapportage dat zij tijdens het afnemen van het onderzoek daardoor zeer op haar hoede was. Terzijde merkt de rechtbank hierbij op dat vanwege de geweldsdreiging een andere psychiater had geweigerd de expertise te verrichten. Dat eiser zich in zijn vrije tijd vermaakt met biljarten of koffiedrinken in het buurthuis, zoals de bezwaarverzekeringsarts in haar commentaar van 24 september 2012 stelt, gaat voorbij aan de bevindingen van de expertise; het rapport vermeldt immers de daarbij optredende conflicten. Nu uit het expertiserapport blijkt dat eisers problematische gedrag - en ook zijn agressieve, gewelddadige gedrag - op alle terreinen van zijn leven en jegens alle mensen waarmee hij omgaat een rol speelt, begrijpt de rechtbank zonder adequate toelichting niet dat bij eiser op dit aspect geen beperkingen zijn aangegeven.
- 2.12. specifieke voorwaarden voor het sociaal functioneren in arbeid. Op de hieronder vallende deelaspecten is in de FML alleen onder 12.5 (“ja de cliënt is aangewezen op werk dat geen leidinggevende aspecten bevat) toegelicht dat geen sprake mag zijn van al te grote verantwoordelijkheden. Deze toelichting begrijpt de rechtbank niet nu Groenendijk in het expertiserapport stelt dat eiser het best solitair kan functioneren in een niet leidinggevende baan. Bovendien zijn op de deelaspecten 2.12.1 (weinig of geen contacten met klanten), 2.12.2 (weinig of geen contacten met patiënten), 2.12.4 (geen direct contact met collega’s vereist) en 2.12.6 (overige voorwaarden) geen beperking aangenomen. Uit de Basisinformatie blijkt echter dat de deelaspecten van 2.12 een nauwe samenhang vertonen met de overige aspecten binnen de rubriek sociaal functioneren. Gezien de expertise en de Basisinformatie is het zonder motivering onbegrijpelijk waarom de bezwaarverzekeringsarts voor eiser op de deelaspecten van 2.12 niet meer beperkingen veronderstelt.
4.3.
In haar uitspraak van 3 mei 2012 heeft de rechtbank geoordeeld (in overweging 6.3) dat op het aspect “eigen gevoelens uiten” (2.7) de score “beperkt” moet worden opgenomen omdat bij dit aspect een beperkende toelichting is gegeven op de normaalwaarde. De rechtbank heeft dus een fout bij de invulling van de FML geconstateerd maar een beoordeling van de medische kant achterwege gelaten. Het gegeven oordeel van de rechtbank sluit dus de mogelijkheid om - op medische gronden - de score “sterk beperkt” te geven niet uit. De bezwaarverzekeringsarts heeft zonder kennelijke nadere medische beoordeling en zonder motivering de FML aangepast op dit aspect naar “beperkt”. Gelezen het expertiserapport begrijpt de rechtbank echter niet dat eiser op dit aspect niet “sterk beperkt” is geacht. In de Basisinformatie is bij “sterk beperkt” vermeldt: “is meestal niet in staat gevoelens te uiten (blokkeert zichzelf) of uit deze ongecontroleerd (ongeremde), ongeacht de reacties van anderen. De rechtbank begrijpt zonder adequate motivering niet waarom eisers in het expertiserapport omschreven, explosieve en ongeremd agressieve gedrag hier niet onder valt.
4.4.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn - ter zitting ingenomen - standpunt dat ook een beperking in de FML moet worden opgenomen voor “persoonlijk risico”, waarmee hij bedoelde dat het risico op slachtoffers van zijn agressieve buien moet worden vermeden. Naar het oordeel van de rechtbank is zo’n beperking niet nodig indien de juiste beperkingen in de rubrieken 1 en 2 van de FML worden aangenomen.
4.5.
De rechtbank ziet voorts geen aanleiding om het verzoek van eiser tot benoeming van een deskundige in te willigen. Het expertiserapport van Groenendijk bevat goed gefundeerde en gemotiveerde bevindingen, waaruit Groenendijk inzichtelijke conclusies heeft getrokken. Partijen hebben deze bevindingen en conclusies ook niet ter discussie gesteld. Met dit expertiserapport kunnen naar het oordeel van de rechtbank de mogelijkheden en beperkingen van eiser voor het verrichten van arbeid worden vastgesteld. De benoeming van een deskundige door de rechtbank is dus niet nodig.
4.6.
Gelet op de overwegingen hiervoor in 4.1 tot en met 4.3 is de FML van 26 juli 2012 naar het oordeel van de rechtbank niet zorgvuldig opgesteld. Daarmee is de medische grondslag van het bestreden besluit ondeugdelijk. Hieruit volgt dat ook de arbeidsdeskundige grondslag van het bestreden besluit gebrekkig is. Het beroep is dus gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5.1.
Voorafgaand aan een door verweerder nieuw te nemen besluit zal de bezwaarverzekeringsarts opnieuw een FML dienen op te stellen en in een bijbehorende rapportage uitvoerig moeten motiveren op welke wijze de bevindingen en conclusies van het expertiserapport in de FML tot uitdrukking zijn gebracht. De rechtbank verwijst nog eens met name naar haar overwegingen hiervoor onder 4.1 tot en met 4.3.
5.2.
Voor het geval een nieuwe FML mocht leiden tot een arbeidsdeskundige beoordeling waarbij dezelfde functies als thans aan de schatting ten grondslag worden gelegd, overweegt de rechtbank het volgende.
5.3.
De functie “bezorger pakketten, tijdschriften ed. (auto)” bestaat voor 50% uit het bezorgen van mappen bij klanten. Hieruit volgt dat een relevant deel van de functie bestaat uit klantcontacten. Groenendijk heeft verweerder nadrukkelijk gewaarschuwd voor het risico op ernstige agressie bij klantcontacten. Gelet hierop lijkt deze functie ongeschikt voor eiser. In de functies “productiemedewerker voedingsmiddelenindustrie” en “productiemedewerker hout en bouw” is sprake van een eigen afgebakende deeltaak. In deze functies is echter wel overleg onderscheidenlijk afstemming met collega’s vereist. De rechtbank vraagt zich af of eiser, gelet op de conclusies van het expertiserapport, hiertoe in staat moet worden geacht.
6.1.
De gebreken in het bestreden besluit kunnen alleen door verweerder worden hersteld. De rechtbank kan niet zelf eisers recht op een WAO-uitkering per 29 september 2007 vaststellen. Deze uitspraak is inmiddels wel de derde uitspraak in het geschil over de vraag of eiser per die datum toegenomen arbeidsongeschikt moet worden geacht. Gelet hierop en de eerdere standpunten van de bezwaarverzekeringsarts, ziet de rechtbank geen aanleiding voor toepassing van een bestuurlijke lus.
6.2.
Gezien de duur van deze procedure - met inmiddels een derde rechterlijke uitspraak waarin verweerder wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser - ziet de rechtbank aanleiding verweerder op te dragen binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op eisers bezwaar, met inachtneming van deze uitspraak en daarbij te bepalen dat verweerder aan eiser een dwangsom verbeurt van € 100,- per dag zolang hij niet voldoet aan deze uitspraak, tot een maximumbedrag van € 10.000,-.
7.
Eiser heeft verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Niet in geschil is dat sprake is van zo’n overschrijding. Na de uitspraak van de rechtbank van 3 mei 2012 heeft verweerder de aan hem toe te rekenen overschrijding van de termijn tot die datum aan eiser vergoedt. De periode vanaf de datum van de vorige uitspraak tot de datum van de huidige uitspraak is een verdere overschrijding, die ook aan verweerder moet worden toegerekend. Deze periode bedraagt een jaar en ruim drie maanden. Gelet hierop stelt de rechtbank de hoogte van de schadevergoeding vast op € 1.500,-.
8.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 944,- (1 punt voor indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 472,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- per dag verbeurt zolang hij niet voldoet aan deze uitspraak, tot een maximumbedrag van € 10.000,-;
- veroordeelt verweerder tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 1.500,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 944-;
- bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 42,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van D.M.M. Luijckx, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2013.
griffier rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
afschrift verzonden aan partijen op: