In deze zaak gaat het om een bezwaarschrift dat op 7 augustus 2013 is ingediend door mr. R.J. van Eenennaam, advocaat te Den Haag, namens de bezwaarde, geboren op een onbekende datum en plaats. Het bezwaarschrift is ingediend tegen een beslissing van de rechter-commissaris van 1 augustus 2013, waarin verzoeken van de verdediging tot het doen van bepaalde nadere onderzoekshandelingen zijn afgewezen. De rechtbank heeft op 14 augustus 2013 de zaak behandeld, waarbij de bezwaarde, zijn raadsman en de officier van justitie zijn gehoord. De rechtbank heeft de relevante stukken, waaronder het strafdossier en het bezwaarschrift, in overweging genomen.
De rechtbank overweegt dat de bezwaarde ontvankelijk is in zijn bezwaarschrift, ondanks dat de eerste afdeling van de Derde Titel van het Wetboek van Strafvordering niet expliciet vermeldt dat een bezwaarschrift kan worden ingediend tegen beslissingen van de rechter-commissaris. De rechtbank stelt dat de zittingsrechter de rechter-commissaris de opdracht heeft gegeven om nader vooronderzoek te verrichten, wat feitelijk niet verschilt van een vooronderzoek vóór dagvaarding. Hierdoor kan de verdediging een bezwaarschrift indienen tegen beslissingen van de rechter-commissaris, wat in lijn is met de redelijke wetstoepassing.
De rechtbank heeft ook het oordeel van de rechter-commissaris beoordeeld, die verzoeken van de bezwaarde gedeeltelijk heeft toegewezen, maar het verzoek om drie getuigen te horen heeft afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat de rechter-commissaris voldoende heeft toegelicht waarom deze getuigen niet gehoord hoeven te worden, en dat de bezwaarde niet in zijn verdediging wordt geschaad door deze beslissing. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het bezwaarschrift ongegrond, maar bevestigt wel de ontvankelijkheid van de bezwaarde in zijn bezwaarschrift.