In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 april 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst/Douane. De eiseres, [X] B.V., had een naheffingsaanslag accijns minerale olie ontvangen over de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 mei 2010, ter hoogte van € 36.500, plus € 3.961 aan heffingsrente. De naheffingsaanslag was gebaseerd op een controle die had plaatsgevonden, waarbij verschillen in de voorraad en uitslag van minerale olie waren geconstateerd. Eiseres stelde dat zij op basis van eerdere controle rapporten het vertrouwen had gekregen dat haar werkwijze voor het meten van de olie goedgekeurd was door de Belastingdienst.
De rechtbank oordeelde dat eiseres niet het gewettigd vertrouwen had kunnen ontlenen aan de eerdere controles. De rechtbank stelde vast dat de controle die leidde tot de naheffingsaanslag niet de goedkeuring van de door eiseres gevolgde werkwijze inhield. De rechtbank concludeerde dat de door eiseres toegepaste methode voor het meten van de temperatuur van de olie niet correct was en dat dit leidde tot een te lage accijnsbetaling. De rechtbank verwierp het beroep van eiseres en verklaarde de naheffingsaanslag terecht opgelegd.
De rechtbank benadrukte dat de discussie tussen partijen over de wijze van meten en de communicatie van de Belastingdienst niet voldoende was om het vertrouwen van eiseres te rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.